Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 januari 2019;
- het schriftelijke verweer van de rechter van 29 januari 2019.
Rechtbank Gelderland
Op 12 februari 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. E. Troost, rechter in een procedure betreffende de minderjarige [naam 3]. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en niet naar hem wilde luisteren, maar enkel de input van Jeugdbescherming Gelderland volgde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter haar verweer gevoerd, waarin zij aangaf dat zij zich niet kon vinden in de beschuldigingen van de verzoeker en dat zij op basis van landelijke afspraken de zaak onafhankelijk zou behandelen.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had geen concrete feiten aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker te laat was met zijn verzoek, aangezien de feiten al op 18 december 2018 bekend waren. Desondanks werd het verzoek ontvankelijk verklaard omdat de verzoeker recent had vernomen dat dezelfde rechter de zaak op 19 februari 2019 zou behandelen.
Uiteindelijk oordeelde de wrakingskamer dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat de procedurele beslissingen van de rechter niet via een wrakingsverzoek kunnen worden aangevochten, maar alleen door middel van hoger beroep. De beslissing werd genomen door de rechters S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, D.S.M. Bak en A.M.P.T. Blokhuis, in aanwezigheid van griffier mr. M.S. Verhagen.