ECLI:NL:RBGEL:2019:5663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
05/140622-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens taxirit

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 28-jarige man uit Westervoort veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 juni 2019 in Beekbergen, waar de verdachte tijdens een taxirit de taxichauffeur, [slachtoffer], met een mes heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen met een mes in de bovenarm en borst van de aangever heeft gestoken, wat een aanmerkelijke kans op de dood van de aangever met zich meebracht. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer, omdat er geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks dat de aangever geen dodelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor een bedrag van € 18.479,75, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05.140622.19 en 21/002538-15 (tul)
Datum uitspraak : 28 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid in Arnhem.
Raadsman: mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 september 2019, 7 november 2019 en 14 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na (gewijzigde) nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2019, te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] eenmaal op zijn oog, dan wel in zijn gezicht gestompt, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn hand gesneden, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn borst en/of zijn schouder, althans in zijn lichaam, gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2019, te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden en/of een of meerdere snijwonden en/of een of meerdere bloeduitstortingen en/of een storing van de verstandelijke vermogens, heeft toegebracht door en/of is veroorzaakt door:
- die [slachtoffer] eenmaal op zijn oog, dan wel in zijn gezicht te stompen, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn hand te snijden, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn borst en/of zijn schouder, althans in zijn lichaam, te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2019, te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] eenmaal op zijn oog, dan wel in zijn gezicht gestompt, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn hand gesneden, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn borst en/of zijn schouder, althans in zijn lichaam, gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2019, te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] eenmaal op zijn oog, dan wel in zijn gezicht te stompen, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn hand te snijden, en/of
- die [slachtoffer] eenmaal, dan wel meermaals in zijn borst en/of zijn schouder, althans in zijn lichaam, te steken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op zondag 9 juni 2019 om 06:41 uur werd bij de politiemeldkamer gemeld dat er een taxichauffeur van [naam 1] in zijn auto was neergestoken op de Dorpsstraat te Beekbergen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de poging tot doodslag en de zware mishandeling, nu er volgens de letselrapportage geen sprake is van potentieel dodelijk of zwaar letsel, te meer nu niet kan worden vastgesteld hoe diep de steekwonden zijn. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier de vraag of de uiterlijke verschijningsvorm van de steekbewegingen duidt op voorwaardelijk opzet op de dood, niet beantwoordt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] verklaarde dat hij op 9 juni 2019 aan het werk was als taxichauffeur. Een jongeman belde dat hij een taxi wilde vanaf het station Apeldoorn naar Arnhem. [2] Op het station aangekomen nam aangever twee jongens mee. De ene jongen heeft hij afgezet in de Maten in Apeldoorn en de andere jongen moest naar Arnhem. [3] Aangever zei dat de jongen eerst moest betalen, voordat hij de stad uit reed. Hij is met de jongen naar de pinautomaat in Beekbergen gereden. Aangever had van tevoren aan de jongen gezegd dat de rit ongeveer 70 tot 80 euro zou kosten. De jongen zei dat het pinnen niet was gelukt omdat de pinautomaat niet 200 euro uitbetaalde. Daarna zei hij dat de automaat alleen 20 euro gaf en daarna zei hij dat hij maar 50 euro op de bankrekening had staan. Aangever zei tegen de jongen dat hij dan maar 50 euro moest pinnen en aangever gaf zijn mobiele pinautomaat. De jongen voerde een code in, maar er volgde geen betaling. Er kwam een foutcode in beeld en aangever zei dat de pas of de code niet klopte. De jongen raakte meer opgefokt en zei tegen aangever dat de pinautomaat kapot was. Aangever zei dat het de laatste kans van de jongen was, anders moest hij maar uitstappen als hij niet kon betalen. De jongen zei toen steeds kwader dat hij naar Arnhem moest en vroeg tegelijkertijd hoe hij dat dan moest doen. Aangever vroeg de jongen zijn auto uit te gaan en de jongen werd kwaad. Voordat aangever iets kon doen, kwam de jongen met zijn bovenlichaam in de auto en greep aangever met zijn linkerhand bij zijn jasje. [4] Aangever kon niet weg maar deinsde wel terug richting de deurstijl. De jongen sloeg aangever met zijn rechtervuist op diens rechteroog. De jongen liet aangever los en stapte met zijn rechterbeen de auto in en plaatste zijn voet op de stoel. De jongen pakte aangever met links vast en aangever zag dat de jongen een mes in zijn rechterhand had. De jongen wilde steken, maar aangever weerde af met zijn hand. De jongen stak aangever vier keer in zijn rechterschouder/borstkas. Aangever probeerde weg te komen uit de auto, maar dat lukte niet omdat de jongen hem vast hield. Uiteindelijk is het aangever gelukt om de auto te starten en weg te rijden. [5]
Bij aangever werden vier steekwonden in de rechterschouder en bovenarm geconstateerd. [6] Aangever heeft negen letsels opgelopen. Op de strekzijde van de rechterbovenarm, ter hoogte van de okselplooi zijn twee huidbeschadigingen te zien. Op de overgang van de strekzijde van de rechterbovenarm richting de borst, in het verticale richting verlengde van de okselplooi, zijn twee schuin verlopende (richting de tepel) scherpbegrensde streepvormige huidbeschadigingen te zien. Aan de handpalm van de linkerhand is een matig scherp begrensde, iets grillig verlopende huidbeschadiging zichtbaar. Aan de buigzijde van de linker pink is een huidbeschadiging te zien. Het potentieel dodelijk vermogen van een steekwond is sterk afhankelijk van de steekdiepte en de steekplaats. Snijwonden zijn zelden dodelijk tenzij er een groot bloedvat wordt geraakt. Bij steekverwondingen in de borstkas bestaat risico op een aantal mogelijke consequenties, afhankelijk van het voorwerp waarmee is gestoken, de plaats waar is gestoken en de diepte van het steekkanaal. Potentieel dodelijk is de kans dat bij steken in de schouderregio of borstkas grote bloedvaten geraakt worden. Slagaderlijke bloedingen zijn de meest voorkomende levensbedreigende complicaties. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 juni 2019 door een taxi in Apeldoorn was opgehaald. Hij moest naar Westervoort. De chauffeur vroeg hem of hij cash of met de pin wilde betalen. Toen verdachte zei dat hij alleen met de pin kon betalen, zei de chauffeur dat hij naar de dichtstbijzijnde pinautomaat zou rijden, zodat verdachte kon pinnen. De chauffeur stopte vervolgens bij de pinautomaat in Beekbergen. Het lukte niet om daar te pinnen. Verdachte heeft vervolgens nog geprobeerd om met de pinautomaat van de chauffeur te pinnen, maar ook dat lukte niet. De chauffeur stopte toen en schreeuwde dat hij de taxi moest verlaten. Er ontstond over en weer getrek. De chauffeur begon vervolgens over zijn geloof, waarop verdachte boos werd en de chauffeur vast pakte. Vanaf dat moment was er ineens een mes in het spel. De chauffeur graaide in het portiervak en pakte daar met zijn linkerhand een mes vandaan. In de strubbeling die toen volgde en waarin verdachte probeerde het mes af te pakken, heeft hij zichzelf waarschijnlijk in de rechterhand gesneden. Een paar seconden had hij het mes in zijn handen, en heeft hij de chauffeur gestoken. [8]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 juni 2019 meermalen met het mes in aangevers hand heeft gesneden en aangever meermalen met het mes in diens bovenarm/borst heeft gestoken.
Met betrekking tot het opzet van verdachte overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte “vol” opzet had op de dood van aangever. De vraag is of verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden als gevolg van het handelen van verdachte. Verdachte heeft aangever meermalen met een mes gestoken terwijl aangever in de auto zat. Dat daarbij het letsel van [slachtoffer] beperkt is gebleven, zoals volgt uit de letselbeschrijving, is niet aan verdachte te danken. Met name in de letselrapportage van [naam 2] , die in tijd eerder is opgesteld dan de rapportage van [naam 3] , blijkt dat sprake is van steekverwondingen in plaats van snijverwondingen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het meermalen steken met een mes nabij de borststreek, dodelijk letsel kan veroorzaken. In de borststreek bevinden zich vitale organen en slagaders. Verdachte wordt geacht daarvan op de hoogte te zijn. Door daar te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op de dood van [slachtoffer] . Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Het verweer van de raadsman dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad, verwerpt de rechtbank dan ook.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] en dat hij daarmee schuldig is aan een poging tot doodslag op die [slachtoffer] .

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks9 juni 2019, te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] eenmaal op zijn oog, dan wel in zijn gezicht gestompt, en
/of
- die [slachtoffer]
eenmaal, dan welmeermaals in zijn hand gesneden, en
/of
- die [slachtoffer]
eenmaal, dan welmeermaals in zijn borst en/of zijn schouder,
althans in zijn lichaam,gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het feit

Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Verdachte zag dat aangever een mes trok en een steekbeweging maakte. Verdachte heeft ook letsel dat daarbij past. Verdachte probeerde deze dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding te stoppen door het mes af te pakken, waarna verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. Verdachte dient in verband hiermee te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op de strafuitsluitingsgrond van noodweer is vereist, dat aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ofwel een noodweersituatie, jegens verdachte.
De rechtbank overweegt dat de lezingen van verdachte enerzijds en aangever anderzijds tegenover elkaar staan voor zover het gaat om de vraag wie het mes heeft gepakt. Nu objectieve gegevens over dit specifieke vraagpunt ontbreken, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond.
Omdat er geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf was, was er dus ook geen noodzaak zich hiertegen te verdedigen. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat wat is bewezen, oplevert het volgende misdrijf:
Ten aanzien van primair:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat sprake is van noodweerexces. Voor een geslaagd beroep op noodweerexces in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging geboden was. De rechtbank is van oordeel dat, nu geen sprake was van een noodweersituatie, verdachte ook geen beroep op noodweerexces toekomt.
Nu het beroep op noodweerexces niet slaagt en ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 29 oktober 2019 en het psychologisch rapport van drs. A.M.J. de Kuiper, GZ-psycholoog, gedateerd 16 september 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op aangever door hem meermalen met een mes in de bovenarm/borststreek te steken. De rechtbank acht dit een bijzonder ernstig feit waarbij het niet aan verdachte is te danken dat aangever geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbeuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dit soort strafbare feiten hebben een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en versterken de in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. In beginsel is dan ook alleen een langdurige gevangenisstraf een passende straf voor deze zeer ernstige vorm van geweld en moet de samenleving tegen verdachte worden beschermd. Daarbij speelt mee dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 18.479,75 exclusief € 922,- voor de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2019 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de reiskosten heeft de raadsman bepleit dat een bedrag van € 10,40 kan worden toegewezen. Taxikosten kunnen volgens de Letselschaderaad slechts worden vergoed, “indien het openbaar vervoer of eigen vervoer geen passende voorziening blijkt te zijn”. Een dergelijke onderbouwing wordt niet gegeven, zodat deze kosten niet kunnen worden toegewezen.
De kosten voor huishoudelijke hulp en verzorging moeten worden afgewezen, nu deze kosten volgens de Hoge Raad niet zien op taken verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners, maar door aangever en zijn vrouw. Hoewel de Letselschaderaad een ruimere definitie van het begrip huishoudelijke hulp dan de Hoge Raad hanteert, kan ook op grond van de Letselschaderichtlijn huishoudelijke hulp niet tot toewijzing worden gekomen. De gederfde inkomsten door de vrouw staan in een te ver verwijderd verband. De gemiste bijdrage aan huishoudelijke taken en kinderopvang door benadeelde zelf kan slechts worden uitgedrukt in percentages van 25, 50, 75 of 100%. Nu in de vordering wordt uitgegaan van en percentage van 35%, kunnen deze kosten niet worden toegewezen.
De vordering van het arbeidsvermogen is te complex en strekt tot niet-ontvankelijkheid wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.
De kledingkosten dienen te worden afgewezen, nu deze niet zijn onderbouwd met bonnetjes. De reinigingskosten voor de taxi dienen eveneens te worden afgewezen, nu uit de meegeleverde bon niet blijkt wat er is gepoetst.
De vordering van de immateriële schade is te complex en strekt tot niet-ontvankelijkheid wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.
Ten aanzien van de kosten voor medische behandeling voor eigen rekening ad € 363,25 en de proceskosten ad € 922,- heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 18.479,75 exclusief de proceskosten van € 922,- schade heeft geleden, wat hieronder per schadepost zal worden toegelicht. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk, waarbij ook aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. In zoverre is de vordering voor toewijzing vatbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente met ingang van de hieronder te noemen data.
Reiskosten
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten voor toewijzing vatbaar zijn, nu deze posten voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen.
Kosten huishoudelijke hulp en verzorging
Vanwege het opgelopen letsel als gevolg van het steekincident staat vast dat [slachtoffer] niet in staat was om gedurende een periode huishoudelijke taken zelfstandig te verrichten, die vóór het steekincident wel door [slachtoffer] zijn verricht. Zijn echtgenote heeft vrije dagen moeten opnemen om de eerste zorg aan [slachtoffer] te kunnen verlenen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van verplaatste schade en dat deze kosten voldoende onderbouwd en redelijk zijn, en derhalve toewijsbaar zijn. Dat door de benadeelde partij een percentage van 35% is opgevoerd, omdat dit de daadwerkelijke bijdrage in de huishouding van [slachtoffer] was, in plaats van een standaardpercentage van 25 of 50%, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Verlies arbeidsvermogen
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat [slachtoffer] na het steekincident niet kon werken als taxichauffeur. In de vordering is een uitgebreide berekening opgenomen van het gemiddelde maandinkomen van [slachtoffer] gedurende een aantal jaren. Voor de maanden die [slachtoffer] niet heeft kunnen werken, is het gemiddelde maandinkomen iets gematigd, omdat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat 2019 een minder goed jaar was. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van verlies van het arbeidsvermogen voldoende onderbouwd en redelijk zijn, en derhalve voor toewijzing vatbaar zijn.
Kosten medische behandeling
Deze post is niet weersproken en naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
Overige materiële kosten
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer] gestelde overige materiële schade van
€ 253,90 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat sprake is van een ernstig feit en schending van de lichamelijke integriteit van benadeelde, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Als gevolg van het steekincident is bij [slachtoffer] PTSS geconstateerd en pas in oktober 2019 heeft hij het aangedurfd om met de psycholoog een rit in zijn taxi te maken. De immateriële schade staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Op grond van de door benadeelde gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade zoals gevorderd voor toewijzing vatbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Proceskosten
Deze post is niet weersproken en naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat in totaal een bedrag van € 18.479,75 en € 922,- proceskosten aan de benadeelde partij kan worden toegekend.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar conform de landelijke oriëntatiepunten niet bij inbegrepen.
De gevorderde rente is wat betreft de reiskosten (€ 133,80), kosten huishoudelijke hulp en verzorging (€ 728,80), verlies arbeidsvermogen (€ 12.000,00), kosten medische behandeling (€ 363,25) en overige materiële kosten (€ 253,90), zijnde een totaalbedrag van € 13.479,75, toewijsbaar vanaf het indienen van de vordering, 22 oktober 2019. Wat betreft het smartengeld (€ 5.000,-) is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar vanaf 9 juni 2019.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober 2016 (parketnummer 21.002538.15) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden ten uitvoer gelegd te worden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] , van een bedrag van
€ 18.479,75,-(achttienduizend vierhonderd negenenzeventig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 18.479,75 vanaf 22 oktober 2019 en over het bedrag € 5.000,- per 9 juni 2019, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 922,-;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 18.479,75,-(achttienduizend vierhonderd negenenzeventig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 18.479,75 vanaf 22 oktober 2019 en over het bedrag € 5.000,- per 9 juni 2019, steeds tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 111 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober 2016, te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee en mr. Y. Yildiz, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2019.
Mr. Y. Yildiz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019252207, gesloten op 27 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 69.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 70.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 71.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 72.
6.Letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door [naam 2] , p. 142.
7.Letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door [naam 3] , ongenummerd.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 23-28.