In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 5 december 2019, is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat zich in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn bevond. De zaak kwam aan het licht na een incident op 8 september 2018 in Apeldoorn, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het betasten van de vagina van het slachtoffer, van wie hij wist dat zij in een kwetsbare toestand verkeerde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en baseerde zijn eis op de verklaring van het slachtoffer en ondersteunend bewijs in de vorm van WhatsApp-berichten van de verdachte.
De verdediging voerde aan dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de toestand van het slachtoffer op het moment van de handelingen. Hierdoor kon het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.
Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding van € 2.250, omdat de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. Y. Yeniay-Cenik, met mr. D.S.M. Bak en mr. E.H.T. Rademaker als leden van de rechtbank.