ECLI:NL:RBGEL:2019:5972
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de rechtbank had verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte te schatten op een bedrag van € 46.427,-. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 81.000,- gevorderd, maar dit bedrag was tijdens de zitting van 22 november 2019 aangepast. De verdachte, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. J. Steenbrink, heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en daarmee de niet-ontvankelijkheid van de vordering van het Openbaar Ministerie ingeroepen. De rechtbank heeft in haar vonnis van 19 december 2019 de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K.A.M. van Hoof, en de rechters mr. L.M. Vogel en mr. S.H. Keijzer, in aanwezigheid van de griffiers mr. M. Langstraat en mr. S. Blankenspoor.