ECLI:NL:RBGEL:2019:6188

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
05/880382-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor afpersing en diefstal met geweld in Apeldoorn

Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van afpersing, diefstal met geweld en diefstal met een valse sleutel. De rechtbank heeft de man veroordeeld voor het geweldsdelict dat plaatsvond op 20 maart 2019, waarbij hij een slachtoffer in haar woning overviel. De verdachte heeft het slachtoffer met geweld gedwongen om haar bankgegevens en pincodes prijs te geven. Tijdens de overval heeft hij het slachtoffer vastgebonden en haar hoofd meerdere keren tegen de grond geslagen, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, een bedrag van € 70,- en een aantal bankpassen en een mobiele telefoon heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het gebruik van een mes, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.230,04, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880382-19
Datum uitspraak : 23 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsvrouw: mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 augustus 2019, 12 november 2019 en 10 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2019 te Apeldoorn in een woning (gelegen aan het [adres 2] ) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de toegangscode(s) voor zowel de telefoon als ook de ABN/AMRO-app (welke op voornoemde telefoon is geïnstalleerd) en/of de pincode van de bankpas (ABN), in elk geval enig goed en/of enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten euro 70,-- en/of een ABN/AMROBank pinpas bankpas en/of een mobiele telefoon en/of een ING-bank creditcard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke afpersing en/of diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die afpersing en/of diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte
- die [slachtoffer] pardoes/onverhoeds van achteren om de nek heeft vastgepakt/vast gegrepen en/of naar/tegen de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) naar de keuken heeft gesleurd/gesleept en/of
- die [slachtoffer] op dwingende toon gesommeerd op de grond te blijven liggen en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer] een (groot) mes, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, heeft getoond/voorgehouden en/of
- zijn -verdachtes- knie tegen/in de rug van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- de handen van die [slachtoffer] heeft vastgetaped/geboeid op haar rug en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten (terwijl deze geboeid op de grond lag) en/of
- ( toen die [slachtoffer] niet antwoordde op de vraag van verdachte naar de code van de telefoon van die [slachtoffer] ) die [slachtoffer] bij de haren heeft gepakt/gegrepen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met het hoofd tegen de grond heeft geslagen en/of geduwd/gedrukt en/of
- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende toon heeft gezegd/geroepen(zakelijk weergegeven) "je kan beter meewerken, anders steek ik je" en/of
- aan/tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende toon heeft gevraagd/geroepen (zakelijk weergegeven) "waar zijn de bankpassen?" en/of "wat zijn de pincodes?";
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 20 maart 2019 te Apeldoorn (telkens) een hoeveelheid geld (te weten (in totaal) euro 4.000,--), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of de ABN/AMRObank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen uit geldautomaten van de ABN/AMRO-bank (te weten aan de Eglantier en/of het Operaplein) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid geld voornoemd onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (met behulp van geweld) gestolen (ABN-AMRO)bankpas.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat − anders dan aangeefster heeft verklaard − verdachte het hoofd van aangeefster eenmaal naar de grond heeft geduwd en dat dit zonder fors geweld gebeurde. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte een mes bij zich had, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij moet worden gesproken. Ten slotte heeft de raadsvrouw gesteld dat het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 als voortgezette handelingen moeten worden beschouwd. Voor het overige erkent verdachte dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte op 20 maart 2019 binnenliet in haar woning, gelegen aan het [adres 2] in Apeldoorn. Ze voelde dat verdachte haar van achteren om haar nek vastpakte en naar de grond trok. Ze voelde een knie in haar rug en merkte dat verdachte haar handen op haar rug vastbond met tape. Verdachte sommeerde haar om op de grond te blijven liggen. Verdachte pakte haar mobiele telefoon van de tafel in de achterkamer. Verdachte ging weer op aangeefster zitten terwijl ze nog op de grond lag. Verdachte vroeg om de pincode van haar telefoon. Omdat aangeefster niets zei, pakte verdachte haar bij haar hoofd en sloeg haar hoofd drie of vier keer keihard tegen de grond. Ze voelde pijn en zag bloed uit haar hoofd stromen. Aangeefster gaf verdachte de pincode van haar telefoon en ook die van haar ABN AMRO app. Verdachte vroeg: “waar zijn de bankpassen?” Op aanwijzen van aangeefster pakte verdachte haar portemonnee uit een tas, haalde daaruit diverse pasjes en vroeg om de pincodes. Aangeefster gaf verdachte de pincode van haar ANB AMRO bankpas. [2] Verdachte heeft de ABN AMRO bankpas, een ING creditcard, de mobiele telefoon van aangeefster en
€ 70,- meegenomen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 maart 2019 bij aangeefster aanbelde. Hij heeft haar van achteren bij haar nek gepakt en naar de grond gewerkt. [4] Verdachte is op de rug van aangeefster gaan zitten en heeft haar armen met tape vastgebonden. [5] Verdachte pakte de telefoon van aangeefster van een tafel en vroeg haar om de code. Omdat aangeefster die niet wilde geven, heeft hij haar haren vast gepakt en haar hoofd naar de grond geduwd. Aangeefster was hierna wel bereid om mee te werken en heeft de codes gegeven. [6] Verdachte kon de ABN AMRO app openen en heeft de opnamelimiet verhoogd. Vervolgens vroeg verdachte om de portemonnee en pincodes van aangeefster. Verdachte heeft passen van de ING en ABN AMRO bank en ook de mobiele telefoon van aangeefster meegenomen. [7]
Het letsel van aangeefster is onderzocht. Op haar voorhoofd is een huiddefect ontstaan van ongeveer 1 centimeter breed en 1,5 centimeter lang. Over bijna de gehele linkerzijde van haar gezicht was een onderhuidse bloeding te zien. Ook was het gezicht van aangeefster gezwollen. Op de kin van aangeefster waren een tweetal onderhuidse bloedingen te zien. [8]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Dit geldt ook voor het ten laste gelegde geweld op aangeefster. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij het hoofd van aangeefster niet meermalen tegen de grond heeft geslagen, niet aannemelijk gelet op de verklaring van aangeefster en het door haar opgelopen letsel. Dat aangeefster een kwetsbare huid heeft, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, doet daar niet aan af. Het letsel moet immers, ook bij een kwetsbare huid, zijn ontstaan door een van buitenaf inwerkende kracht. Een enkele duw naar de grond is daartoe onvoldoende. Bovendien bevinden de letsels zich op meerdere plekken van haar hoofd, hetgeen zich slecht laat verklaren door één keer duwen.
De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging met betrekking tot het gebruik van een mes. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een groot mes bij zich had waarmee hij haar bedreigde. De rechtbank overweegt dat het dossier geen ondersteunend bewijs bevat waaruit dit blijkt. Verdachte heeft namelijk ontkend dat hij een mes bij zich had en in de woning van aangeefster of bij verdachte is geen mes aangetroffen waarmee de bedreigingen zouden zijn uitgevoerd.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 203;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 409 en 410; en
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 429 en 430.
Omtrent het verweer van de raadsvrouw dat het ten laste gelegde onder de feiten 1 en 2 als voortgezette handelingen moeten worden aangemerkt overweegt de rechtbank dat verdachte, nadat hij de bankpas en pincode van aangeefster had weggenomen, op zijn fiets is gestapt en naar pinautomaten ruim een kilometer verderop is gefietst. Dit vond plaats ongeveer 10 minuten na de overval. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten (het wegnemen van de bankpas met pincode en het pinnen van geld met de bankpas) door tijd en plaats zodanig ver van elkaar verwijderd dat niet gesproken kan worden van één wilsbesluit. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks20 maart 2019 te Apeldoorn in een woning (gelegen aan het [adres 2] ) met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de toegangscode
(s
)voor zowel de telefoon als ook de ABN AMRO-app (welke op voormelde telefoon is geïnstalleerd) en
/ofde pincode van de bankpas (ABN AMRO),
in elk geval enig goed en/of enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten euro 70,-- en
/ofeen ABN AMRO Bank
pinpasbankpas en
/ofeen mobiele telefoon en
/ofeen ING-bank creditcard,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke afpersing en
/ofdiefstal werden voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die afpersing en
/ofdiefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en), dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] pardoes/onverhoeds van achteren om de nek heeft vastgepakt
/vast gegrepenen
/ofnaar
/tegende grond heeft gewerkt
en/of (vervolgens) naar de keuken heeft gesleurd/gesleepten
/of
- die [slachtoffer]
op dwingende toongesommeerd op de grond te blijven liggen en
/of
-
(daarbij) aan die [slachtoffer] een (groot) mes, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, heeft getoond/voorgehouden en/of
- zijn -verdachtes- knie
tegen/in de rug van die [slachtoffer] heeft gezet en
/of
- de handen van die [slachtoffer] heeft vast getapet
/geboeidop haar rug en
/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten
(terwijl deze geboeid op de grond lag)en
/of
- ( toen die [slachtoffer] niet antwoordde op de vraag van verdachte naar de code van de telefoon van die [slachtoffer] ) die [slachtoffer] bij de haren heeft gepakt
/gegrepenen
/ofdie [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)met het hoofd tegen de grond heeft geslagen
en/of geduwd/gedrukten
/of
-
tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende toon heeft gezegd/geroepen(zakelijk weergegeven) "je kan beter meewerken, anders steek ik je" en/of
- aan
/tegendie [slachtoffer] op dreigende/intimiderende toon heeft gevraagd
/geroepen(zakelijk weergegeven) "waar zijn de bankpassen?" en
/of"wat zijn de pincodes?";
2.
hij op
een ofmeer tijdstip
(pen
)op
of omstreeks20 maart 2019 te Apeldoorn
(telkens
)een hoeveelheid geld (te weten
(in totaal
)euro 4.000,--),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
en/of de ABN/AMRObank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen uit geldautomaten van de ABN AMRO Bank (te weten aan de Eglantier en
/ofhet Operaplein) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie weg te nemen hoeveelheid geld
voornoemdonder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (met behulp van geweld) gestolen (ABN AMRO) bankpas.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing
en
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden. Naar het oordeel van de officier van justitie past het niet bij de ernst van het feit en de persoon van verdachte om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de raadsvrouw gevraagd een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, in combinatie met het volgen van een door de reclassering voor te stellen behandeltraject.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte heeft bewust een kwetsbaar persoon uitgezocht om de overval op te plegen en heeft zich met een smoes – hij deed alsof hij het slachtoffer kwam interviewen – toegang tot de woning verschaft. Vervolgens heeft hij het slachtoffer naar de grond gewerkt, haar vast getapet, haar hoofd op de grond geslagen en onder andere bankpassen en pincodes van haar afhandig gemaakt. Met de gestolen bankpas heeft hij dezelfde dag € 4.000,- gepind.
Slachtoffers van een dergelijke overval hebben vaak nog lange tijd last van psychische trauma’s als gevolg ervan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in dit specifieke geval aan de orde is. Gelet op het gewelddadige karakter van de afpersing en diefstal is de rechtbank van oordeel dat er een grove inbreuk is gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Het feit vond plaats in de woning van het slachtoffer, een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Ook brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, en in het bijzonder bij het slachtoffer en haar naasten, teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport Pro Justitia van 27 november 2019, opgemaakt door H. Mertens.
Uit het rapport komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat verdachte in de 9 jaren voorafgaand aan het delict een dubbelleven heeft geleid. Deze periode kenmerkte zich door het mislukken van twee studies. Na een tweede mislukte studie is verdachte door leugens en bedrog, waaronder het vervalsen van een HBO-diploma in een dubbelleven verzeild geraakt waarin hij de uitweg niet meer kon vinden. Dit leidde uiteindelijk tot financiële problemen. Verdachte was het zicht op de realiteit kwijt geraakt. Verdachte pleegde de overval om aan geld te komen en om zijn beeld van succesvolle man voor zijn omgeving overeind te houden. Verdachte toont maar in geringe mate berouw en is vooral met zijn eigen situatie bezig. Er is sprake van een fors aantal probleemgebieden bij verdachte, te weten faalangst, extreem vermijdingsgedrag en lage zelfwaardering in contrast met een hoge drang naar dominantie en respect. Er is een verband aanwezig tussen het delict en de problemen van verdachte in de afgelopen 9 jaar, maar er is geen specifieke ernstige psychische stoornis aantoonbaar. Geadviseerd wordt om aan verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen. Wel is behandeling aangewezen en dit zal een kwestie van lange adem worden. Het advies is dan ook om verdachte een intensieve en langdurige ambulante behandeling in een Forensische GGZ-instelling op te leggen.
De rechtbank is gelet op het hiervoor beschreven onderzoek van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
De reclassering onderschrijft in haar rapport van 5 december 2019 het hiervoor vermelde advies van de Pro Justitia rapporteur. De reclassering herkent de gesignaleerde delictgerelateerde problemen en criminogene factoren. De reclassering vermeldt voorts dat hun advies in samenspraak met de Pro Justitia rapporteur tot stand is gekomen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod en overige voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS). Volgens deze oriëntatiepunten is bij een overval in een woning met licht geweld of bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar passend. De rechtbank vindt strafverzwarend dat verdachte een kwetsbaar slachtoffer heeft uitgekozen en dat sprake is geweest van meer dan licht geweld. Anderzijds weegt de rechtbank ook mee dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest en dat hij nadat zijn betrokkenheid aan het licht is gekomen verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt.
Gelet op de problematiek van verdachte, zal de rechtbank, in navolging van het advies van de reclassering, een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen. Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. De rechtbank zal aan de het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht, ambulante behandeling en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat verdachte het slachtoffer, nadat hij zijn straf heeft uitgezeten, zal opzoeken. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijk strafdeel niet het door de reclassering geadviseerde contact- en locatieverbod verbinden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.230,04.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de totale vordering toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde materiële in zijn geheel toewijzen. Deze schade ziet op een bij de overval beschadigde trui (€ 40,-), een beschadigde broek (€ 60,-), beschadigde laarzen (€ 130,-), een gestolen telefoon (€ 163,60) en een betaalde eigen bijdrage aan de zorgverzekering (€ 336,44).
Ook de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.500,- is voor toewijzing vatbaar gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen die dit voor de benadeelde partij heeft (gehad).
De rechtbank zal derhalve in totaal een bedrag van € 3.230,04 toewijzen, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 20 maart 2019.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene- en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie)jaren wordt bepaald;
stelt als (
algemene)voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als
bijzonderevoorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen 2 (twee) werkdagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, Rosariumstraat 41, te Apeldoorn. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door forensische polikliniek De Tender te Apeldoorn, of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich na invrijheidsstelling aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor behandeling;
- volledige openheid verstrekt op het vlak van zijn financiën en zijn daginvulling. Voor zover en zolang de reclassering dat nodig acht, volgt hij de aanwijzingen op deze twee gebieden op en staat hij controle hierop toe. Hij accepteert begeleiding op deze twee gebieden door (een) nader door de reclassering te bepalen instantie(s). Ook verleent hij toestemming, voor zover en zolang de reclassering dat nodig acht, tot wederzijds overleg tussen de reclassering en de hem omringende instanties op deze twee gebieden, alsmede tot wederzijds overleg tussen de reclassering en zijn ouders;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 3.230,04 (drieduizendtweehonderddertig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
€ 3.230,04 (drieduizendtweehonderddertig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
42 (tweeënveertig)dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. A. van der Hilst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600/2019122061 (onderzoek Haflinger), gesloten op 19 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 202 en 203.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 203 en proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 213.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 428 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2019.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 435 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2019.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2019.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 429.
8.Letselverslag betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door R. Meijer, forensisch geneeskundige KNMG, p. 274.