ECLI:NL:RBGEL:2019:6193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
NL19.10558
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot correctie belastingaangifte na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de uitvoering van afspraken die zijn gemaakt in een echtscheidingsconvenant met betrekking tot de belastingaangifte over het jaar 2016. De man vordert dat de vrouw haar belastingaangifte corrigeert, omdat hij van mening is dat zij zich niet aan de afspraken heeft gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen uit het convenant, omdat zij zonder overleg met de man haar aangifte heeft ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat de gevorderde wijziging van de aangifte door de vrouw zal leiden tot de acceptatie van zijn eigen aangifte en de teruggave van het door hem verwachte bedrag. De rechtbank wijst de vordering van de man af en compenseert de proceskosten, zodat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL19.10558
Vonnis van 20 november 2019
in de zaak van
[naam eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. Patist in Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tegen
[naam verweerster],
wonend in [woonplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.M.H. Nelissen in Houten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met producties 1 tot en met 24;
  • het verweerschrift met producties A tot en met C;
  • de brief van 3 september 2019 met bijlagen, tevens spreekaantekeningen, zijdens de man met producties 25 tot en met 30;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 17 september 2019;
  • de berichten van partijen van 8 oktober 2019.
1.2.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd om de zaak in onderling overleg te regelen. Tijdens de zitting leek het alsof zij er vrijwel uit waren, maar uit de nadere berichten van partijen van 8 oktober 2019, blijkt dat zij geen overeenstemming hebben bereikt. Daarom is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Uit het huwelijk zijn [naam kind] (nu 19 jaar oud) en [naam kind] (nu 12 jaar oud) geboren.
2.2.
Op 10 oktober 2016 is het huwelijk van partijen ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
In verband met de scheiding hebben partijen afspraken met elkaar gemaakt over onder meer de financiële afwikkeling van hun huwelijk. Die afspraken zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Voor deze zaak is van belang wat er staat in artikel 4.10 van het convenant:
De aanslagen inkomstenbelasting betrekking hebbend op de huwelijkse jaren tot de datum van levering van de echtelijke woning aan de vrouw komen voor rekening van beide partijen ieder voor de helft. Eventuele teruggaven over deze periode zullen door partijen bij helfte worden gedeeld. Partijen zullen ervoor zorgen de aangifte over het jaar 2016 in overleg met elkaar wordt gedaan of zij zullen deze laten opstellen. In hun interne verhouding zal een verrekening volgen zodat de hypotheekrente-aftrek gezamenlijk is tot de datum van levering van de woning en dat bijvoorbeeld de door de vrouw te betalen boeterente uitsluitend door haar fiscaal kan worden afgetrokken. (…)
2.4.
Het eigendomsaandeel van de man in de voormalige echtelijke woning is op
4 november 2016 aan de vrouw geleverd.
2.5.
In een e-mail van 19 april 2017 heeft de vrouw aan de man geschreven:
Bij mijn belastingaangifte heb ik 50% van de betaalde rente in 2016 over de oude hypotheek meegenomen gedurende de periode vanaf 1 januari tot de datum van de aflossing. Verder zijn in de aangifte geen andere aftrekposten over welk onderwerp dan ook meegenomen. Je kunt dus je eigen belastingaangifte invullen.
2.6.
De aangifte inkomstenbelasting 2016 van de vrouw is door de Fiscus geaccepteerd. Die van de man is geweigerd. De aangifte van de vrouw is inmiddels in onderzoek na vragen van de man daarover.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – samengevat weergegeven – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vrouw te bevelen om haar (eerdere) aangifte IB 2016 richting de Belastingdienst te corrigeren c.q. te wijzigen, met dien verstande dat (ten opzichte van de door haar gedane aangifte):
- daarin – overeenkomstig de feitelijke situatie – als uitgangspunt staat dat de man geheel 2016 ingeschreven is geweest op het adres [woonadres] (hetgeen in de door de vrouw gedane aangifte foutief is ingevuld bij de vraag over ‘Partner’);
- daarin de man als fiscale partner wordt aangemerkt (anders dan de vrouw in haar aangifte heeft opgenomen), nu partijen het gehele jaar gezamenlijk op het adres van de voormalige echtelijke woning ingeschreven hebben gestaan;
- de echtscheidingsdatum wordt gecorrigeerd naar 10 oktober 2016, in plaats van de foutief ingevulde 3 oktober;
- daarin de correcte WOZ-waarde van de voormalige echtelijke woning wordt vermeld, namelijk € 338.000 (conform de aanslag lokale belastingen 2016 BSR of www.wozwaardeloket.nl en niet € 344.000);
te bepalen dat de vrouw de gecorrigeerde aangifte zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week na dit vonnis door indiening bij de Belastingdienst dient te doen, onder gelijktijdige verstrekking aan de man;
te bepalen dat de vrouw na ontvangst van de (gecorrigeerde) aanslag IB 2016 van de Belastingdienst onmiddellijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van de aanslag een kopie aan de man dient te zenden c.q. te verschaffen;
te bepalen dat de vrouw zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van de gecorrigeerde aanslag IB 2016 aan de man voldoet een bedrag ter grootte van de helft van hetgeen per saldo resulteert uit de aanslagen IB 2016 die aan de vrouw zijn opgelegd (met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met het ten gunste van partijen gezamenlijk komen van de hypotheekrenteaftrek van de gezamenlijke hypotheek die met de voormalige echtelijke woning samenhangt over de periode vanaf 1 januari 2016 tot en met
5 november 2016 en hetgeen betrekking heeft op de overname en financiering door de vrouw, waaronder de hypotheekrenteaftrek over het tijdvak vanaf 6 november 2016 tot en met 31 december 2016 ten gunste van de vrouw komt);
te bepalen dat de vrouw op het niet of niet tijdig nakomen van hetgeen in a tot en met d is gevorderd een dwangsom aan de man dient te voldoen van € 2.500 per dag(deel) dat zij in gebreke blijft;
de vrouw te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 2.482,92;
de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en vraagt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten en nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of de vrouw (voldoende) is nagekomen wat partijen in het convenant hebben afgesproken over het doen van aangifte inkomstenbelasting 2016. Voor zover wordt geoordeeld dat de vrouw tekortgeschoten is in de verplichting die voortvloeit uit het convenant, is de vraag wat zij kan en moet doen om de tekortkoming te herstellen ten opzichte van de man.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw inderdaad niet aan haar verplichting heeft voldaan. In artikel 4.10 van het convenant staat namelijk dat partijen de belastingaangifte in onderling overleg zouden doen, dan wel dat zij die aangifte zouden laten opstellen. De vrouw heeft niet betwist dat dit inhield dat partijen niet ieder apart aangifte zouden doen, maar ofwel samen (door bijvoorbeeld een belastingadviseur) ofwel in overleg (dus de aangiften op elkaar afstemmen). Dit is niet gebeurd. Uit de e-mail die hiervoor onder 2.5 is geciteerd, blijkt dat de man bij de vrouw heeft gevraagd hoe zij aangifte zouden doen. De vrouw had toen echter al zelf belastingaangifte had gedaan, zonder dat zij daaraan voorafgaand overleg met de man had gehad.
4.3.
De vrouw is dus tekortgeschoten in de nakoming van de in artikel 4.10 van het convenant neergelegde verplichting. De vrouw heeft gezegd dat dit komt omdat zij niet in overleg met de man durfde te gaan. Dit kan zo zijn, maar op grond van het convenant mocht de man dit overleg wel van de vrouw verwachten dan wel dat de vrouw een manier zou voorstellen om zonder rechtstreeks overleg toch de afspraak na te komen.
4.4.
Vanwege dit oordeel komt de vraag aan de orde wat de man nu van de vrouw kan verwachten om haar tekortkoming te herstellen. De man wil dat de vrouw een gecorrigeerde belastingaangifte indient, volgens hetgeen de man heeft gevorderd zoals hiervoor onder 3.1.a weergegeven. De man wil dat de vrouw het bedrag van de aanslag die dan volgt met hem deelt.
4.5.
De man heeft echter niet kunnen uitleggen waarom de wijziging van de aangifte door de vrouw op de door hem genoemde punten zal leiden tot acceptatie van de door hem gedane aangifte. Deze is namelijk niet geweigerd omdat die op de door de man genoemde punten afwijkt van die van de vrouw, maar omdat de man ten onrechte honderd procent van de hypotheekrenteaftrek heeft opgevoerd.
Nog belangrijker is dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat de gevorderde gewijzigde aangifte door de vrouw zal leiden tot een belastingteruggave gelijk aan de te verwachten teruggave indien partijen in onderling overleg dan wel gezamenlijk aangifte zouden hebben gedaan. Want daar is het de man uiteindelijk om te doen. Hij stelt in feite dat hij op grond van de huidige aangiften in het bedrag aan teruggave tekort komt, conform zijn (voorlopige) berekening als door hem overgelegd als productie 28.
4.6.
De vordering van de man komt erop neer dat de vrouw aangifte moet doen volgens wat de man juist vindt. De rechtbank vindt echter op grond van het voorgaande dat de man niet goed genoeg heeft onderbouwd dat hij voldoende belang heeft bij deze vordering in die zin dat deze leidt tot het door hem gewenste resultaat, te weten acceptatie van zijn eigen aangifte en teruggave van het door hem verwachte bedrag. Dus is onvoldoende gebleken dat de gevolgen van de tekortkoming kunnen worden hersteld dan wel gecompenseerd als de vordering wordt toegewezen. De man zal zelf op de (volgens hem) juiste wijze aangifte moeten doen en vervolgens kan, al dan niet na correctie door de Belastingdienst van de aangifte van de vrouw die in onderzoek is, na acceptatie van beide aangiften bekeken worden welke bedragen de belastingaanslagen behelzen. Vervolgens kan volgens hetgeen is afgesproken in het convenant worden verrekend en niet, zoals de man lijkt te vorderen, eerst afrekening van het bedrag van de aan de vrouw opgelegde aanslag separaat.
4.7.
Als de man dan een bedrag tekort komt, is de vrouw gehouden dit bedrag te vergoeden in verband met haar tekortkoming als hiervoor beschreven. Partijen hebben na de zitting ook geprobeerd langs die lijnen tot overeenstemming te komen, maar dat is niet gelukt. De man heeft daarna zijn eis niet gewijzigd, dus de rechtbank moet oordelen over de vordering zoals die in de procesinleiding staat. Voor toewijzing daarvoor ziet de rechtbank zoals gezegd onvoldoende grond. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.8.
In zaken tussen partijen die getrouwd zijn geweest, wordt normaal gesproken geoordeeld dat zij ieder hun eigen proceskosten moeten dragen. Dit heet compensatie van kosten. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak anders te oordelen en zal daarom tot bedoelde compensatie beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en op 20 november 2019 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. S. Kropman.