In deze zaak vorderden eisers, wonende op een woonwagenkamp, de gemeente West Maas en Waal te gelasten de handhaving van een besluit tot verwijdering van woonwagens te stoppen. De eisers stelden dat de handhaving hen direct raakte, omdat de woonwagens waar de vorderingen betrekking op hadden, niet door hen werden bewoond. De rechtbank Gelderland oordeelde dat er geen rechtstreeks belang was voor de eisers, aangezien de woonwagens inmiddels waren verwijderd en de burgemeester had toegezegd dat de zwangere bewoonster van de vijfde woonwagen mocht blijven wonen tot drie maanden na de bevalling. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af, omdat zij niet konden opkomen voor de bewoners van de verwijderde woonwagens. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.619,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 6 december 2019.