ECLI:NL:RBGEL:2019:6014

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
C/05/362260 / KG ZA 19-485
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot stopzetting van handhaving van een besluit tot verwijdering van woonwagens

In deze zaak vorderden eisers, wonende op een woonwagenkamp, de gemeente West Maas en Waal te gelasten de handhaving van een besluit tot verwijdering van woonwagens te stoppen. De eisers stelden dat de handhaving hen direct raakte, omdat de woonwagens waar de vorderingen betrekking op hadden, niet door hen werden bewoond. De rechtbank Gelderland oordeelde dat er geen rechtstreeks belang was voor de eisers, aangezien de woonwagens inmiddels waren verwijderd en de burgemeester had toegezegd dat de zwangere bewoonster van de vijfde woonwagen mocht blijven wonen tot drie maanden na de bevalling. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af, omdat zij niet konden opkomen voor de bewoners van de verwijderde woonwagens. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.619,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 6 december 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/362260 / KG ZA 19-485
Vonnis in kort geding van 6 december 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.A. Berkvens-van Wijk te 's-Hertogenbosch,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL,
zetelend te Beneden-Leeuwen,
gedaagde,
advocaat mr. F.A. Pommer te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 3
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 22 november 2019
  • het op de mondelinge behandeling overgelegde ‘Handhavingsbesluit last onder bestuursdwang’ van de gemeente van 11 september 2017
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] hebben een standplaats op een woonwagenkamp, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Het bestemmingsplan staat niet meer dan vier standplaatsen op het woonwagenkamp toe. Deze vier standplaatsen zijn op dit moment bezet. Op een gegeven moment zijn er naast de vier woonwagens die er al stonden drie woonwagens op het woonwagenkamp bijgeplaatst, hierna te noemen de vijfde, zesde en zevende woonwagen. In de vijfde woonwagen woont de dochter van [eisende partij] Zij is op dit moment hoogzwanger.
2.2.
Bij ‘Handhavingsbesluit last onder bestuursdwang’ van 11 september 2017 (hierna: het besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal [eiser sub 1] en [eiser sub 2] -Swinkels gelast om de op 11 augustus 2017 aangetroffen woonwagen (de vijfde woonwagen) op het perceel aan de [adres] in [woonplaats] te verwijderen en verwijderd te houden. Voorts heeft het college gelast om geen nieuwe woonwagen, caravan of ander gebouw bedoeld om in te wonen op de percelen binnen de bestemming “Woonwagenerf” of op één van de nabijgelegen percelen (nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] of [nummer] ) aan de [adres] in Alphen aan de Maas te plaatsen (hierna: de preventieve last). Het tegen dit besluit door [eisende partij] gemaakte bezwaar bij de gemeente en het door [eisende partij] ingestelde beroep bij de rechtbank zijn ongegrond verklaard. In het hiertegen door [eisende partij] ingestelde hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft de Afdeling het beroep van [eisende partij] ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.
2.3.
Op 20 november 2019 heeft de gemeente de zesde en zevende woonwagen van het terrein aan de [adres] in Alphen aan de Maas (laten) verwijderen. Ten aanzien van de vijfde woonwagen heeft de burgemeester van de gemeente aan de zwangere bewoonster daarvan, [eiser sub 2] , toegezegd dat zij (met haar gezin) in de woonwagen mag blijven wonen tot drie maanden nadat zij is bevallen. Deze woonwagen staat nog op het terrein aan de [adres] in [woonplaats]

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vorderen samengevat – de gemeente te gelasten per omgaande, althans binnen een zodanige termijn als de voorzieningenrechter redelijk acht, de handhaving te stoppen dan wel terug te draaien met een recht op schadevergoeding op het moment dat deze geconcretiseerd is, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen, een en ander vermeerderd met de wettelijke en de proceskosten.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding komen [eisende partij] op tegen de handhaving van het besluit. [eisende partij] vordert dat de handhaving wordt gestopt dan wel wordt teruggedraaid met veroordeling van de gemeente tot het betalen van een schadevergoeding aan [eisende partij]
4.2.
Vaststaat dat de zesde en zevende woonwagen op woensdag 20 november 2019 zijn verwijderd van het terrein aan de [adres] te Alphen aan de Maas. Tevens staat vast dat de burgemeester van de gemeente aan de zwangere bewoonster van de vijfde woonwagen heeft toegezegd dat zij (met haar gezin) in deze woonwagen mag blijven wonen tot drie maanden nadat zij is bevallen. De handhaving van de bestuursdwang is ten aanzien van deze woonwagen dan ook al uitgesteld. Van dreigende verwijdering van de woonwagen is dan ook geen sprake. Voor zover [eisende partij] met hun vorderingen ook hebben willen opkomen tegen de handhaving van de bestuursdwang ten aanzien van de vijfde woonwagen, geldt dan ook dat deze vordering bij gebrek aan spoedeisend belang niet kan worden toegewezen.
4.3.
Het meest verstrekkende verweer van de gemeente komt erop neer dat [eisende partij] geen rechtstreeks belang hebben bij toewijzing van hun vorderingen, nu de woonwagens waar de vorderingen betrekking op hebben niet door [eisende partij] worden bewoond. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eisende partij] desgevraagd toegelicht dat [eisende partij] inderdaad niet in de inmiddels verwijderde zesde en zevende woonwagens woonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eisende partij] weliswaar benadrukt dat zij ook namens de bewoners van de zesde en zevende woonwagen in dit kort geding optreedt, maar zij heeft de vorderingen tegen de gemeente niet (mede) namens de bewoners van de verwijderde woonwagens ingesteld. [eisende partij] kunnen niet namens de bewoners van de verwijderde woonwagens opkomen tegen de verwijdering daarvan. Dit kan ook niet ter zitting worden gecorrigeerd, zoals de advocaat van [eisende partij] lijkt te veronderstellen. Gelet hierop hebben [eisende partij] geen rechtstreeks belang bij de vorderingen in dit kort geding en zullen de vorderingen reeds om die reden worden afgewezen.
4.4.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.619,00,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partij] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019.