ECLI:NL:RBGEL:2019:5958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
05/860260-14.ontn
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met handel in anabole steroïden

In de ontnemingsprocedure heeft de rechtbank Gelderland op 19 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen de veroordeelde, die in het verleden betrokken was bij de handel in anabole steroïden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 34.500,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet betalen aan de Staat. De officier van justitie had aanvankelijk een vordering ingediend voor een bedrag van € 81.000,-, maar dit bedrag werd later aangepast naar € 46.427,- op basis van een rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen of te verlagen tot € 30.350,-, maar de rechtbank heeft uiteindelijk aansluiting gezocht bij de verklaring van de veroordeelde zelf en de beschikbare bewijsmiddelen.

Tijdens de zitting op 21 november 2019 heeft de veroordeelde verklaard dat hij regelmatig geld ontving in ruil voor zijn betrokkenheid bij de handel. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van € 34.500,- kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de eerder genoemde bedragen die de veroordeelde heeft ontvangen en de kosten die hij heeft gemaakt, zoals CJIB-boetes. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860260-14 (ontneming)
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 21 november 2019
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie (aanvankelijk) is gesteld op € 81.000,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 21 november 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 21 november 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt en de vordering gewijzigd. Zij heeft gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden geschat op € 46.427,-, conform het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. Primair heeft de verdediging verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om ten aanzien van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan te sluiten bij de verklaring van veroordeelde zelf. Op basis van zijn verklaring kan het wederrechtelijk verkregen voordeel volgens de verdediging als volgt worden geschat:
  • ten aanzien van de huur van de woning € 2.000,- per maand, in totaal € 24.000,-,
  • ten aanzien van de postbus op € 150,- euro per maand, in totaal € 1.350,-
  • ten aanzien van de bedragen ten behoeve van de CJIB boetes in totaal € 5.000,-.
De raadsman heeft daarom subsidiair verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 30.350,-.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan te sluiten bij het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, maar dan enkel ten aanzien van de periode van eind 2012 tot februari 2014.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 19 december 2019 tegen veroordeelde gewezen vonnis. Veroordeelde is veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 306 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, ter zake van onder meer:
  • het medeplegen van waren verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelen, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd;
  • het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
  • het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
  • het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Deze beslissing is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
Overwegingen
In het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, gedateerd 21 augustus 2015 (hierna: het rapport), dat ziet op de handel in anabole steroïden of geneesmiddelen, worden diverse aannames gedaan op basis van het dossier en wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze de totale omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Vervolgens wordt er een pondspondsgewijze verdeling gemaakt tussen veroordeelde en drie medeverdachten. Dat veroordeelde samen met drie anderen de feiten heeft gepleegd is niet vast komen te staan. De vervolging van de drie in het rapport genoemde verdachten heeft niet tot een veroordeling geleid. De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat er anderen bij betrokken zijn geweest.
Nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen hoeveel medeplegers er zijn en welk deel van de opbrengst aan veroordeelde is toegekomen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgegaan van een pondspondsgewijze verdeling en daarmee toerekening van een vierde deel van het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde. De rechtbank zal daarom niet aansluiten bij het rapport.
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij de door veroordeelde zelf ter terechtzitting van
21 november 2019 afgelegde verklaring en zo de omvang van het door hem minst genomen verkregen wederrechtelijk voordeel bepalen.
Bewijsmiddelen
Veroordeelde heeft verklaard dat hij, toen hij [postbusnummer] , 6800 AZ Arnhem op zijn naam had staan, regelmatig € 100,- of € 150,- euro kreeg telkens wanneer hij ‘de jongens’ zag. Hij heeft verder verklaard dat hij de post ook ophaalde en wegbracht. Vanaf het moment dat hij de woning aan het [adres 2] huurde kreeg hij netto € 2.000,- per maand. Naast deze bedragen heeft hij geld gekregen om de CJIB boetes te betalen, wanneer hij hiervoor zelf onvoldoende geld had. [2]
[postbusnummer] , 6800 AZ Arnhem is op 14 maart 2012 geopend door veroordeelde. [3] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de huurder van de postbus twee tot drie keer per week de post ophaalde. [4]
De woning aan het [adres 2] werd sinds 17 januari 2013 gehuurd door veroordeelde. [5] Op 30 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in deze woning. [6]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bijna wekelijks CJIB boetes ontving voor de Volkswagen Polo die [verdachte] in gebruik had. [7] Ter terechtzitting heeft de verdediging een overzicht overgelegd van in de periode van 3 mei 2012 tot 20 maart 2014 gedane betalingen en stortingen via een bankrekening van veroordeelde. Hieruit blijkt over de periode van 3 mei 2012 tot 24 januari 2014 van een totaal aan CJIB boetes van € 4.617,-. [8]
Gezien de verklaring van veroordeelde, en aannemende dat veroordeelde zijn mededaders ten minste eenmaal per week trof -ook gezien de frequentie van zijn bezoeken aan het adres van de postbus-, zal de rechtbank ervan uitgaan dat veroordeelde van 14 maart 2012 tot
17 januari 2013 € 125,- per week (het gemiddelde van de door veroordeelde genoemde bedragen) heeft ontvangen. Vanaf het moment dat veroordeelde de woning aan het [adres 2] huurde tot het moment van de inval ontving hij € 2.000,- per maand, dat is van 17 januari 2013 tot 30 januari 2014.
Uitgaande van de verklaring van veroordeelde, en gezien de vermelde betalingen aan het CJIB in het door veroordeelde verstrekte overzicht van zijn bankrekening, zal de rechtbank voorts uitgaan van het door de raadsman van veroordeelde in dit verband genoemde bedrag van € 5.000,-. Dit is in lijn met het totaal aan boetes over de periode van 3 mei 2012 tot
24 januari 2014, zijnde een kortere periode dan de bewezenverklaarde periode. Aannemelijk is dat veroordeelde ook in de periode van 14 maart 2012 tot 3 mei 2012 nog boetes heeft betaald.
Het voorgaande levert de volgende berekening op:
CJIB boetes = € 5.000,-
44 weken x € 125,- = € 5.500,-

12 maanden x € 2.000,- = € 24.000,- +

Totaal € 34.500,-
In totaal heeft veroordeelde, uitgaande van zijn eigen verklaring, bezien in relatie tot de voornoemde bewijsmiddelen, € 34.500,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel genoten. Dat de veroordeelde
ten minstedit voordeel heeft genoten, komt de rechtbank ook aannemelijk voor gezien de winst die blijkens het rapport met de handel in anabole steroïden behaald kan worden.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 34.500,-. De rechtbank zal het wederrechtelijk verkregen voordeel op dit bedrag vaststellen en zal veroordeelde de verplichting opleggen dit bedrag te betalen aan de Staat.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 34.500,- (zegge: vierendertigduizend en vijfhonderd euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 34.500,- (zegge: vierendertigduizend en vijfhonderd euro).
Aldus gegeven door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat en mr. S. Blankenspoor, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, BVH PL078L-2014011656, onderzoek 07 Vliegtuig / 07ADR14011, gesloten op 14 juli 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2019.
3.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 755.
4.Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] , p. 793-794.
5.De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2019 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 73.
6.Het proces-verbaal van doorzoeking woning [adres 2] , p. 91-92.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p, 1972.
8.Het overzicht van betalingen en stortingen in de periode van 3 mei 2012 tot 20 maart 2014, opgemaakt door veroordeelde.