ECLI:NL:RBGEL:2019:6092

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
C/05354308 kg za 19-222
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding tussen ex-partners over eigendom woning

In deze zaak, die op 4 juli 2019 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben twee ex-partners een kort geding aangespannen met betrekking tot de eigendom van een gezamenlijke woning. De vrouw, eiseres in conventie, wenst het eigenaarsdeel van de man in de woning over te nemen, terwijl de man, gedaagde in conventie, de woning wil verkopen. Beide partijen beroepen zich op een eerder vonnis van de rechtbank, maar de rechter oordeelt dat de vorderingen te vroeg zijn, aangezien er hoger beroep loopt tegen het eerdere vonnis. Hierdoor worden de vorderingen van beide partijen afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 juni 2019, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 27 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, waar de vrouw met de kinderen verblijft. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis waarin de woning aan de vrouw was toegedeeld, wat de huidige situatie compliceert.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, maar dat de vordering van de man om de woning te verkopen ook een spoedeisend belang heeft. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter beide vorderingen afgewezen, omdat de termijn voor de vrouw om de woning over te nemen nog niet was gestart door het hoger beroep. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/354308 / KG ZA 19-222
Vonnis in kort geding van 4 juli 2019
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.H. Six-van der Werf te Soest,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.M. Diepeveen-Goldhoorn te Arnhem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding betekend op 11 juni 2019 met producties;
  • de brief met producties zijdens de vrouw van 21 juni 2019;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 26 juni 2019;
  • de e-mail met producties zijdens de vrouw van 26 juni 2019;
  • de mondelinge behandeling op 27 juni 2019;
  • de namens de vrouw voorgedragen pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hadden een samenlevingsovereenkomst.
Uit de relatie zijn op [geboortedatum] geboren:
  • [kind 1] te [geboorteplaats] en
  • [kind 2] te [geboorteplaats] .
De man heeft de kinderen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
De relatie is medio 2016 geëindigd, de man is toen uit de gezamenlijke woning van partijen vertrokken en de samenlevingsovereenkomst is geëindigd.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning gelegen te [adres] (hierna: de woning), waar de vrouw met de kinderen verblijft.
2.4.
Op 31 juli 2018 is door de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem een vonnis gewezen waarin de woning, onder voorwaarden, aan de vrouw is toegedeeld.
2.5.
De woning is op 19 juli 2018 in opdracht van partijen door makelaar J.P.J. De Kleermaeker getaxeerd op een waarde van € 215.000.
2.6.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 31 juli 2018. De vrouw heeft tot 2 juli 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord en mogelijk incidenteel appel.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – dat het eigendomsaandeel van de man in de woning aan haar wordt geleverd.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert – samengevat – dat de woning aan een derde wordt verkocht en de opbrengst bij helfte wordt gedeeld.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en reconventie worden de vorderingen gelijktijdig behandeld.
Het spoedeisend belang
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de kortgedingrechter fungeert als
restrechter in alle zaken met een spoedeisend karakter. Ingevolge het bepaalde in artikel 254
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan men zich tot de
voorzieningenrechter wenden in alle spoedeisende zaken. Indien sprake is
van spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt geëist, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen. Van spoedeisendheid kan worden gesproken, wanneer enerzijds onverwijld handelen geboden is en anderzijds de loop van en de beslissing in de gewone procedure niet kan worden afgewacht.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij kan immers de woning niet geleverd krijgen zonder medewerking van de man. De vrouw is bang dat schuldeisers zich zullen willen verhalen op de nu nog gezamenlijke woning. De man heeft bij zijn reconventionele vordering eveneens een spoedeisend belang, die voortvloeit uit zijn stellingen dat de onverdeeldheid van de woning al te lang duurt.
De vorderingen
5.4.
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen om mee te werken aan het tekenen en passeren van de notariële akte van toedeling, dan wel dit vonnis in de plaats te laten komen van de toestemming van de man. In de door de vrouw overgelegde (concept) notariële akte van toedeling wordt de woning aan de vrouw toegedeeld en is onder M opgenomen dat zij haar vordering op de man verrekent met het bedrag dat zij uit overbedeling aan hem moet voldoen, waarna partijen elkaar finale kwijting verlenen.
5.5.
Uit hetgeen de vrouw ter zitting heeft toegelicht, blijkt dat zij de woning alleen kan overnemen als het aandeel van de man in de overwaarde wordt verrekend met de vordering die de vrouw meent te hebben op grond van het vonnis van 31 juli 2018. Nog los van de vraag of de door de vrouw gestelde te verrekenen bedragen juist berekend zijn, is onzeker of het hof dat vonnis geheel in stand zal laten. De vrouw wil een en ander echter in het kader van de levering in een notariële akte laten vastleggen. De voorzieningenrechter overweegt dat indien de door de vrouw overgelegde concept akte, of een akte met vergelijkbaar gevolg waarop de vrouw kennelijk het oog heeft, nu wordt gepasseerd er een rechtstoestand wordt vastgelegd die onzeker is en bovendien voor de man het risico ontstaat dat hij geen (reële) verhaalsmogelijkheid meer heeft indien in hoger beroep anders wordt beslist. De vordering van de vrouw strekt gezien de hiervoor geschetste omstandigheden te ver, zodat de voorzieningenrechter haar vordering afwijst.
5.6.
De man heeft gevorderd dat de woning aan een derde dient te worden verkocht en geleverd omdat de vrouw de woning niet binnen de periode die zij bij vonnis van 31 juli 2018 heeft gekregen, heeft overgenomen.
5.7.
De voorzieningenrechter wijst deze vordering af. In het vonnis van 31 juli 2018 heeft de rechtbank bepaald: “dat de vrouw binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van de in dit vonnis gegeven beslissingen de woning op haar naam doet stellen onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid”. Doordat de man hoger beroep heeft ingesteld tegen (delen van) het vonnis is het nog niet in zijn geheel onherroepelijk geworden en is de termijn waarbinnen de vrouw de woning kan overnemen nog niet gestart. De voorzieningenrechter ziet in de stellingen van de man geen aanleiding om in afwijking van de in het bodemvonnis gegeven termijn te bepalen dat nu tot verkoop en levering van de woning moet worden overgegaan.
Proceskosten
5.8.
Gelet op de verbroken relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

in conventie en reconventie
De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2019.