ECLI:NL:RBGEL:2019:5972

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
05/860491-14.ontn
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de rechtbank had verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte te schatten op een bedrag van € 46.427,-. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 81.000,- gevorderd, maar dit bedrag was tijdens de zitting van 22 november 2019 aangepast. De verdachte, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. J. Steenbrink, heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en daarmee de niet-ontvankelijkheid van de vordering van het Openbaar Ministerie ingeroepen. De rechtbank heeft in haar vonnis van 19 december 2019 de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K.A.M. van Hoof, en de rechters mr. L.M. Vogel en mr. S.H. Keijzer, in aanwezigheid van de griffiers mr. M. Langstraat en mr. S. Blankenspoor.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860491-14 (ontneming)
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2019
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft aanvankelijk gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht schat op een bedrag van € 81.000,- en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit geschatte voordeel.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 22 november 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt en de vordering gewijzigd. Zij heeft gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld dient te worden op € 46.427,-, conform het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 22 november 2019 heeft de raadsvrouw van verdachte vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit en daarmee de niet-ontvankelijkheid van de vordering.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 19 december 2019 verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Om die reden zal zij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot ontneming.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gegeven door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat en mr. S. Blankenspoor, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.