ECLI:NL:RBGEL:2019:5556

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
360574
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korte geding over de kwalificatie van bedrijfsruimte en toegang tot gehuurde in het kader van huurovereenkomst

In deze zaak, die op 15 november 2019 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de eisers, Snack & Koffiehoek de Bolle V.O.F., en de gedaagde, Vrije Markt Tiel, over de toegang tot een gehuurde ruimte in de markthal te Tiel. De eisers, vertegenwoordigd door mr. Y. Wong, vorderen dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de huurovereenkomst met Vrije Markt niet is beëindigd en dat zij vrije toegang tot het gehuurde moeten krijgen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof, voert aan dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat de eisers zich niet als goede huurders hebben gedragen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd als een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, wat betekent dat de opzegging door Vrije Markt niet rechtsgeldig is zonder toestemming van de kantonrechter. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eisers in conventie grotendeels toe, waarbij Vrije Markt wordt veroordeeld om de eisers vrije toegang tot het gehuurde te verlenen en de tafels en stoelen terug te plaatsen. De vorderingen in reconventie van Vrije Markt worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de eisers zich niet als goede huurders hebben gedragen. De proceskosten worden aan de zijde van de eisers begroot op € 1.061,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/360574 / KG ZA 19-449
Vonnis in kort geding van 15 november 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
handelend onder de naam
SNACK & KOFFIEHOEK DE BOLLE V.O.F.
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , gezamenlijk: [eiser c.s.] .
advocaat mr. Y. Wong te Amsterdam,
toevoeging aangevraagd,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VRIJE MARKT TIEL, DE OUDE VEILING B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Vrije Markt
advocaat mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof te Zaltbommel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
  • een brief van mr. Y. Wong van 31 oktober 2017 met een aanvullende productie 7
  • een brief van mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof van 12 november 2019 met producties
  • een handgeschreven verklaring van 3 november 2019, ter zitting overgelegd door [eiser c.s.] .
  • de mondelinge behandeling op 14 november 2019
  • de pleitaantekeningen van [eiser c.s.] .
  • de pleitaantekeningen tevens houdende eis in reconventie van Vrije Markt,
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 15 november 2019 een kop-staart-vonnis uitgesproken. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
Vrije Markt exploiteert een rommel- en vrijmarkt in de oude veilinghallen te Tiel (hierna; de markthal) en stelt in dat verband een stand of kraam ter beschikking aan standhouders. [persoon A] is via Hetty Holding B.V. indirect bestuurder en aandeelhouder van Vrij Markt.
2.2.
[eiser c.s.] . huurt sinds 4 juli 2014 een gedeelte van de markthal en exploiteert daar Snack & Koffiehoek de Bolle V.O.F. (hierna: de snackcorner).
2.3.
Partijen hebben voor de huur van de snackcorner geen schriftelijke overeenkomst gesloten. De prijs voor het gehuurde en het gebruik van tafels en stoelen, waarmee tenminste 100 zitplaatsen gecreëerd konden worden, bedroeg laatstelijk € 350,00 per week.
2.4.
De markthal was altijd op woensdag en zondag geopend. Op 3 juli 2019 is aan [eiser c.s.] . en aan alle standhouders van Vrije Markt een brief overhandigd over de nieuwe openingstijden van de markthal. In die brief staat, voor zover van belang, het volgende:
Vanaf 1 September is de vrije markt Tiel op woensdag gesloten. Wij gaan dan alleen op de zondagen markt draaien. (…)
De oorzaak van het sluiten is dat er steeds minder standhouders aanwezig zijn op de woensdag. Bezoekers staan voor dichte kramen (…).
2.5.
Bij brief van 18 juli 2019 aan Vrije Markt heeft de boekhouder van [eiser c.s.] . namens hem bezwaar gemaakt tegen de nieuwe openingstijden en om overleg verzocht.
2.6.
Begin september 2019 heeft [persoon A] zonder voorafgaande mededeling aan [eiser c.s.] . de tafels en stoelen weggehaald die bij hem in gebruik waren. Over het al dan niet terugplaatsen van de tafels en stoelen heeft tussen [eiser sub 1] en [persoon A] een gesprek plaatsgevonden.
2.7.
Bij brief van 16 september 2019 heeft [persoon A] namens Vrije Markt de huur van de door [eiser c.s.] . gebruikte ruimte opgezegd. In de brief staat, voor zover relevant, het volgende:
Namens de vrije Markt Tiel wordt de huur van de door u gebruikte ruimte opgezegd per 4 november 2019.
Tegen [eiser sub 1] wordt aangiften gedaan van ernstige bedreigingen.
Hierbij wordt hem de toegang tot de markt ontzegd. Dit geld per direct bij wel betreden hier van wordt de politie ingeschakeld.
(…)
[eiser sub 2] kan bij normaal gedrag de horeca gelegenheid door zetten tot 3 november 2019.
2.8.
Bij brief van dezelfde datum heeft [persoon A] namens Vrije Markt aan
[eiser sub 1] de toegang tot de markthal ontzegd voor de duur van twee jaar en hem meegedeeld dat wanneer hij zich daaraan niet houdt, de politie zal worden ingeschakeld
2.9.
Op 20 september 2019 heeft [persoon A] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [eiser sub 1] .
2.10.
Bij brief van 25 september 2019 heeft de advocaat van [eiser c.s.] . aan Vrije Markt meegedeeld dat [eiser c.s.] . bezwaar maakt tegen de opzegging van de huurovereenkomst. Daarbij wordt Vrije Markt gesommeerd [eiser c.s.] . toegang en genot van het gehuurde te verschaffen en de tot de huurovereenkomst behorende “horecaplaatsen” terug te plaatsen.
2.11.
Vanaf 16 september 2019 is [eiser sub 1] niet meer in de snackcorner geweest en heeft [eiser sub 2] de exploitatie van de snackcorner voortgezet.

3.Het geschil

in conventie en reconventie
3.1.
[eiser c.s.] . vordert in conventie dat de voorzieningenrechter:
primair:
- voor recht verklaart dat Vrije Markt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst dient te respecteren en dat deze huurovereenkomst niet is beëindigd,
- Vrije Markt veroordeelt om [eiser c.s.] . vrije toegang tot het gehuurde te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of deel van een dag dat zij weigert aan die veroordeling uitvoering te geven, met een maximum van € 10.000,00,
- Vrije Markt veroordeelt tot het terugplaatsen van de tafels en stoelen (7 tafelrijen met 30 plaatsen per rij en 7 tafels per rij), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of deel van een dag dat zij weigert aan die veroordeling uitvoering te geven, met een maximum van € 10.000,00,
- Vrije Markt veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 500,00,
subsidiair:
- een zodanige voorziening met dwangsomveroordeling treft die de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht,
met veroordeling van Vrije Markt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser c.s.] . legt aan zijn vordering - kort samengevat - ten grondslag dat partijen een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW hebben gesloten. Volgens [eiser c.s.] . kan deze overeenkomst niet eigenmachtig door Vrije Markt worden beëindigd, omdat zij daarvoor toestemming van de kantonrechter nodig heeft (artikel 7:295 BW). Nu Vrije Markt die toestemming (nog) niet heeft verkregen, moet zij volgens [eiser c.s.] . de huurovereenkomst naleven. Dat doet Vrije Markt niet, omdat zij [eiser sub 1] de toegang tot het gehuurde heeft ontzegd. Sinds 4 november 2019 houdt [eiser sub 2] ongewild alleen de snackcorner draaiende. Voortduring van de huidige situatie tussen partijen leidt volgens [eiser c.s.] . tot verlies van zijn enige inkomstenbron, zodat hij belang heeft bij deze procedure.
3.3.
Vrije Markt voert gemotiveerd verweer. Zij vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter [eiser c.s.] . veroordeelt om het gehuurde te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 15.000,00, en haar een machtiging verstrekt om het gehuurde met behulp van de sterke arm zelf te doen ontruimen op kosten van [eiser c.s.] ., met veroordeling van [eiser c.s.] . in de kosten van de procedure.
3.4.
Vrije Markt legt aan haar vordering - kort samengevat - ten grondslag dat [eiser c.s.] . zich in geen enkel opzicht als goed huurder gedraagt. Daarbij wijst zij op de bedreigingen van [eiser sub 1] aan [persoon A] en het te laat betalen van de huur. Volgens Vrije Markt vormen deze omstandigheden voldoende grond om de huurovereenkomst in een bodemprocedure te ontbinden.
3.5.
[eiser c.s.] . voert daartegen gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Aangezien de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk bespreken.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen en de stellingen van beide partijen.
4.3.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de vorderingen van partijen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat toewijzing is gerechtvaardigd. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De voorzieningenrechter baseert de beslissing daarom op feiten of onweersproken stellingen of stellingen die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.4.
Uit de standpunten van partijen leidt de voorzieningenrechter af dat [eiser c.s.] . de snackcorner exploiteert op basis van een huurovereenkomst. Vrije Markt voert aan dat [eiser c.s.] . een standhouder is en dat voor standhouders een opzegtermijn van één week geldt. Zij heeft volgens haar de huurovereenkomst met inachtneming van een termijn van meer dan één week rechtsgeldig opgezegd. Daarbij verwijst zij naar een lijst met namen en handtekeningen van standhouders en een overeenkomst van een markt in Cuijk. Dit zijn voor de voorzieningenrechter echter onvoldoende aanknopingspunten om voorshands te kunnen aannemen dat [eiser c.s.] . een standhouder is, zoals Vrije Markt betoogt. Immers ook uit de verklaringen van Vrije Markt zelf blijkt dat [eiser c.s.] ., anders dan andere standhouders, geen verplaatsbare stand of kraam huurt, maar gebruik maakt van een vaste ruimte in de markthal, met daarin een professionele keuken, horeca-inrichting en buffet.
4.5.
Tussen partijen is in geschil hoe de huurovereenkomst met betrekking tot de snackcorner in de markthal moet worden gekwalificeerd. [eiser c.s.] betoogt dat sprake is van een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, terwijl Vrije Markt stelt dat het gaat om de huur van een overig gebouwde onroerende zaak ex artikel 7:230a BW.
4.6.
Hoe de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd moet worden, kan in het kader van deze kortgedingprocedure in het midden blijven, gelet op het volgende.
Indien het gehuurde te beschouwen is als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, zoals [eiser c.s.] . stelt, dan is artikel 7:295 BW van toepassing. Uit dat artikel volgt dat een door de verhuurder opgezegde huurovereenkomst na de dag waartegen is opgezegd van rechtswege van kracht blijft, totdat de rechter daarover heeft beslist. Dat is anders als de huurder zelf heeft opgezegd of schriftelijk in de beëindiging heeft toegestemd, maar dat heeft [eiser c.s.] . niet gedaan. Vrije Markt heeft nog geen beëindigingsvordering ingesteld.
Indien het gehuurde is aan te merken als een ruimte in de zin van artikel 7:230a BW, zoals Vrije Markt stelt, dan heeft [eiser c.s.] . op grond van dat artikel de mogelijkheid om binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd de rechter te verzoeken de termijn waarbinnen de ontruiming moet plaatsvinden te verlengen. Uit het derde lid van artikel 7:230a BW volgt dat de indiening van het verzoek de verplichting van de huurder om tot ontruiming over te gaan schorst, totdat op het verzoek is beslist. [eiser c.s.] . heeft ter zitting verklaard zich te beraden over het starten van een dergelijke procedure.
4.7.
Het voorgaande betekent dat voor zowel het beëindigen van de huurovereenkomst van een bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW als het inroepen van ontruimingsbescherming in de zin van artikel 7:230a BW een bodemprocedure dient te worden gestart. In beide gevallen kan het gebruik van het gehuurde in beginsel voortduren, totdat in een bodemprocedure over het eindigen van de huurovereenkomst is beslist.
4.8.
Dit zou alleen anders zijn als er sprake is van bijzondere of zwaarwegende omstandigheden, op grond waarvan van Vrije Markt niet langer gevergd kan worden dat [eiser c.s.] . het gehuurde blijft gebruiken. Vrije Markt beroept zich op dergelijke omstandigheden. Zij stelt dat [eiser c.s.] . ernstige bedreigingen heeft geuit richting [persoon A] . [eiser c.s.] . heeft dat gemotiveerd weersproken.
De voorzieningenrechter constateert dat partijen over en weer verklaringen van onder meer standhouders en bezoekers van de markthal hebben overgelegd, die met elkaar in tegenspraak zijn. Op grond van deze verklaringen is niet komen vast te staan dat de gestelde bedreigingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en/of van zodanige aard zijn dat het gebruik van het gehuurde door [eiser c.s.] . niet langer van Vrije Markt kan worden gevergd. Ook volgt dat niet uit de aangifte van [persoon A] bij de politie. Dat is immers alleen haar verhaal. Voor het vaststellen van wat er daadwerkelijk is gebeurd, is nadere bewijslevering nodig. Daarvoor is in kort geding evenwel geen plaats.
Verder beroept Vrije Markt zich op te late betaling van de huur door [eiser c.s.] . Van een huurachterstand is echter onvoldoende gebleken. Indien juist zou zijn dat [eiser c.s.] . de huur steeds twee weken te laat betaalt, zoals Vrije Markt stelt en [eiser c.s.] . betwist, is daarvan blijkens het door Vrije Markt overgelegde betalingsoverzicht al vanaf begin januari 2019 sprake, zodat dat op zichzelf geen spoedeisend belang vormt voor ontruiming van het gehuurde. Vrije Markt heeft geen andere redenen aangevoerd die acute ontruiming rechtvaardigen en/of nopen tot het ontzeggen van de toegang tot het gehuurde aan [eiser c.s.] . Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van bijzondere of zwaarwegende omstandigheden die maken dat het gebruik van het gehuurde aan [eiser c.s.] . moet worden ontzegd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter tevens in aanmerking dat [eiser sub 1] ter zitting heeft verklaard dat hij zich alleen in de keuken van de snackcorner hoeft te begeven, dat hij zich niet zal bemoeien met andere standhouders en dat hij dit geschil niet met hen zal bespreken. Aangezien [eiser c.s.] . voor zijn broodwinning is aangewezen op de exploitatie van de snackcorner, weegt het belang bij voortzetting van zijn bedrijfsactiviteiten zwaarder dan het belang van Vrije Markt bij instandhouding van de ontzegging van de toegang aan [eiser c.s.] . tot het gehuurde.
4.9.
De voorzieningenrechter concludeert op basis van al het voorgaande dat Vrije Markt aan [eiser c.s.] . de vrije toegang tot het gehuurde moet verlenen, zolang in een bodemprocedure niet is beslist over het al dan niet eindigen van de huurovereenkomst.
Ter mondelinge behandeling is gebleken dat de markthal thans alleen nog op zondag open is en dat aan de standhouders de mogelijkheid wordt geboden om op woensdagochtend schoon te maken en te bevoorraden. [eiser c.s.] . zal op die dagen dus toegang dienen te hebben tot het gehuurde.
4.10.
Ten aanzien van de gevorderde terugplaatsing van de tafels en stoelen gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van Vrije Markt dat deze zijn weggehaald in verband met veiligheidsredenen. Uit de eigen verklaring van [persoon A] ter mondelinge behandeling blijkt immers dat de betreffende tafels en stoelen er al 3,5 jaar staan, zonder dat gebleken is dat dit veiligheidsrisico’s met zich meebrengt. Tussen partijen is in geschil om hoeveel tafels en stoelen het gaat. Volgens [eiser c.s.] . gaat het om 5 of 6 rijen tafels met ongeveer 80 tot 100 stoelen. Vrije markt heeft dit onvoldoende weersproken. De voorzieningenrechter zal daarom uitgaan van tenminste 100 zitplaatsen met tafels. Niet weersproken is dat het gebruik van deze tafels en stoelen behoort tot het gehuurde, zodat Vrije Markt deze tafels en stoelen dient terug te plaatsen en [eiser c.s.] . het gebruik daarvan moeten verschaffen.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vordering van [eiser c.s.] . in conventie worden toegewezen zoals hierna bepaald, waaronder de gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de dwangsom ten aanzien van het terugplaatsen van de tafels en de stoelen te beperken.
Voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht is in deze kort gedingprocedure geen plaats. Dit gedeelte van de vordering zal dan ook worden afgewezen. Nu in conventie is geoordeeld dat Vrije Markt de vrije toegang tot het gehuurde moet verlenen aan [eiser c.s.] ., wordt de door Vrije Markt gevorderde ontruiming afgewezen.
4.12.
Door [eiser c.s.] . wordt een bedrag van € 500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser c.s.] . onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Een enkele sommatiebrief is daartoe onvoldoende. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
4.13.
Vrije Markt zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten aan de griffier niet mogelijk. De overige proceskosten aan de zijde van [eiser c.s.] . worden begroot op € 1.061,00 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 81,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris voor de advocaat. In reconventie zal Vrije Markt als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser c.s.] . worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Vrije Markt om zowel de heer [eiser sub 1] als mevrouw [eiser sub 2] op woensdagen van 08:00 uur tot 12:00 uur (voor bevoorrading en schoonmaakwerkzaamheden) en op zondagen van 08:30 uur tot 17:00 uur (voor de exploitatie) vrije toegang te verlenen tot de gehuurde snackcorner binnen de Vrije Markt Tiel, waaronder onder meer de keuken en het terras zoals dat tot 1 september 2019 feitelijk aanwezig was en in gebruik was van [eiser c.s.] .,
5.2.
veroordeelt Vrije Markt om aan [eiser c.s.] . een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of een deel van een dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Vrije Markt tot het terugplaatsen van de tafels en stoelen die [eiser c.s.] . tot 1 september 2019 feitelijk in gebruik heeft gehad, bestaande uit ten minste 100 zitplaatsen,
5.4.
veroordeelt Vrije Markt om aan [eiser c.s.] . een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag of een deel van een dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt Vrije Markt in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser c.s.] . begroot op € 1.061,00 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 81,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris voor de advocaat,
5.6.
bepaalt dat Vrije Markt deze kosten moet betalen aan de advocaat van [eiser c.s.] .,
5.7.
veroordeelt Vrije Markt in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vrije Markt niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Vrije Markt in de proceskosten, aan de zijde van [eiser c.s.] . tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.
Coll: AV