ECLI:NL:RBGEL:2019:6202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
C/05/362935/KZ RK 19-195
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van alle rechters van de rechtbank Gelderland op basis van vermeende vooringenomenheid en gebrek aan vertrouwen

In deze zaak heeft verzoeker op 29 november 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen alle rechters van de rechtbank Gelderland. Hij stelt dat hij geen vertrouwen meer heeft in de onafhankelijkheid van de rechters, en dat er sprake is van vooringenomenheid en druk vanuit het Openbaar Ministerie. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het niet is gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechters in gevaar zouden kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van specifieke omstandigheden die objectief gerechtvaardigd zijn. Het enkele feit dat verzoeker geen vertrouwen heeft in de rechters van de rechtbank Gelderland is onvoldoende voor een wrakingsverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van zijn wrakingsbevoegdheid, omdat zijn verzoek niet gericht was op de specifieke rechters die zijn zaak behandelen, maar op een algemene opvatting over de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Daarom is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/362935 / KZ RK 19-195
Beslissing van 9 december 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verweerder],
[adres verweerder],
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. J.M.J.M. Doon, mr. S.C.A.M. Janssen en mr. C.C.M. Poland,
rechters van deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schrijven van verzoeker ingediend op 29 november 2019 en het proces-verbaal van
2 december 2019 waaruit een bevestiging blijkt van het wrakingsverzoek en waarin de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de elektronische berichten van verzoeker van 3 december 2019, 5 december 2019 en
6 december 2019.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van alle rechters van deze rechtbank in de zaken met de nummers 05/148531-19 en 05/145336-19 tegen verzoeker als verdachte.
2.2
In zijn schrijven van 29 november 2019 heeft verzoeker aangegeven alle rechters in dienst van de rechtbank Gelderland te wraken wegens kennelijk een veel te grote druk en vooringenomenheid. Verzoeker stelt zijn vertrouwen in de politie en justitie volledig te zijn verloren. Voorts heeft verzoeker blijkens het proces-verbaal van 2 december 2019 het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker stelt - kort samengevat - dat het Openbaar Ministerie sinds september 2015 aantoonbaar partijdig en grof nalatig is jegens verzoeker. Daarnaast heeft verzoeker sinds 2015 met de rechtbank Gelderland van doen en is er een belaging gaande. Verzoeker wenst om die reden dat zijn aangiftes tegen onder meer het Openbaar Ministerie en de zaken tegen verzoeker worden behandeld door de rechtbank in Den Haag.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Uit het proces-verbaal van wraking in samenhang met het daaraan gehechte stuk dat verzoeker heeft ingediend op 29 november 2019, blijkt dat verzoeker alle rechters van de rechtbank Gelderland wraakt en dat het verzoek niet tegen de drie voornoemde rechters als zodanig is gericht. Voorts blijkt dat het verzoek daarop is gebaseerd dat verzoeker onvoldoende vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van de rechters in de rechtbank Gelderland.
3.3
Voor een dergelijk verzoek biedt de wet geen grondslag. Wrakingsverzoeken kunnen alleen gericht zijn tegen rechters die een bepaalde zaak behandelen (artikel 512 Wetboek van Strafvordering) en niet tegen alle rechters bij een rechtbank. Bovendien kan het verzoek alleen gebaseerd worden op concrete feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn niet aangevoerd voor zover het de drie voornoemde rechters betreft. Het enkele feit dat deze rechters, rechters zijn in de rechtbank Gelderland en verzoeker geen vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van de rechters in deze rechtbank, levert geen grond op voor wraking. De verzoeker stelt zelf ook niets tegen de rechters persoonlijk te hebben. De rechtbank begrijpt de grieven van verzoeker zo dat deze zich met name richten op het doen en nalaten van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de afgelopen jaren in zijn richting. De rechtspraak is echter een onafhankelijke staatmacht en maakt geen deel uit van het OM. Gedragingen van het OM raken dan ook niet de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak in het algemeen of de rechtbank Gelderland in het bijzonder.
3.4
Op 3 december 2019, 5 december 2019 en 6 december 2019, zijn door verzoeker nog aanvullende berichten gestuurd naar de rechtbank Gelderland. Voor zover verzoeker hierin ook verzoekt om alle rechters van deze rechtbank en de leden van het college van de wrakingskamer van deze rechtbank te wraken, moet worden vastgesteld dat dit niet is gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van deze rechters. Wederom geldt dat verzoeker kennelijk geen vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van rechters in het algemeen, hetgeen geen grond voor wraking oplevert.
3.5
Bij deze stand van zaken moet verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan de inhoudelijke behandeling kan dus niet worden toegekomen, zodat er voor een mondelinge behandeling ter terechtzitting geen grond is.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van de wrakingsmogelijkheid, omdat hij slechts redenen blijft aanvoeren die niet zien op de rechters die zijn zaak behandelen maar die zijn terug te voeren op zijn kennelijke algemene opvattingen over zowel politiek, OM als rechtspraak. Nu dit misbruik geconstateerd is, zal de rechtbank bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak, ook wanneer hij zich beroept op nieuwe feiten en omstandigheden, niet in behandeling zal worden genomen (515 Sv).

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoeker (kennelijk) niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. L.J.P. Lambooij, voorzitter, en mrs. O. Nijhuis en P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op 9 december 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.