ECLI:NL:RBGEL:2019:5665

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
05/880357-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen en kinderporno

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man uit Beekbergen. De man werd veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een destijds 14-jarig meisje en voor het maken, bezitten en verspreiden van kinderporno. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 362 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na meerdere getuigenverhoren en de verklaring van de verdachte zelf tijdens de terechtzittingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ongelijkwaardige positie tussen de verdachte en het meisje zwaar wogen in de beoordeling. De rechtbank benadrukte dat de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen beschermd moet worden en dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de fysieke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880357-17
Datum uitspraak : 28 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. J.A Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 augustus 2018, 20 december 2018, 27 juni 2019, 8 oktober 2019 en 14 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 26 juni 2016 tot
en met 10 december 2016 te Beekbergen en/of Apeldoorn, in ieder geval in
Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zich door haar laten pijpen;
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of
- zich door haar laten aftrekken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2016 tot en met 16 februari 2017 te
Apeldoorn, in ieder geval in Nederland,
een aantal afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's en/of filmfragmenten),
van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen was
betrokken die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
danwel één of meer gegevensdragers (waaronder een USB-stick) bevattende die
afbeeldingen/ multimediafiles,
in zijn bezit heeft gehad en/of één of meerdere van die afbeelding(en)/
multimediafile(s) heeft vervaardigd, verworven en/of verspreid,
welke afgebeelde seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens)
heeft/hebben bestaan uit de geheel en/of gedeeltelijk ontklede minderjarige [slachtoffer]
, geboortedatum [geboortedatum 2] 2002, die naakt poseert en/of seksuele handelingen
verricht waaronder seksueel binnendringende handelingen (het pijpen van een
volwassen man),
waarbij de afbeelding (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking had
en/of strekte tot seksuele prikkeling).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Van het verwerven van kinderpornografische afbeeldingen heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 92-106 en 161-164;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode in Beekbergen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de destijds veertienjarige [slachtoffer] .
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 934-940;
- het proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 959-960;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben, het vervaardigen en het verspreiden van kinderpornografische foto’s en filmfragmenten waarbij de destijds veertienjarige [slachtoffer] was betrokken. Voor het door verdachte verwerven van kinderpornografisch materiaal bevat het dossier geen aanknopingspunten, waardoor dat bestanddeel niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 26 juni 2016 tot
en met 10 december 2016 te Beekbergen
en/of Apeldoorn, in ieder geval inNederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zich door haar laten pijpen;
- zijn penis in haar vagina gebracht en
/of- zich door haar laten aftrekken;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 26 juni 2016 tot en met 16 februari 2017 te
Apeldoorn, in ieder geval in Nederland,
een aantal afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's en
/offilmfragmenten),
van
(telkens
) (een)seksuele gedraging
(en
)waarbij
(een
)persoon
/personenwas
betrokken die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
danwel één of meer gegevensdragers (waaronder een USB-stick) bevattende die
afbeeldingen/multimediafiles,
in zijn bezit heeft gehad en
/of één ofmeerdere van die afbeelding
(en
)/
multimediafile
(s
)heeft vervaardigd
, verworvenen
/ofverspreid,
welke afgebeelde seksuele gedraging
(en
)in algemene zin
(telkens
)
heeft/hebben bestaan uit de geheel
en/of gedeeltelijkontklede minderjarige [slachtoffer]
, geboortedatum [geboortedatum 2] 2002, die naakt poseert en/of seksuele handelingen
verricht waaronder seksueel binnendringende handelingen (het pijpen van een
volwassen man),
waarbij de afbeelding
(aldus
)telkens een onmiskenbaar seksuele strekking had
en/of strekte tot seksuele prikkeling.
Voor zover er in de bewezenverklaring kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling en een contactverbod met [slachtoffer] gedurende de proeftijd, met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen goed wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf - zonder een meldplicht en ambulante behandeling - voor de duur van zes maanden en een taakstraf van 240 uur op te leggen. De bewezen verklaarde feiten dienen te worden beschouwd als een incident. Bij verdachte is geen sprake van een mogelijke afwijking. Daarbij moet in strafmatigende zin rekening worden gehouden met het door verdachte getoonde inzicht in zijn handelen, de rol van het slachtoffer en de blanco documentatie van verdachte. Ten aanzien van het gevorderde contactverbod heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, van 26 augustus 2019;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op meerdere momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de destijds veertienjarige [slachtoffer] . Deze handelingen bestonden uit het in haar vagina brengen van zijn penis en uit het zich door haar laten pijpen en aftrekken. Van deze handelingen en van de naakte [slachtoffer] heeft verdachte foto’s en filmpjes gemaakt die hij vervolgens in zijn bezit heeft gehad en via WhatsApp naar meerdere mensen heeft verstuurd.
Ondanks dat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij zich heeft voorgedaan als zestienjarige, zij vindt dat verdachte niets verkeerd heeft gedaan en zij zichzelf niet als slachtoffer ziet, is de handelwijze van verdachte naar het oordeel van de rechtbank bijzonder kwalijk. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige positie die vanwege haar zeer jeugdige leeftijd tussen hem en [slachtoffer] bestond en heeft ten behoeve van de bevrediging van zijn lustgevoelens de verantwoordelijkheid, die hij als volwassene ten opzichte van haar had, genegeerd. Het is bekend dat jongeren in de leeftijdsfase waarin [slachtoffer] verkeerde, onzeker kunnen zijn en op zoek gaan naar een (seksuele) grens. Verdachte had zich daar bewust van moeten zijn. De verklaring van [slachtoffer] doet daar niet aan af. Bovendien is het maken en versturen van pornografisch beeldmateriaal, óók wanneer het zestienjarigen betreft, niet toegestaan.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien.
Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de fysieke integriteit van [slachtoffer] , wat naar de ervaring leert, kan leiden tot blijvende psychische schade. In de toekomst kan [slachtoffer] gaan inzien en ondervinden dat deze seksuele contacten niet normaal zijn geweest voor een veertienjarig meisje en kunnen de verspreide beelden, waarop zij herkenbaar in beeld is, haar blijven achtervolgen.
Voorts vindt de rechtbank het kwalijk dat uit een later opgemaakt proces-verbaal volgt dat verdachte ook na het plegen van de bewezen verklaarde feiten nog contact heeft gehad met [slachtoffer] via Facebook Messenger. Verdachte wist toen inmiddels de werkelijke leeftijd van [slachtoffer] . Toch is tussen hen nog gesproken over het maken van een afspraak.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte ten tijde van het gesprek met de reclassering niet in wilde gaan op de verdenking. Dat heeft het voor de reclassering moeilijk gemaakt om een verband te leggen tussen de persoon van verdachte en de omstandigheden in relatie tot de verdenking. Ondanks zijn proceshouding destijds heeft verdachte aangegeven open te staan voor een ambulante behandeling om recidive te voorkomen. Het recidiverisico is ingeschat als laag tot laag-gemiddeld. Naast de ambulante behandeling heeft de reclassering oplegging van een meldplicht als bijzondere voorwaarde geadviseerd.
Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Het onvoorwaardelijk deel zal daarbij gelijk zijn aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een onvoorwaardelijk deel van langere duur, zoals geëist door de officier van justitie, acht de rechtbank vanwege de ouderdom van de zaak onwenselijk. Het is van belang dat verdachte wordt weerhouden van recidive en daarmee wordt geholpen. Daarom worden aan het voorwaardelijk strafdeel een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij De Tender of een soortgelijke instelling verbonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu nog een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen.
Naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal aan verdachte, vanwege de ernst van de bewezen verklaarde feiten, een taakstraf worden opgelegd van maximale duur.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Wetboek van Strafrecht
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte, op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ambtshalve de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat ten bedrage van € 2.500,--, bij niet betaling of verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het slachtoffer op dit moment geen schade heeft geleden, aangezien geen vordering ter verkrijging van schadevergoeding is ingediend. Dat maakt dat niet kan worden toegekomen aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bepaald bedrag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het ambtshalve opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
362 (driehonderdtweeënzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland in Apeldoorn en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd zal laten onderzoeken door en onder behandeling zal stellen van polikliniek De Tender of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling zullen worden gegeven;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
taakstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: USB-stick van 16 GB.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2019.
Mr. C.J.M. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017008716, gesloten op 30 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.