ECLI:NL:RBGEL:2019:5982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
05/740565-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor vernieling, bedreiging, belediging en wederspannigheid met ontslag van rechtsvervolging voor brandstichting

Op 2 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man, geboren in 1977, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, bedreiging, belediging en wederspannigheid. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vernielen van een telefoon die toebehoorde aan de Nationale Politie, en aan bedreiging van een persoon met een moersleutel. Daarnaast had hij ambtenaren beledigd tijdens de uitoefening van hun functie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot brandstichting, omdat hij succesvol een beroep deed op vrijwillige terugtred, wat betekende dat hij zijn intentie om brand te stichten had ingetrokken voordat het misdrijf was voltooid. De uitspraak volgde na meerdere zittingen en een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waaronder de psychische toestand van de verdachte, die eerder was onderzocht door psychiaters. De rechtbank hield rekening met zijn strafblad en de ernst van de feiten, maar besloot tot een relatief milde straf, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-740565-18 + 05-157205-18 + 05-088310-18 + 05-141454-17 (TUL) +
05-178767-17 (TUL) – ter terechtzitting gevoegd
Datum uitspraak: 2 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
ten tijde van de terechtzitting ingeschreven te PI Zwolle – Postbus 40033, 8004 DA te Zwolle.
raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 januari 2019, 1 april 2019, 14 juni 2019, 2 september 2019 en 18 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-740565-18:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2018 tot en met 15 december 2018, te Ruurlo, gemeente Berkelland, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in de woning gelegen aan de [adres] , met dat opzet een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, in de woning en de zich aldaar bevindende goederen heeft verspreid, ten gevolge waarvan die benzine, althans de brandbare stof uit de jerrycan, in de woning terecht is gekomen, althans op de goederen welke zich in de woning bevinden, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met de woning en de zich aldaar bevindende goederen, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de zich daarin bevindende goederen en/of de aangrenzende woningen , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [verdachte] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [verdachte] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2018 tot en met 15 december 2018, te Ruurlo, gemeente Berkelland, in ieder geval in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk - een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 17 december 2018, te Doetinchem, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten de Nationale Politie, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2018 tot en met 15 december 2018, te Ruurlo, gemeente Berkelland, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm-, startpistool en/of -revolver voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05-157205-18:
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te of nabij Vorden in de gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een moersleutel, althans een metalen (slag)voorwerp, in zijn hand(en) op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "Jij hebt de politie gebeld. Jij zou de ANWB bellen. Ik onthoud jouw kop wel. Ook onthoud ik die auto wel. Klootzak, viezerik." en/of "Ik onthoud jouw hoofd nog wel. Ik weet je te vinden. Als ik je nog een keer tegen kom dan pak ik je.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05-088310-18:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2018 te Ruurlo, gemeente Berkelland opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 3] (aspirant van politie eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "vuile rat" en/of "vieze kankerlijer" en/of "vieze kankerratten, vieze kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 mei 2018 te Ruurlo, gemeente Berkelland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)ren, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 3] (aspirant van politie eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening,
te weten verdachte als verdacht van het gepleegd hebben van één of meerdere op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) staande gehouden en/of aangehouden, teneinde verdachte ter (voor)geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, door zijn arm los te trekken en/of te slaan en/of te knijpen en/of te krabben en/of te spugen in de richting van voornoemde ambtena(a)r(en) en/of te rukken en/of te trekken en/of te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05-740565-18: [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte heeft op vrijdag 14 december 2018 met behulp van een jerrycan benzine gesprenkeld in zijn huis aan de [adres] te Ruurlo. [2] Op zaterdag 15 december 2018 lag deze jerrycan, met daarin een restant van de benzine, nog steeds in zijn huis. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, subsidiair, tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1, primair en subsidiair, tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De door verdachte verrichte handelingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvormen niet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van de brandstichting, zodat van een strafbare poging geen sprake is. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of een voorbereiding van brandstichting bewezen kan worden, moet komen vast te staan dat de jerrycan met benzine die verdachte voorhanden had, bestemd was tot het begaan van het misdrijf zoals in de tenlastelegging is omschreven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt de rechtbank ten aanzien van de feitelijke gang van zaken het volgende. Verdachte heeft op vrijdag 14 december 2018 autobanden in zijn woning geplaatst en vervolgens heeft hij met behulp van een jerrycan benzine gesprenkeld in het huis. [4] De dag erna, op zaterdag 15 december 2018, heeft verdachte tussen 17:19 uur en 18:09 uur een drietal sms-berichten aan zijn moeder gestuurd. [5] In deze berichten stond onder meer de volgende tekst: ‘Ik heb mijn huis onder benzine gegooid’. [6] Op dezelfde dag is om 17:21 uur een melding binnengekomen bij de politie, waarna de politie en de brandweer ter plaatse zijn gegaan. Verdachte heeft toen tegen verbalisant [verbalisant 3] gezegd dat hij zijn woning in brand wilde steken en dat hij benzine in het rond heeft gegooid. [7]
De raadsman heeft gesteld dat verdachte nooit de intentie gehad zou hebben om brand te stichten en dat zijn gedragingen moeten worden gezien als een schreeuw om een aandacht. Hierdoor zou niet bewezen kunnen worden dat het voorhanden hebben van de jerrycan met benzine bestemd was tot het plegen van de brandstichting.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij met medicijnen een einde aan zijn leven wil maken, maar dat het niet lukte. Hij heeft daarbij verklaard dat hij banden van zijn auto in huis heeft gelegd met zijn telefoon erop en vervolgens met benzine heeft gegooid. Daarover verklaart verdachte: “ik kwam erachter dat het een impulsieve actie was en dat ik het toch niet wilde doen, dit was ook een impulsieve actie”. [8] Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment dat hij de benzine in zijn woning sprenkelde de intentie had om brand te stichten en de benzine die hij voorhanden dus bestemd was om de brand te stichten. Dat verdachte uiteindelijk niet tot het daadwerkelijk stichten van de brand is overgegaan, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat het opzet op brandstichting aanvankelijk kennelijk wel heeft bestaan.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] , namens Politie Oost-Nederland, p. 33-38.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 15 december 2018 is een wapen aangetroffen op de salontafel in de woning van verdachte aan de [adres] te Ruurlo. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert dat er geen discussie bestaat over het feit dat verdachte op 15 december 2018 een wapen voorhanden heeft gehad. Uit onderzoek is gebleken dat dit wapen, gelet op de open loop en de gasuitlaat die niet loodrecht op de loop staat, een gaspistool in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie is. [10] Het gaspistool is echter voorzien van een schroefdraad waarop een schietbeker geplaatst kan worden. Dit maakt dat het wapen uiteindelijk gekwalificeerd dient te worden als een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III onder 3 van de Wet wapens en munitie. [11] De rechtbank constateert dat de tenlastelegging ziet op een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie. Verdachte had dus op 15 december 2018 te Ruurlo niet een wapen van de in de tenlastelegging genoemde categorie voorhanden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05-157205-18 [12] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 8 augustus 2018 omstreeks 8:00 uur is verdachte in een stilstaande auto op de Bergkappeweg te Vorden aangetroffen door aangever [slachtoffer 1] . [13] Aangever had de indruk dat verdachte dronken was en heeft toen zijn collega [verbalisant 2] gebeld. [14] [verbalisant 2] is hierop ter plaatse gegaan en heeft de politie ingeschakeld. [15] Toen de politie arriveerde werd aangever boos en zei hij tegen [slachtoffer 1] : “Jij hebt de politie gebeld. Je zou de ANWB bellen. Ik onthoud jouw kop wel. Klootzak, viezerik” en “Klootzak, ik onthoud jouw hoofd nog wel, als ik je tegen kom dan pak ik je”. [16] Terwijl hij dit zei had verdachte een moersleutel in zijn hand. [17]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de moersleutel niet heeft gebruikt om te dreigen en dat het enkele uiten van de dreigende woorden niet kan leiden tot een bewezenverklaring van bedreiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ook bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk met een moersleutel in zijn hand dreigend op aangever is afgelopen. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de moersleutel in zijn hand had omdat hij op dat moment een wiel aan het verwisselen was. [18] De rechtbank heeft in het dossier geen redenen aangetroffen om aan deze verklaring te twijfelen. Zo is niet gebleken dat verdachte de moersleutel pas gepakt heeft op het moment dat zijn gesprek met aangever [slachtoffer 1] dreigde te escaleren. Aangever [slachtoffer 1] en getuige [verbalisant 2] hebben bij de politie verklaard dat verdachte zeer dreigend met een moersleutel in de richting van aangever liep. [19]
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een moersleutel zichtbaar in zijn hand had toen hij op aangever afliep en dat hij tegelijkertijd dreigende woorden uitte in de richting van aangever. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er bij aangever [slachtoffer 1] een redelijke vrees zou ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen zou verwezenlijken, eventueel met gebruik van de moersleutel. Daarbij komt dat aangever op het bewuste moment niet in staat kon worden geacht om de precieze bedoelingen van verdachte in te schatten. Nu verdachte zich zowel verbaal als fysiek bedreigend gedroeg, acht de rechtbank het volstrekt invoelbaar dat bij aangever de vrees ontstond dat verdachte zijn bedreigingen gestand zou doen door het plegen van een misdrijf met als gevolg zwaar letsel.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van parketnummer 05-083310-18 [20] :
Feit 1
De feiten
Op 4 mei 2018 zijn verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] na een melding over vervelend gedrag van verdachte ter plaatse gegaan bij de Aldi te Ruurlo. [21] De verbalisanten hebben verdachte aangesproken en hebben gepoogd hem mee te voeren naar het dienstvoertuig. Verdachte heeft toen de woorden "vuile rat", "vieze kankerlijer" en "vieze kankerratten, vieze kankerlijers" geuit. [22]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat een relaas van verbalisant [slachtoffer 3] ontbreekt en dat verbalisant [slachtoffer 2] niet kenbaar heeft gemaakt dat hij zich ook daadwerkelijk beledigd heeft gevoeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit omdat de genoemde verbalisanten niet werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat, indien het voorgaande verweer wordt aanvaard, de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van een eenvoudige belediging omdat niet is voldaan aan het klachtvereiste.
Beoordeling door de rechtbank
Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ten tijde van de geuite belediging werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verbalisanten bezig waren met een rechtmatige staandehouding of aanhouding, zodat er zijns inziens ook geen sprake kan zijn van een rechtmatige uitoefening van de bediening. De rechtbank overweegt dat uit de wet en uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een rechtmatige uitoefening van de bediening in de zin van onderhavig delict niet altijd hoeft te bestaan uit uitoefening van dwangmiddelen. Het takenpakket van politieambtenaren is immers meeromvattend dan het enkel uitoefenen van deze bevoegdheden. Ook het handhaven van de openbare orde behoort daartoe. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten ter plaatse waren naar aanleiding van een melding van overlastgevend gedrag door verdachte dat zij verdachte naar aanleiding van die melding hebben aangesproken. Daaruit volgt dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening toen de beledigingen door verdachte werden geuit. De rechtbank zal dit verweer dan ook verwerpen.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen tegenover welke verbalisant of welke verbalisanten verdachte de beledigingen heeft geuit. De rechtbank is van oordeel dat uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte zijn woorden in de richting van zowel verbalisant [slachtoffer 2] als verbalisant [slachtoffer 3] heeft geuit. Verdachte heeft immers beledigingen in de meervoudsvorm geuit: “vieze kankerratten, vieze kankerlijers”. Op het moment dat hij deze woorden uitsprak, waren verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als enigen in zijn directe omgeving. De rechtbank gaat er daarom bij de bewezenverklaring vanuit dat verdachte zowel verbalisant [slachtoffer 2] als verbalisant [slachtoffer 3] heeft beledigd. Het enkele feit dat het proces-verbaal enkel is opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 2] doet hieraan niet af.
Ten slotte ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verbalisanten zich ook daadwerkelijk beledigd hebben gevoeld door de woorden van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verbalisanten de woorden van verdachte als beledigend hebben ervaren. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar het proces-verbaal van aanhouding waarin staat vermeld dat verbalisanten verdachte hebben aangehouden op verdenking van belediging van een ambtenaar (art. 267 lid 2 jo. art. 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht). Ook het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [slachtoffer 2] , duidt hierop. Dit proces-verbaal bevat immers de volgende passage: ‘Ik weet nog dat ik dacht ‘oke, dit is de eerste belediging’’. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verbalisanten zich beledigd hebben gevoeld. Dat verbalisanten dit niet letterlijk in hun processen-verbaal hebben genoteerd, doet hieraan niet af.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit omdat de genoemde verbalisanten niet werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Beoordeling door de rechtbank
In het dossier bevindt zich een door verbalisant [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt in dat hij en [slachtoffer 3] – aspirant van politie eenheid Oost-Nederland [23] – na een melding over vervelend gedrag door een klant naar de Aldi in Ruurlo zijn gegaan. Zij hebben de man aangesproken. De man was dronken, was onvast ter been en probeerde met zijn arm naar hen uit te halen. [24] Toen zij de man naar de hoek van de supermarkt probeerden te voeren, begon de man de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te beledigen. Hierop heeft [slachtoffer 2] tegen de man gezegd dat hij was aangehouden voor belediging van een ambtenaar in functie. Verdachte zei daarop: “je doet maar, oh wat zul je trots zijn vieze kankerlijer”. [slachtoffer 2] wilde daarop met zijn collega de man boeien. Zij draaiden daarom de armen van de man naar diens rug. Hij voelde dat de man met veel kracht tegenwerkte. Hij voelde dat de man meerdere keren zijn hand en vingers te pakken kreeg en in zijn hand en vingers kneep. Hij voelde dat de man met zijn vingers langs zijn hand probeerde te krabben. Doordat hij zijn hand op tijd wegtrok kon de man [slachtoffer 2] niet vol krabben en knijpen. Omdat de man zich bleef verzetten, bleef spugen, bleef knijpen en krabben is de horeca-eenheid verzocht naar de locatie te komen. Het dienstvoertuig van deze eenheid heeft een afgesloten cabine, waardoor een verdachte niet kan knijpen, bijten of spugen. [slachtoffer 2] zag dat zijn collega [verbalisant 3] de man een spuugmasker op deed. [slachtoffer 2] hoorde dat de man tot het tijdstip van vertrek bleef schelden en probeerde [verbalisant 3] onder te spugen. [25]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de Aldi is geweest. Hij had gedronken en is aangesproken door de politie. Hij is beetgepakt door de politie en heeft gevloekt.
Op grond van het hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich recalcitrant en gewelddadig gedroeg, en dat hij met dat gedrag is doorgegaan nadat hij door de politie was aangehouden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, nadat hij was aangehouden, zich heeft verzet door met kracht tegen te werken en door te knijpen, krabben en spugen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan:
Ten aanzien van parketnummer 05-740565-18:
1.
Subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 14 december 2018 tot en met 15 december 2018, te Ruurlo, gemeente Berkelland,
in ieder geval in Nederland,ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk - een jerrycan gevuld met benzine,
althans een brandbare stof,bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/ofvoorhanden heeft gehad.
2.
hij op
of omstreeks17 december 2018, te Doetinchem,
in ieder geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon,
in elk geval enig goed,die geheel
of ten deleaan een ander, te weten de Nationale Politie, toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 05-157205-18:
hij op
of omstreeks8 augustus 2018 te
of nabijVorden in de gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een moersleutel,
althans een metalen (slag)voorwerp, in zijn hand
(en)op die [slachtoffer 1] af te lopen en
/of (daarbij
)dreigend de woorden toe te voegen "Jij hebt de politie gebeld. Jij zou de ANWB bellen. Ik onthoud jouw kop wel. Ook onthoud ik die auto wel. Klootzak, viezerik." en
/of"Ik onthoud jouw hoofd nog wel. Ik weet je te vinden. Als ik je nog een keer tegen kom dan pak ik je."
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05-088310-18:
1.
hij op
of omstreeks5 mei 2018 te Ruurlo, gemeente Berkelland opzettelijk
een of meerdereambtena
(a)r
(en
), te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 3] (aspirant van politie eenheid Oost-Nederland), gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/hen de woorden toe te voegen: "vuile rat" en
/of"vieze kankerlijer" en
/of"vieze kankerratten, vieze kankerlijers"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks5 mei 2018 te Ruurlo, gemeente Berkelland, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een of meerdereambtena
(a)ren, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 3] (aspirant van politie eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van
zijn/hun bediening, te weten verdachte als verdacht van het gepleegd hebben van één
of meerdereop heterdaad ontdekt
(e)strafba
(a
)r
(e)feit
(en), had
(den
) staande gehouden en/ofaangehouden,
teneinde verdachte ter (voor)geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau,door
zijn arm los te trekken en/of te slaan en/ofte knijpen en
/ofte krabben en
/ofte spugen in de richting van voornoemde ambtena
(a)r
(en
)en
/ofte rukken en
/ofte trekken en
/ofte bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die voornoemde ambtena
(a)r
(en
)verdachte trachtte
(n
)te geleiden.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05-740565-18:
Ten aanzien van feit 1:
Voorbereiding van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Ten aanzien van parketnummer 05-157205-18:
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van parketnummer 05-088310-18:
Ten aanzien van feit 1:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Wederspannigheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van parketnummer 05-740565-18, feit 1, subsidiair:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen omstandigheden zijn gebleken of aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er van vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn, omdat verdachte niet actief genoeg heeft gehandeld om de voltooiing van het beoogde misdrijf te voorkomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van dit feit sprake is van vrijwillige terugtred, zodat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte vrijwillig is teruggetreden na de voorbereiding van de brandstichting. De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht slechts sprake is, indien de gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. Of dit het geval is hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval
Bij de vraag of verdachte vrijwillig is teruggetreden komt daarom belang toe aan de mate waarin verdachte zich uit eigen wil heeft ingespannen om de voltooiing van het beoogde misdrijf, in dit geval: de brandstichting, te voorkomen. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn huis na het sprenkelen van de benzine heeft gelucht. Daartoe heeft hij op vrijdagavond 14 december 2018 de ramen opengezet en deze heeft hij pas op zaterdagochtend 15 december 2018 weer gesloten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring van verdachte te twijfelen. Dit betekent dat de woning de hele nacht heeft kunnen luchten en benzine heeft kunnen verdampen. Toen de brandweer op zaterdagmiddag 15 december 2018 de woning betrad, is de daarbij gebruikte explosiemeter niet afgegaan en kon de bevelvoerende brandweerman niet bepalen of er brand zou zijn uitgebroken als er een brandende sigaret zou zijn weggegooid. De rechtbank leidt hieruit af dat het gevaar voor explosie en brand door het handelen van verdachte is geweken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een voldoende inspanning heeft gepleegd om voltooiing van de brandstichting te voorkomen en daarmee om terug te treden op zijn eerdere voornemen om brand te stichten. De rechtbank ziet daarbij geen aanwijzingen dat hij zou zijn teruggetreden om andere redenen dan zijn eigen wilsbesluit. De rechtbank aanvaardt dus het beroep van de verdachte op vrijwillige terugtred en zal hem ten aanzien van het tenlastegelegde ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van parketnummers 05-740565-18, feit 2, 05-157205-18 en 05-088310-18:
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten onder parketnummer 05-740565-18, te weten: feit 1, subsidiair, feit 2 en feit 3, onder parketnummer 05-088310-18 en onder parketnummer 05-088310-18, te weten: feit 2, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht om aan verdachte ter zake van de feiten onder parketnummer 05-740565-18, te weten feit 2 en feit 3, slechts een zeer korte gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om, indien de rechtbank de oplegging van de tbs-maatregel overweegt, de behandeling van de zaak aan te houden zodat de onderzoekers van het meest recente multidisciplinaire rapport ter terechtzitting kunnen worden gehoord.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 oktober 2019;
  • een voorlichtingsrapport van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 25 maart 2019;
  • een voorlichtingsrapport van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 14 november 2019;
  • een multidisciplinair rapport van K.J.E. Kokkeler, arts in opleiding tot psychiater, en van C.A.J. Veldman, psychiater (supervisor), gedateerd 15 maart 2019, en van O.C. van der Bent, gz-psycholoog, gedateerd 12 maart 2019;
  • een multidisciplinair rapport van R.B. Sevinga, pyschiater, en R.J.A. van Helvoirt, gz-psycholoog, gedateerd 12 november 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee politieagenten, vernieling, bedreiging en wederspannigheid. Het is de rechtbank opgevallen dat verdachte zijn agressieve gedrag vertoonde jegens mensen die hem – al dan niet uit hoofde van hun professie – probeerden te helpen. Deze mensen hadden verdachten niets misdaan en konden desondanks toch rekenen op een uitermate vervelende en agressieve bejegening. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee blijk geeft van een gebrek aan respect voor andere mensen en de goederen van organisaties met een publieke taak.
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat verdachte een omvangrijk strafrechtelijk verleden heeft. Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat verdachte al vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Pogingen om verdachte door middel van het stellen van bijzondere voorwaarden zijn daarbij tot op heden zonder duurzaam succes gebleken.
Verdachte is op meerdere momenten onderzocht door psychiaters en psychologen. Bij het opstellen van de multidisciplinaire rapportage gedateerd op 12 en 15 maart 2019 kon men door een gebrek aan medewerking van de zijde van verdachte niet tot een voldoende zekere kwalificatie van zijn psychiatrische problematiek komen. In de multidisciplinaire rapportage gedateerd op 12 november 2019 zijn door de onderzoekers wel een aantal stoornissen gekwalificeerd. Het gaat daarbij om ADHD, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken en een matige stoornis in het cannabis gebruik. De onderzoekers hebben geconstateerd dat deze stoornissen het gedrag van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten hebben beïnvloed. De onderzoekers hebben derhalve geadviseerd om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu de rechtbank verdachte ten aanzien van de voorbereiding van brandstichting zal ontslaan van alle rechtsvervolging, zal zij niet overgaan tot de oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf en de tbs-maatregel. Gelet op de aard en de ernst van de overige bewezenverklaarde feiten en de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van deze straf in matigende zin rekening gehouden met het feit dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Nationale Politie heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05-740565-18, feit 2, bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 311,42 vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie integraal toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05-740565-18, feit 2, bewezenverklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is door de verdediging niet betwist. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 december 2018.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van parketnummer 05-178767-17
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van 1 (één) week gevangenisstraf die door de politierechter te Zutphen op 28 maart 2018 voorwaardelijk is opgelegd.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 (één) week ten uitvoer gelegd te worden.
Ten aanzien van parketnummer 05-141454-17
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van 2 (twee) weken gevangenisstraf die door de politierechter te Zutphen op 17 november 2017 voorwaardelijk is opgelegd.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 (twee) weken ten uitvoer gelegd te worden.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 46, 57, 180, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05-740565-18 onder feit 1, primair, en feit 3 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart het
onder parketnummer 05-740565-18, feit 1 subsidiair, bewezen verklaardenietstrafbaaren
ontslaatverdachte voor dit feit van alle
rechtsvervolging;
 verklaart verdachte strafbaar voor de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie:
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 05-740565-18, feit 2, bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij Nationale politie, van een bedrag van
€ 311,42 (driehonderdelf euro en tweeënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij Nationale Politie, een bedrag te betalen van €
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05-178767-17:

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 28 maart 2018, te weten van:
1 (één) week gevangenisstraf;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05-141454-17:

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 17 november 2017, te weten van:
2 (twee) weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. Elbersen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2019.
A.W. Elbersen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot dit parketnummer is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant G.W. ten Have van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3-4; proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, p. 1.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
8.Proces-verbaal van verhoor in het kader van de vordering tot inbewaringstelling van 18 december 2018, p.1.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3-4; proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
10.Proces-verbaal, p. 24.
11.Proces-verbaal, p. 24.
12.Het bewijs met betrekking tot dit parketnummer is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant S. ter Haar van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 3.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 3.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 3.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4; proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] , p. 7.
17.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019; proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] , p. 7.
18.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4; proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] , p. 7.
20.Het bewijs met betrekking tot dit parketnummer is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant H.P. Vos van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
22.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019; proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
23.Proces-verbaal van aanhouding, p. 8
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
25.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2019; proces-verbaal van bevindingen, p. 5.