ECLI:NL:RBGEL:2019:5971

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
05/860262-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens schending van de redelijke termijn en persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 november 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De zaak betreft een strafrechtelijke vervolging die voortkwam uit een onderzoek naar de verkoop en aflevering van anabole steroïden en andere geneesmiddelen zonder de vereiste vergunningen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een grove schending van de redelijke termijn, aangezien de verdachte sinds januari 2014 als verdachte was aangemerkt en er sindsdien bijna zes jaar verstreken waren zonder dat de zaak was afgerond. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, dit op zichzelf geen reden was voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Echter, na een traumatische gebeurtenis in het leven van de verdachte in april 2018, waarbij zij haar man verloor door toedoen van haar zoon, oordeelde de rechtbank dat de voortzetting van de vervolging onverenigbaar was met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de ernst van de verwijten en het tijdsverloop tegen elkaar af. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, gezien de uitzonderlijke omstandigheden en de minder ernstige aard van de verwijten in vergelijking met die van haar zoons.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860262-14
Datum uitspraak : 22 november 2019
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2012 tot en met januari 2015 te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) (opzettelijk) waren, te weten (een of meer hoeveelhe(i)d(en)) (grondstoffen en/of ingrediënten voor) (onder meer) anabole steroïden, te weten (onder meer) tadalafil en/of dinitrofenol en/of sildenafil en/of stanozolol en/of tamoxifen en/of methandrostenolon en/of clomifeen en/of oxymetholon en/of trenbolon-enanthaat en/of
testosteron-cypionaat en/of nandrolon-fenylpropionaat en/of exemestaan en/of mesterolon en/of sildenafilcitraat en/of sibutramine en/of finasteride en/of letrozol en/of boldenon undecylenaat en/of deca-durabolin en/of benzylalcohol en/of testosteron enathaat en/of trenbolon enanthaat heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, terwijl die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) (telkens) wist(en) dat die waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter heeft/hebben verzwegen, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) voornoemde waren te koop aangeboden en/of afgeleverd, terwijl die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) wist(en) dat deze waren, zijnde (onder meer) injectievloeistoffen en/of
tabletten en/of pillen, niet, althans onvoldoende onder (de reguliere) aseptische voorwaarden en/of omstandigheden waren bereid, althans dat de bereidingsmethode(n) van die waren niet voldeed/voldeden aan de eisen voor (reguliere)bereiding van injectievloeistoffen en/of tabletten en/of pillen, zoals die word(t)(en) gehanteerd binnen ziekenhuizen en de farmaceutische
industrie tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte en/of haar mededader toen aldaar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk
- een drukpers en/of andere apparatuur, bestemd voor productie en/of verwerking van methandrostenolon en/of van een of meer andere voornoemde waren voor die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen en/of te houden en/of te verbergen en/of te bewaren en/of
- een of meer van voornoemde waren (besteld op naam van die [medeverdachte] ) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens die waren aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden en/of
- een hoeveelheid injectienaalden en/of gripzakjes en/of stickers (hologramzegels) en/of potjes en/of (ander) materiaal( besteld op naam van die [medeverdachte] ), bestemd voor gebruik en/of verpakking van een of meer van voornoemde waren, op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden;
2.
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2012 tot en met januari 2015 te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een of meer geneesmiddel(en), te weten (ongeveer)
- 124 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 250 doosjes, althans een hoeveelheid 'nadrolondecanoaat' en/of
- 29 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 65 doosjes, althans een hoeveelheid 'tamoxifen' en/of
- ( meer dan) 100 blisters 'cialis' en/of
- 38 doosjes, althans een hoeveelheid 'clomifene' en/of
- 6 doosjes , althans een hoeveelheid 'clomiphene' en/of
- 13 potjes, althans een hoeveelheid 'danabol' en/of
- 36 doosjes, althans een hoeveelheid 'proviron' en/of
- 13 doosjes, althans een hoeveelheid 'sustanon' en/of
- 64 doosjes, althans een hoeveelheid 'T3' en/of
- 56 doosjes, althans een hoeveelheid 'T4' en/of
- 7 doosjes, althans een hoeveelheid 'primobolan' en/of
- 10 doosjes, althans een hoeveelheid 'proscan' en/of
- 9 doosjes, althans een hoeveelheid 'restandol' en/of
- 7 doosjes, althans een hoeveelheid 'reducar' en/of
- 50 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 5 potten, althans een hoeveelheid 'anabol' en/of
- 33 doosjes, althans een hoeveelheid 'winstrol depot'
(telkens) opzettelijk heeft ingevoerd en/of afgeleverd, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte en/of haar mededader toen aldaar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk
- een drukpers en/of andere apparatuur, bestemd voor productie en/of verwerking van voornoemd(e) geneesmiddel(en) voor die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen en/of te houden en/of te verbergen en/of te bewaren en/of
- die/dat geneesmiddel(en) (besteld op naam van die [medeverdachte] ) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of deze vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden en/of
- een hoeveelheid injectienaalden en/of gripzakjes en/of stickers (hologramzegels) en/of potjes en/of (ander) materiaal (besteld op naam van die [medeverdachte] ), bestemd voor gebruik en/of verpakking van die/dat geneesmiddel(en) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden;
3.
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2012 tot en met januari 2015 te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) zonder registratie werkzame stoffen, te weten (onder meer) tadalafil en/of dinitrofenol en/of sildenafil en/of stanozolol en/of tamoxifen en/of methandrostenolon en/of clomifeen en/of oxymetholon en/of trenbolon-enanthaat en/of testosteron-cypionaat en/of nandrolon-fenylpropionaat en/of exemestaan en/of mesterolon en/of
sildenafilcitraat en/of sibutramine en/of finasteride en/of letrozol en/of boldenon undecylenaat en/of deca-durabolin en/of benzylalcohol en/of testosteron enathaat en/of trenbolon enanthaat opzettelijk heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of verhandeld tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte en/of haar mededader toen aldaar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk
- een drukpers en/of andere apparatuur, bestemd voor productie en/of verwerking van methandrostenolon en/of van een of meer van voornoemde werkzame stoffen voor die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen en/of te houden en/of te verbergen en/of te bewaren en/of
- een of meer van voornoemde werkzame stoffen (besteld op naam van die [medeverdachte] ) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens die werkzame stoffen aan die [medeverdachte] en/of aan diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden en/of
- een hoeveelheid injectienaalden en/of gripzakjes en/of stickers (hologramzegels) en/of potjes en/of (ander) materiaal (besteld op naam van die [medeverdachte] ), bestemd voor gebruik en/of verpakking van een of meer van voornoemde werkzame stoffen, op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden;
4.
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2012 tot en met 15 maart 2015 te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) (al dan niet) opzettelijk een of meerdere geneesmiddel(en), te weten (ongeveer)
- 124 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 250 doosjes, althans een hoeveelheid 'nadrolondecanoaat' en/of
- 29 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 65 doosjes, althans een hoeveelheid 'tamoxifen' en/of
- ( meer dan) 100 blisters 'cialis' en/of
- 38 doosjes, althans een hoeveelheid 'clomifene' en/of
- 6 doosjes , althans een hoeveelheid 'clomiphene' en/of
- 13 potjes, althans een hoeveelheid 'danabol' en/of
- 36 doosjes, althans een hoeveelheid 'proviron' en/of
- 13 doosjes, althans een hoeveelheid 'sustanon' en/of
- 64 doosjes, althans een hoeveelheid 'T3' en/of
- 56 doosjes, althans een hoeveelheid 'T4' en/of
- 7 doosjes, althans een hoeveelheid 'primobolan' en/of
- 10 doosjes, althans een hoeveelheid 'proscan' en/of
- 9 doosjes, althans een hoeveelheid 'restandol' en/of
- 7 doosjes, althans een hoeveelheid 'reducar' en/of
- 50 doosjes, althans een hoeveelheid 'clenbuterol' en/of
- 5 potten, althans een hoeveelheid 'anabol' en/of
- 33 doosjes, althans een hoeveelheid 'winstrol depot',
waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld en/of heeft ingevoerd, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte en/of haar mededader toen aldaar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk
- een drukpers en/of andere apparatuur, bestemd voor productie en/of verwerking van voornoemd(e) geneesmiddel(en) voor die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen en/of te houden en/of te verbergen en/of te bewaren en/of
- die/dat geneesmiddel(en) (besteld op naam van die [medeverdachte] ) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of deze vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden en/of
- een hoeveelheid injectienaalden en/of gripzakjes en/of stickers (hologramzegels) en/of potjes en/of (ander) materiaal(besteld op naam van die [medeverdachte] ) , bestemd voor gebruik en/of verpakking van die/dat geneesmiddel(en) op haar/hun eigen woonadres te laten bezorgen en/of vervolgens aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) af te geven en/of ter beschikking te stellen en/of te houden;
5.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2012 tot en met
15 maart 2015, te Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) een of meer voorwerpen, althans een groot geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerpen, althans een groot geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij geheel of gedeeltelijk wist dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit/van enig misdrijf en/of (telkens) van een of meer voorwerpen/een groot geldbedrag de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en)/geldbedrag was/is of het voorhanden had/heeft, terwijl zij geheel of gedeeltelijk wist dat de/het voorwerp(en)/geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit/van enig misdrijf.

2.Geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, eerste gedachtestreepje, heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is wat - telkens - met het onderdeel ‘en/of andere apparatuur’ wordt bedoeld. De raadsman heeft verzocht de dagvaarding voor wat betreft deze zinsnede telkens nietig te verklaren. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 5 nietig is. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is welke voorwerpen en welk geldbedrag worden bedoeld. Hier is geen nadere invulling aan gegeven en de periode is zeer ruim geformuleerd. Ten aanzien van het geldbedrag heeft de raadsman aangevoerd dat op verschillende momenten en op verschillende plaatsen geldbedragen in beslag zijn genomen. Nu de tenlastelegging onvoldoende specifiek en duidelijk is, heeft de raadsman verzocht de dagvaarding ten aanzien van feit 5 nietig te verklaren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Verdachte is door de politie en de rechter-commissaris gehoord over de twee geldbedragen die in de woning zijn aangetroffen, te weten € 46.500,- en € 22.000,-. Daarom was het voor verdachte bekend waar de verdenking op ziet.
Beoordeling door de rechtbank
In artikel 261, eerste lid, Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het zou zijn begaan, alsmede de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. In het tweede lid is bepaald dat de dagvaarding telkens de omstandigheden vermeldt waaronder het feit zou zijn begaan. Het tenlastegelegde dient zodanig feitelijk te zijn aangeduid, dat de verdachte in staat is hetgeen hem wordt verweten te begrijpen, teneinde zich daar tegen te kunnen verdedigen.
Voor wat betreft het standpunt van de raadsman dat de dagvaarding ten aanzien van feit 5 nietig dient te worden verklaard, overweegt de rechtbank als volgt. Het onder feit 5 ten laste gelegde ‘voorwerpen, althans een groot geldbedrag’ dient te worden bezien in relatie tot het dossier. In onderhavige zaak vallen twee geldbedragen in het dossier direct op, te weten de geldbedragen van € 46.500,- en € 22.000,-. Beide geldbedragen zijn aangetroffen in de woning waar verdachte staat ingeschreven en woonachtig is. Het eerstgenoemde geldbedrag is aangetroffen in een kluis, het tweede geldbedrag is (in delen) aangetroffen in de binnenzijden van twee televisies. Verdachte is, net als haar echtgenoot, over beide bedragen gehoord door de politie en over het eerste geldbedrag in het bijzonder. Daarbij komt dat verdachte niet in verband is gebracht met de andere bedragen die in het onderzoek naar voren zijn gekomen, waaronder een bedrag van ruim € 80.000,- dat contant is gestort op de rekening van één van haar zoons, die ook verdachte is in dit onderzoek. Deze andere bedragen in het dossier kunnen dan ook geen onduidelijkheid hebben geschapen. Voor de verdediging had duidelijk kunnen zijn dat het verwijt op de twee voornoemde geldbedragen van € 46.500,- en € 22.000,- zag. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de omschrijving van het onder 5 ten laste gelegde feit voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dat de omschrijving van het feit, bezien tegen de achtergrond van het dossier, voldoende duidelijk en feitelijk is.
Verder overweegt de rechtbank dat het onderdeel ‘drukpers en/of andere apparatuur’, zoals opgenomen in de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, eveneens voldoende duidelijk en feitelijk is. De rechtbank ziet geen reden om de dagvaarding wat betreft deze zinsnede nietig te achten.
Gelet op het bovenstaande is de dagvaarding geldig.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging . Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Er is sprake van een zeer grove schending van de redelijke termijn. Op 30 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte en is zij als verdachte aangemerkt. Vanaf die datum mocht verdachte ervan uitgaan dat door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. Sindsdien zijn 5 jaren en 10 maanden verstreken. De regieprocedure bij de rechter-commissaris heeft pas twee jaar na de eerste doorzoeking plaatsgevonden. Daarnaast is sprake van een schending van het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging. Door het familiedrama dat zich heeft afgespeeld op 29 april 2018 in [plaats] , is verdachte ernstig getraumatiseerd geraakt. Daarbij komt dat de verdenking tegen verdachte gering is. Als tegenover de belangen van verdachte de belangen van justitie worden gezet, zijn die zeer gering te noemen. De onevenredige belangenafweging om tot (verdere) vervolging over te gaan, in combinatie met de zeer lange tijdsduur, dient ertoe te leiden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan schending van de redelijke termijn slechts in heel uitzonderlijke situaties leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Na de eerste doorzoeking heeft het openbaar ministerie niet stil gezeten. In maart 2015 heeft nog een doorzoeking plaatsgevonden en vervolgens heeft een regieprocedure bij de rechter-commissaris plaatsgevonden, waarbij onder meer getuigen zijn gehoord. Vanwege het familiedrama in 2018 is in overleg met alle procespartijen de zitting van oktober 2018 uitgesteld. Ten aanzien van de belangenafweging door het openbaar ministerie geldt een marginale toetsing voor de rechtbank. Het standpunt van de raadsman dat verdachte door het familiedrama getraumatiseerd is geraakt, is niet onderbouwd. Bij de strafeis zal rekening worden gehouden met de gevolgen van de tragedie voor verdachte. Het openbaar ministerie heeft een algemeen belang om tot vervolging over te gaan om een signaal af te geven dat niet alleen hoofddaders worden berecht, maar ook de faciliteerders van strafbare feiten, tot welke groep verdachte gerekend dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
In onderhavige zaak is sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Dit kan op zichzelf geen reden vormen voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank dient, mede gezien het betoog van de verdediging, de vraag te beantwoorden of plaats is voor het uitspreken van een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging omdat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Op grond van het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel, is het aan het openbaar ministerie om te beslissen of - en zo ja - wie vervolgd wordt. Hierbij heeft het openbaar ministerie een ruime discretionaire bevoegdheid. Slechts indien zou blijken dat het openbaar ministerie bij zijn vervolgingsbeslissing zou handelen in strijd met de wet, een verdrag, of enig beginsel van een goede procesorde, zou dit de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen raken. Dit betekent dat de beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing leent, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld, doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Dit algemeen belang dat met een vervolging kan zijn gediend moet worden afgewogen tegen het individuele belang van de verdachte om uit het strafrechtelijke circuit te blijven. In het geval van een aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur (dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging).
Voor wat betreft de periode vanaf de aanvang van de vervolging tot aan het familiedrama dat zich in april 2018 heeft afgespeeld, is de rechtbank van oordeel dat het algemene belang bij een vervolging, zoals toegelicht door de officier van justitie, zwaarder heeft kunnen wegen dan het individuele belang van verdachte om buiten beeld van het strafrechtelijk circuit te blijven. De rechtbank is echter van oordeel dat na april 2018 geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met voortzetting van de vervolging enig met strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte bij het familiedrama in april 2018 haar man heeft verloren door toedoen van haar eigen zoon en dat zij zelf door haar zoon ernstig is verwond. De rechtbank neemt direct aan dat dit een zeer traumatiserende gebeurtenis is geweest, waarvan verdachte tot op de dag van vandaag ernstige psychische en fysieke gevolgen ondervindt. De voortduring van de vervolging heeft volgens de reclassering desastreuze gevolgen voor verdachte. De rechtbank weegt deze omstandigheden af tegen de verwijten die verdachte worden gemaakt. De rechtbank constateert daarbij dat deze verwijten beduidend minder ernstig zijn dan de verwijten die haar beide zoons worden gemaakt, die zich bij de rechtbank ook hebben moeten verantwoorden voor deze feiten.
Gezien deze zeer uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden, de veel geringere ernst van de verweten gedragingen (vergeleken bij die van haar beide zoons) en het forse tijdsverloop - ruim 4,5 jaar sinds het einde van de ten laste gelegde periode - komt de rechtbank tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat en mr. S. Blankenspoor, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2019.