ECLI:NL:RBGEL:2019:612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
05/740182-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking, mishandeling en bedreiging in een relatie met een ex-partner

Op 14 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte uit Lichtenvoorde, die zijn ex-partner langdurig heeft gestalkt. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zijn ex-partner, [slachtoffer 1], gedurende een periode van meer dan een jaar stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Dit resulteerde in meerdere incidenten waarbij de verdachte haar heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank legde een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 137 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet de verdachte zich melden bij de reclassering en meewerken aan een ambulante behandeling. Ook is er een werkstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbiedt om contact op te nemen met [slachtoffer 1] en zich in haar omgeving te begeven voor een periode van drie jaar. Bij overtreding van deze maatregel zal de verdachte twee weken hechtenis krijgen voor elke overtreding. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740182-18
Datum uitspraak : 14 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Raadsman: mr. H.M. Mourik, advocaat te Aalten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 september 2018 en 31 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari
2017 tot en met 27 maart 2018 te Doetinchem en/of Groenlo en/of Noordwijk
en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] (zijn ex-partner), met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen, door meermalen/veelvuldig:
- zich op te houden bij de woning en/of verblijfplaats van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer 1] klem te rijden en/of
- die [slachtoffer 1] op te wachten en/of (proberen) mee te lokken en/of
- door het raam van de woning en/of verblijfplaats van die [slachtoffer 1] te kijken en/of
- te achterhalen waar die [slachtoffer 1] zich op enig moment bevindt en hier
(vervolgens) te verschijnen en/of
- zich (zonder toestemming) toegang tot de woning van die [slachtoffer 1] te
verschaffen en/of (vervolgens) opnameapparatuur in de woning van die
[slachtoffer 1] te plaatsen/verhullen en/of
- brieven te (laten) bezorgen en/of
- in de mailbox van die [slachtoffer 1] te kijken en/of (vervolgens) mails (van de politie) te verwijderen;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans
eenmaal (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) aan de haren te trekken;
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een stoel op/vast te pakken en aan die [slachtoffer 1] te
tonen/voor te houden en (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je kapot" en/of "jij hebt mijn leven kapot gemaakt, daar ga je voor boeten" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 maart 2018 te Groenlo, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met pepperspray in het gezicht te spuiten;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle vier de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende aangevoerd.
Feit 1
De ten laste gelegde periode moet worden ingekort. Pas na het gesprek met de wijkagent op 2 augustus 2017 was immers duidelijk dat aangeefster geen contact wilde met verdachte. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte zich de toegang tot de woning van aangeefster heeft verschaft en daar opnameapparatuur heeft geplaatst.
Feiten 2 en 3
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte tijdens dit incident ook mishandeld is door aangeefster. De verdediging stelt dat er sprake is van een wisselwerking tussen partijen en dat verdachte, net als aangeefster, niet vervolgd moet worden voor deze feiten.
Feit 4
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is van noodweer en dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, maar ook de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Verdachte en [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) hebben een langdurige relatie met elkaar gehad. Deze relatie is uiteindelijk in januari 2017 geëindigd. [slachtoffer 1] doet voor het eerst op 29 juli 2017 aangifte van stalking en belaging door verdachte en zij verklaart daarbij het volgende.
Op 20 februari 2017 boekt [slachtoffer 1] een hotel in Doetinchem voor de nacht van 25 op 26 februari 2017. Uiteindelijk verzet zij deze boeking naar het weekend van 4 op 5 maart 2017. [2] Toen [slachtoffer 1] met haar collega [getuige 1] zat te eten kwam verdachte binnen lopen. Getuige [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer 1] haar vertelde dat zij haar ex had gezien [3] Als [slachtoffer 1] de volgende dag terug gaat naar het hotel laat het personeel haar de boeking van verdachte zien. Verdachte schrijft in deze e-mail: “
Bij de gedane boeking heb ik gevraagd een kamer te reserveren naast (links, rechts of er tegenover) collega mevrouw [slachtoffer 1] wat paste. Mocht dat wederom mogelijk zijn is dat welkom.” [4]
Verdachte heeft over dit weekend verklaard, dat hij inderdaad in Doetinchem was. Het was zijn bedoeling om [slachtoffer 1] in het hotel tegen te komen in de hoop dat hij in gesprek met haar zou komen en de relatie zou kunnen redden. [5]
Op 14 april 2017 ontvangt [slachtoffer 1] een bevestigings e-mail van de politie. Deze e-mail was op 15 april 2017 verdwenen uit haar inbox en uit haar verwijderde items. Verdachte ontkent deze e-mail verwijderd te hebben, maar verklaart tijdens zijn verhoor bij de politie wel dat hij toegang had tot de mailbox van [slachtoffer 1] en dat hij bovendien van deze toegang ook gebruik maakte. [6]
Op 29 mei 2017 zit [slachtoffer 1] op een terras in Varsseveld als verdachte bij haar aan tafel komt zitten. [7] Op 11 juni 2017 is [slachtoffer 1] in Noordwijk met vriendinnen als zij verdachte daar ook ziet lopen. Als zij verdachte daarop aanspreekt en hem vraagt wat hij daar doet, antwoordt hij dat hij daar voor zijn werk is. Getuige [getuige 2] verklaart over dit weekend, dat zij verdachte op verschillende momenten in hun nabijheid heeft gezien. [8]
Op 3 juli 2017 is [slachtoffer 1] bij de [winkel] in Lichtenvoorde als zij door verdachte wordt klem gereden. Verdachte spreekt [slachtoffer 1] aan en vraagt haar wat zij daar doet. [9] Verdachte verklaart bij de politie dat hij [slachtoffer 1] heeft klem gereden, omdat hij had gehoord dat de auto van [slachtoffer 1] op zijn pad had gestaan tijdens zijn vakantie en hij wilde haar daarop aanspreken. [10]
Op 6 juli 2017 zit [slachtoffer 1] op een terras in Groenlo als verdachte naast haar komt zitten. Op 7 juli 2017 fietst verdachte voor haar huis langs en ziet [slachtoffer 1] verdachte vervolgens achter een muurtje staan in de nabijheid van haar woning met uitzicht op haar slaapkamerraam. Op 9 juli 2017 is [slachtoffer 1] op het festival [naam 1] als zij wederom door verdachte wordt aangesproken. [11]
Verdachte ontkent ook niet dat hij op deze verschillende momenten tussen 29 mei 2017 en 9 juni 2017 [slachtoffer 1] heeft opgezocht en heeft geprobeerd in contact met haar te komen. [12]
In oktober 2017 doet [slachtoffer 1] wederom aangifte tegen verdachte.
Op 14 oktober 2017 ontving zij twee brieven van verdachte. In deze brieven schreef verdachte in gesprek te willen met [slachtoffer 1] . Op 15 oktober 2017 treft [slachtoffer 1] verdachte aan op haar dakterras. [13] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in gesprek wilde met [slachtoffer 1] en omdat zij de voordeur niet open deed, hij heeft geprobeerd op een andere manier met haar in contact te komen. [14]
Op 25 maart 2018 is [slachtoffer 1] uit eten in een café in Doetinchem als verdachte ook het café komt binnen lopen. Hij vraagt aan het personeel of hij wat aan [slachtoffer 1] mag afgeven. [slachtoffer 1] gaf aan dat niet te willen. Op dezelfde avond – als [slachtoffer 1] haar fiets pakt om naar huis te gaan – benadert verdachte [slachtoffer 1] wederom. Deze situatie loopt uiteindelijk uit de hand. De rechtbank zal op deze afzonderlijke feiten, die onder 2 en 3 ten laste zijn gelegd, hierna verder ingaan. In ieder geval staat vast dat verdachte ook bij deze gelegenheid [slachtoffer 1] heeft opgezocht.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat verdachte gedurende een periode van ruim een jaar op stelselmatige wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] door:
- zich op te houden bij de woning en verblijfplaats van die [slachtoffer 1] ;
- [slachtoffer 1] te achtervolgen;
- [slachtoffer 1] klem te rijden;
- [slachtoffer 1] op te wachten;
- door het raam van de woning van [slachtoffer 1] te kijken;
- te achterhalen waar [slachtoffer 1] zich op enig moment bevindt en hier (vervolgens) te verschijnen;
- brieven te (laten) bezorgen en in de mailbox van [slachtoffer 1] te kijken.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de aard, de duur, de frequentie en met name ook de intensieve en dwingende wijze waarop verdachte steeds getracht heeft om in contact te komen met [slachtoffer 1] . De aangiftes van [slachtoffer 1] worden op belangrijke onderdelen ondersteund door de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, zoals de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaringen van verdachte zelf.
De relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] was al in januari 2017 beëindigd. Sindsdien heeft [slachtoffer 1] meerdere keren aan verdachte duidelijk gemaakt dat zij geen contact meer met verdachte wilde, onder meer in brief van 16 maart 2017, waarin zij uitdrukkelijk aangeeft dat verdachte haar met rust moet laten. [15] Verdachte stuurt deze brief, samen met een door hem geschreven brief waarin hij aangeeft dat hij wel weet wat de strekking van haar brief is, ongeopend aan [slachtoffer 1] retour. [16]
Ook hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen verdachte en verschillende verbalisanten, onder andere op 21 juli 2017 en op 2 augustus 2017. Het had voor verdachte duidelijk moeten zijn dat [slachtoffer 1] geen contact met hem wilde. Daarmee staat de wederrechtelijkheid van zijn gedragingen vast. De rechtbank zal bovendien voorbij gaan aan het verweer van de verdediging, inhoudende dat de ten laste gelegde periode dient te worden verkort.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte zich zonder toestemming de toegang tot de woning van [slachtoffer 1] heeft verschaft en/of dat hij opnameapparatuur in de woning van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst of verhuld, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feit 2 en 3
Op 25 maart 2018 wilde [slachtoffer 1] haar fiets pakken om naar huis te gaan, nadat zij een hapje was gaan eten in Doetinchem. Net toen zij haar fiets van het slot haalde, kwam verdachte er aan. Er ontstond een woordenwisseling, waarbij verdachte haar hardhandig vastpakte en haar aan de haren trok. In haar aangifte verklaart [slachtoffer 1] ook nu nog pijn en hinder te ondervinden van de daden van verdachte. Vervolgens pakte verdachte een stoel die daar stond en maakte aanstalten om [slachtoffer 1] daarmee te slaan. Verdachte bedreigde volgens [slachtoffer 1] haar daarbij met de woorden: ‘Ik maak je kapot’. [17] Van wat er tussen [slachtoffer 1] en verdachte is voorgevallen zijn video-opnamen gemaakt. Deze videobeelden zijn bekeken door verbalisant [naam 2] . In het daarover opgemaakte proces-verbaal schrijft verbalisant [naam 2] , dat op de beelden te zien is dat verdachte [slachtoffer 1] vast pakt en haar weer terug trekt. Hij ziet dat [slachtoffer 1] probeert weg te komen, maar dat verdachte haar probeert tegen te houden door haar van achteren vast te pakken, waarbij hij haar ook kort bij haar nek heeft vastgehouden. [18] Ter terechtzitting op 31 januari 2019 heeft verdachte bekend [slachtoffer 1] aan de haren te hebben getrokken. [19]
Verbalisant [naam 3] heeft ook de videobeelden bekeken. Hij beschrijft op de beelden te zien dat verdachte een stoel dreigt op te pakken en te gooien. [20] Getuige [getuige 3] heeft gezien wat er is voorgevallen tussen verdachte en [slachtoffer 1] en verklaart daarover, dat hij de situatie dreigend vond voor de vrouw. Hij zag dat de vrouw de man probeerde te ontlopen. [21] Getuige [getuige 4] verklaart dat zij de man tegen de vrouw hoorde schreeuwen: “Jij hebt mijn leven kapot gemaakt, daar ga je voor boeten” of woorden van gelijke strekking. [22]
Conclusie ten aanzien van feit 2 en 3
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met kracht vast te pakken en aan de haren te trekken en dat hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en verklaard dat verdachte meerdere malen met pepperspray in zijn gezicht heeft gespoten. Verdachte heeft ook aangifte gedaan tegen [slachtoffer 2] . Verdachte verklaart dat hij eenmaal bij [slachtoffer 2] in de auto in paniek raakte. Hij gebruikte de pepperspray en vervolgens begon [slachtoffer 2] hem te slaan.
Verdachte is kort naar het voorval aangehouden en uit de op dat moment gemaakte foto’s, blijkt dat hij in ieder geval letsel heeft in zijn gezicht. Naast de verklaring van [slachtoffer 2] en verdachte, zijn er slechts de verklaringen van getuige [getuige 5] en [getuige 6] als steunbewijs. Beide getuigen hebben het spuiten van de pepperspray zelf en de eventuele mishandeling van verdachte niet waargenomen. Zij kwamen later ter plaatse en hebben daar [slachtoffer 2] aangetroffen en verdachte zien weglopen. Nu op basis van de aanwezige bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld wat zich precies tussen [slachtoffer 2] en verdachte heeft afgespeeld, vindt de rechtbank dit onvoldoende voor een bewezenverklaring en dient verdachte dus van dit feit te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 29 januari
2017 tot en met 27 maart 2018 te Doetinchem en
/ofGroenlo en
/ofNoordwijk
en
/ofelders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] (zijn ex-partner), met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden
en/of vrees aan te jagen, door
meermalen/veelvuldig:
- zich op te houden bij de woning en
/ofverblijfplaats van die [slachtoffer 1] en
/of
- die [slachtoffer 1] te achtervolgen en
/of
- die [slachtoffer 1] klem te rijden en
/of
- die [slachtoffer 1] op te wachten
en/of (proberen) mee te lokkenen
/of
- door het raam van de woning
en/of verblijfplaatsvan die [slachtoffer 1] te
kijken en
/of
- te achterhalen waar die [slachtoffer 1] zich op enig moment bevindt en hier
(vervolgens) te verschijnen
en/of
- zich (zonder toestemming) toegang tot de woning van die [slachtoffer 1] te
verschaffen en/of (vervolgens) opnameapparatuur in de woning van die
[slachtoffer 1] te plaatsen/verhullenen
/of
- brieven te (laten) bezorgen en
/of
- in de mailbox van die [slachtoffer 1] te kijken
en/of (vervolgens) mails (van de
politie) te verwijderen;
2.
hij op
of omstreeks25 maart 2018 te Doetinchem,
althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen, althans
eenmaal(met kracht) vast te pakken en
/of(met kracht) aan de haren te trekken;
3.
hij op
of omstreeks25 maart 2018 te Doetinchem,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een stoel op
/vastte pakken en aan die [slachtoffer 1] te
tonen
/voor te houdenen (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je kapot" en
/of"jij hebt mijn leven kapot gemaakt, daar ga je voor boeten" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het Pro Justitia-rapport van klinisch psycholoog [naam 4] d.d. 21 juli 2018. De conclusie in dit rapport luidt onder meer dat depressieve klachten een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de relatieproblemen en dat de interpersoonlijke dynamiek tussen verdachte en [slachtoffer 1] versterkt is door de persoonlijkheidskenmerken van verdachte. Deze kenmerken hebben een rol gespeeld bij het in stand houden van de behoefte van verdachte om met [slachtoffer 1] in gesprek te komen. Verdachte wordt vanuit gedragsdeskundig oogpunt verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling en aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens geëist dat aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van zijn vrijheid wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor het gebied rond de woning van [slachtoffer 1] , voor een periode van drie jaren en dat vervangende hechtenis voor de duur van telkens twee weken wordt toegepast voor elke keer dat verdachte niet aan de maatregel heeft voldaan. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om – mocht zij tot een bewezenverklaring komen – bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn verricht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 21 december 2018;
- een Pro Justitia-rapportage van [naam 4] , klinisch psycholoog, gedateerd 21 juli 2018;
- een voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland, gedateerd 23 januari 2019.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gedurende meer dan een jaar stalken van de vrouw met wie hij een langdurige relatie heeft onderhouden. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer door [slachtoffer 1] steeds op te zoeken en haar steeds te benaderen. Verdachte handelde slechts vanuit zijn eigen behoefte om [slachtoffer 1] te spreken, terwijl zij hem zowel schriftelijk als mondeling te kennen had gegeven geen contact met hem te willen. Uiteindelijk is het zo hoog opgelopen dat verdachte [slachtoffer 1] tijdens één van de door hem gezochte contactmomenten heeft mishandeld en bedreigd. Dat verdachte het zover heeft laten komen, rekent de rechtbank hem sterk aan. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uit de opgemaakte rapportages blijkt bovendien dat het ten laste gelegde in mindere mate aan verdachte kan worden toegerekend. Daar zal de rechtbank rekening mee houden.
Ondanks dat door de rechtbank één feit minder bewezen is verklaard, dan de officier van justitie als uitgangspunt heeft genomen bij het formuleren van zijn eis, ziet de rechtbank aanleiding ten nadele van de verdachte af te wijken van de eis van de officier. De rechtbank vindt de gevorderde straf onvoldoende recht doen aan hetgeen bewezen is verklaard. Met name de frequentie en de ingrijpendheid van de stalking weegt in dat kader voor de rechtbank zwaar. De rechtbank zal daarom naast de gevorderde – grotendeels – voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte ook een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uren. Om recidive te voorkomen wordt - zoals geadviseerd in de reclasseringsrapportage en de psychologische rapportage - aan de voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet melden bij de reclassering en moet meewerken aan een ambulante behandeling.
Ook ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde maatregel op te leggen. De schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is immers tot twee keer toe opgeheven, omdat verdachte zich niet gehouden heeft aan het als schorsingsvoorwaarde opgelegde contactverbod met [slachtoffer 1] . Om te waarborgen dat verdachte in de nabije toekomst geen contact zoekt met [slachtoffer 1] en opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens haar gedraagt zal de rechtbank daarom een vrijheidsbeperkende maatregel voor de periode van 3 (drie) jaren opleggen, inhoudende dat verdachte zich niet zal begeven of bevinden in de (bebouwde kom van de) stad Doetinchem en zich zal onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende aan de [adres 1] .
De rechtbank beveelt dat 2 weken vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Bovendien zal de rechtbank daarom bevelen dat de maatregel op grond van artikel 38v, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de ten laste gelegde feiten. Door [slachtoffer 1] wordt een bedrag € 396,13 aan materiële schade en een bedrag van € 4.400,-- aan immateriële schade gevorderd. Door [slachtoffer 2] wordt een bedrag van € 124,31 aan materiële schade en een bedrag van € 700,-- aan immateriële schade gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat in het geval van een bewezenverklaring de gevorderde vergoeding van materiële schade dient te worden toegewezen. Voor wat betreft de hoogte van het bedrag aan immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Een en ander met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is, nu verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, althans dat deze dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten met betrekking tot het veiligheidsslot en de hotelovernachting dienen te worden afgewezen, nu geen bewijs bestaat voor de daaraan gerelateerde gebeurtenissen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het immateriële deel dient te worden afgewezen of althans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze te complex is om deze in de onderhavige strafzaak te behandelen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 396,13.
Daarnaast wordt er door de benadeelde partij een bedrag van € 4.400,-- aan immateriële schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit drie afzonderlijke bedragen die elk betrekking hebben op één van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij heeft over de ten laste gelegde feiten verklaard dat zij als gevolg van de stalking en bedreiging veel psychische klachten heeft gekregen. Zo voelt zij zich niet meer veilig in haar eigen huis en is zij wantrouwend geworden naar anderen en voelt zij zich opgejaagd en gestrest. Ten aanzien van de mishandeling heeft zij verklaard pijn te hebben geleden en soms nog steeds lijdt.
De rechtbank houdt bij het begroten van de immateriële schade van [slachtoffer 1] rekening met deze omstandigheden. Anderzijds dient de rechtbank ook rekening te houden met de bedragen die in vergelijkbare zaken aan schadevergoeding zijn toegekend. De rechtbank is van oordeel dat de ten aanzien van het tweede en derde feit gevorderde immateriële schadevergoeding van in totaal € 400,-- dient te worden toegewezen. Ten aanzien van het eerste feit ziet de rechtbank, ondanks dat deze vordering niet is betwist, alles overwegende, aanleiding de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 2.250,--.
De verdachte is voor de schade − naar burgerlijk recht − aansprakelijk. De vordering dient tot een bedrag van € 3.046,13 te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2018.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Nu de verdachte van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan daarom zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
137 (honderdzevenendertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
120 (honderdtwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 legt op de algemene voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt op de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich
uiterlijk binnen 3 dagenna het ingaan van de proeftijd zal melden bij de
Reclassering te Zutphen, aan de [adres 2] (telefoonnummer [telefoonnummer] ) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- wordt verplicht actief mee te werken aan een verwijzing naar en behandeling door een ambulante forensische polikliniek waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden meegegeven;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een werkstraf gedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd van drie jaren niet zal begeven of bevinden in de (bebouwde kom van de) stad Doetinchem en zich in die periode zal onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende aan de [adres 1] ;
 met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
 bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
 met bevel dat de maatregel ex 38v dadelijk uitvoerbaar is;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feit 1, 2 en 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij, van een bedrag van
€ 3.046,13(drieduizendzesenveertig euro en dertien cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
● legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 3.046,13vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
De rechtbank heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2019.
Mr. E.H.T. Rademaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018204114 gesloten op 11 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93 – 101;
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 111 – 112;
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93 – 101;
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 209 – 218;
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 209 – 218;
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93 – 101;
8.Proces-verbaal van verhoor getuigen [getuige 2] , p. 104 – 106;
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93 – 101;
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 209 – 218;
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93 – 101;
12.Verklaringen verdachte ter terechtzitting op 31 januari 2019;
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 102 – 103;
14.Verklaringen verdachte ter terechtzitting op 31 januari 2019.
15.Schriftelijk bescheid, p. 118.
16.Schriftelijk bescheid, p. 119.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 156 – 159.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 161 – 162.
19.Verklaringen verdachte ter terechtzitting op 31 januari 2019.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 178 – 179;
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 180 – 181;