In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, geboren in 1968, heeft de rechtbank Gelderland op 5 december 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen tegen een slachtoffer in de periode van 11 tot en met 12 april 2019 te Nunspeet. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, gesteund door de verklaring van het slachtoffer en een foto van striemen op haar borst. De officier eiste een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Er waren geen getuigenverklaringen die de aangifte ondersteunden en de verklaring van de verdachte werd niet als een bekentenis beschouwd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Daarnaast was er een civiele vordering van het slachtoffer voor schadevergoeding. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, met mr. Y. Yeniay-Cenik als voorzitter.