ECLI:NL:RBGEL:2019:5677

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3238
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verlenging bevallingsverlof na vroeggeboorte op basis van de Wet arbeid en zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om het bevallingsverlof van eiseres te verlengen. Eiseres had op 3 oktober 2018 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering aangevraagd, met een ingangsdatum van 1 februari 2019. Na een vroeggeboorte op [geboortedatum] 2019, heeft eiseres een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verlof, omdat haar pasgeboren zoon van [geboortedatum] 2019 tot en met 20 februari 2019 in het ziekenhuis was opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de UWV op 11 maart 2019 het verzoek om verlenging heeft afgewezen, en dat dit besluit op 15 mei 2019 is bevestigd in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 3:1, vijfde lid, van de Wet arbeid en zorg (Wazo) het bevallingsverlof kan worden verlengd met het aantal opnamedagen van het kind, maar alleen als deze opname langer duurt dan zeven dagen. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de opname van de zoon van eiseres 47 dagen heeft geduurd, maar dat de eerste zeven dagen niet meetellen voor de verlenging. Hierdoor resteerden 40 dagen opname, terwijl het bevallingsverlof van eiseres met 42 dagen was verlengd. De rechtbank concludeert dat de opname niet langer heeft geduurd dan de periode waarmee het bevallingsverlof is verlengd, en dat er geen wettelijke basis is voor een verdere verlenging.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat de interpretatie van de regelgeving door de UWV onredelijk bezwarend is, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor afwijkingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de UWV in stand blijft. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Wazo en de beperkingen die deze wet oplegt aan de verlenging van het bevallingsverlof.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 19/3238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2019

in de zaak tussen

[Naam A] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder,
(gemachtigde: J.M. Marquenie).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd het verlof van eiseres voor de periode na haar bevalling te verlengen.
Bij besluit van 15 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft op 3 oktober 2018 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering aangevraagd met ingang van 1 februari 2019. Eiseres was aanvankelijk uitgerekend op 1 maart 2019. Verweerder heeft eiseres bij besluit van 24 januari 2019 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering toegekend van 5 januari 2019 tot 27 april 2019. Eiseres is op [geboortedatum] 2019 bevallen van een zoon. Eiseres heeft verlenging van haar verlof voor de periode na haar bevalling aangevraagd, omdat haar pasgeboren zoon van [geboortedatum] 2019 tot en met 20 februari 2019 opgenomen is geweest in het ziekenhuis.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – samengevat – ten grondslag gelegd dat er bij een voortijdige bevalling (een bevalling voor de eerst mogelijke ingangsdatum van het zwangerschapsverlof) geen recht op zwangerschapsverlof kan ontstaan. Het bevallingsverlof duurt in dat geval 16 weken (112 dagen) en is voor eiseres ingegaan op 5 januari 2019. Verlenging van het bevallingsverlof met de dagen van de ziekenhuisopname van een kind is alleen mogelijk als het kind langer dan 7 dagen is opgenomen in het ziekenhuis, waarbij alleen opnamedagen die binnen de duur van de aaneengesloten bevallingsuitkering liggen, worden meegeteld. De verlenging van het bevallingsverlof vanwege de te vroege geboorte van zes weken (42 dagen) wordt vervolgens in mindering gebracht op het aantal opnamedagen. Omdat het eerste getal hoger is dan het tweede komt eiseres niet in aanmerking voor verlenging van het bevallingsverlof. De berekening van de verlenging van het zwangerschapsverlof is wettelijk vastgesteld. Verweerder heeft geen (wettelijke) mogelijkheid om hiervan af te wijken.
3. Eiseres voert, kort weergegeven, ten eerste aan dat verweerder een onjuiste toepassing geeft aan artikel 3:1, lid 5 van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Haar zoontje heeft in het ziekenhuis gelegen van [geboortedatum] 2019 tot en met 20 februari 2019 en vervolgens ook nog op 4 maart 2019. Dat is in totaal 49 dagen en dat is meer dan 42 dagen. Eiseres voert verder aan dat verweerders interpretatie van de regelgeving voor haar onredelijk bezwarend uitvalt. Eiseres stelt zich daarbij op het standpunt dat het maximum van 10 weken betrekking heeft op de verlenging en niet op het bevallingsverlof, zodat de laatste dag van het (verlengde) bevallingsverlof 6 juni 2019 dient te zijn.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift vooropgesteld dat eiseres op [geboortedatum] 2019 is bevallen. Vanwege de vroeggeboorte is er geen zwangerschapsverlof genoten. Eiseres had daarna over de periode van 5 januari 2019 tot en met 26 april 2019 recht op zwangerschapsverlof, bestaande uit 10 weken plus zes weken (42 dagen) verlenging op grond van artikel 3:1, derde lid, van de Wazo. De zoon van eiseres is van 5 januari 2019 tot en met 20 februari 2019 opgenomen geweest in het ziekenhuis, dus in totaal 47 dagen. Er kan dan verlengd worden vanaf de achtste dag, waardoor er 40 dagen resteren. Het bevallingsverlof is verlengd met 42 dagen, zodat de opname in het ziekenhuis niet langer heeft geduurd dan de periode waarmee het bevallingsverlof op grond van artikel 3:1, derde lid, van de Wazo is verlengd. De berekening van de verlenging van het bevallingsverlof is wettelijk vastgesteld. Verweerder is niet bevoegd langer verlof toe te kennen.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.2.
Artikel 3:1, derde lid, van de Wazo bepaalt dat het bevallingsverlof ingaat op de dag na de bevalling en tien aaneengesloten weken bedraagt, vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.
Het vijfde lid van artikel 3:1 van de Wazo bepaalt dat, als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, het bevallingsverlof wordt verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. De in de eerste zin bedoelde verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat het zoontje van eiseres volgens de gegevens waarover verweerder beschikte bij het nemen van het bestreden besluit, 47 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. Hierop dienen de eerste 7 dagen van de opnameperiode in mindering te worden gebracht, omdat volgens artikel 3:1, vijfde lid, van de Wazo, voor de berekening van de duur van een verlenging van het bevallingsverlof geen rekening wordt gehouden met de eerste zeven dagen. Hierdoor blijven 40 dagen ziekenhuisopname over. Het bevallingsverlof van eiseres is op grond van 3:1, derde lid, van de Wazo verlengd met 42 dagen, zodat de opname in het ziekenhuis niet langer heeft geduurd dan de periode waarmee het bevallingsverlof op grond van dit derde lid is verlengd. Gegeven die uitkomst is niet voldaan aan de voorwaarde van de laatste zin van artikel 3:1, vijfde lid, van de Wazo. Dat het zoontje van eiseres ook op 4 maart 2019 om medische redenen in het ziekenhuis was opgenomen heeft eiseres pas in beroep naar voren gebracht, zodat verweerder hiermee bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening kon houden. De regeling in de Wazo voorziet niet in een extra verlenging in het geval van eiseres, omdat er geen sprake is geweest van een opname die (volgens de wijze van berekening van die duur) langer heeft geduurd dan de reguliere verlenging van het bevallingsverlof als gevolg van de vroeggeboorte. De Wazo bevat geen afwijkingsmogelijkheden. Verweerder was dan ook niet bevoegd om het bevallingsverlof van eiseres te verlengen.
5.4.
Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat de wetgever heeft beoogd dat moeders in alle gevallen de gelegenheid moeten hebben minimaal tien weken thuis door te brengen met hun kind na ontslag uit het ziekenhuis, overweegt de rechtbank dat de toepassing van artikel 3:1, derde en vijfde lid, van de Wazo niet altijd dit beoogde effect heeft. Hoewel uit de wetsgeschiedenis valt op te maken dat de wetgever bij de vormgeving van de aanvullende verlenging van het bevallingsverlof als uitgangspunt hanteert dat de gelegenheid moet bestaan om na het ontslag tien weken samen thuis door te brengen, [1] blijkt daaruit ook dat de wetgever op dit uitgangspunt een beperking heeft aangebracht onder verwijzing naar een eventuele verlenging van het bevallingsverlof met het voorafgaande aan de bevalling niet genoten zwangerschapsverlof. Tegen deze achtergrond is er geen reden om af te wijken van de duidelijke tekst van de wet. Daarbij komt nog dat het de rechter op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet vrij staat de innerlijke waarde of billijkheid van een wet (in formele zin, zoals de Wazo) te beoordelen.
6
.Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van Lee, rechter, in tegenwoordigheid van M. Bordeaux-Stoel, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 6 december 2019
Griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2010-2011 32855 nr. 3, paragraaf 2.2.6 en de artikelsgewijze toelichting bij Artikel I, Onderdeel C.