ECLI:NL:RBGEL:2019:5349

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
05.250770.18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met glas in Ede

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1996, werd ervan beschuldigd op 9 december 2018 in Ede, tijdens een incident in een café, een andere persoon met een glas op het hoofd te hebben geslagen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdediging pleitte voor algehele vrijspraak, stellende dat er geen opzet was en dat het letsel niet als zwaar kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar dat de poging tot zware mishandeling wel bewezen kon worden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op camerabeelden die het incident vastlegden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met opzet en met kracht had geslagen, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte disproportioneel had gehandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf van tachtig uur. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rol van het slachtoffer in het geweld een onevenredige belasting voor het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/250770-18
Datum uitspraak : 20 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. R. Walet, advocaat te Hoevelaken.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een glas tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Ede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere wonden en/of littekens in/op/aan het gezicht/hoofd, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een glas tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan/stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een glas tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging doodslag (primair) en de zware mishandeling (subsidiair). Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (meer subsidiair). Hij heeft aangever meermalen (twee keer) met een glas tegen het hoofd geslagen. Hij heeft hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Hierbij is aangevoerd dat verdachte geen opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om aangever van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het letsel van aangever kan evenmin als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Verder is opgemerkt dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever meermalen met het glas heeft geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om aangever van het leven te beroven. Verder is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het letsel van aangever juridisch niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem op 9 december 2018 in café de [naam] te Ede met een glas op het hoofd heeft geslagen. Verdachte sloeg hem aan de rechter zijkant van zijn gezicht net boven zijn oor
.Aangever zag overal bloed en voelde duidelijk dat hij geraakt was met het glas. Het deed direct veel pijn. [2] Aangever heeft een forse hoofdwond opgelopen. [3]
De verklaring van aangever vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Beide verklaren dat een jongen met krullen, die later werd aangehouden (
de rechtbank begrijpt daarom: verdachte), meerdere keren met een glas op het hoofd van aangever hebben zien slaan. [getuige 1] verklaart daarnaast dat verdachte hard sloeg en dat het glas daarbij kapot ging. [4] Daarnaast volgt uit de ter terechtzitting bekeken camerabeelden dat verdachte met zijn rechterhand meerdere malen (tenminste twee keer) een slaande beweging maakt in de richting van de zijkant van het hoofd van aangever. Op de beelden is te zien dat hij hierbij iets in zijn hand heeft. Daarbij is te zien dat verdachte een paar seconden voorafgaand aan het maken van de slaande bewegingen een bierglas in zijn hand heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 december 2018 in café de [naam] in Ede is geweest. Hij verklaarde dat hij de persoon is die terug ging slaan, [5] maar hij kan zich van het hele gebeuren niets meer herinneren.
Tot slot vindt de verklaring van aangever steun in het feit dat verdachte direct na het incident met een snijwond aan zijn rechterhand en bloed aan zijn handen is aangetroffen. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangever meermalen (twee keer) heeft geslagen. Hij heeft hierbij aangever in ieder geval éénmaal met een glas tegen de zijkant van het hoofd geslagen. Gelet op het letsel in samenhang met de omstandigheid dat door het slaan het glas kapot is gegaan, acht de rechtbank ook bewezen dat dit met kracht is geweest. Het hoofd is een zeer kwetsbaar deel van het lichaam waarin zich vele kwetsbare structuren bevinden. Door met kracht en met een glas tegen de zijkant van het hoofd te slaan heeft verdachte niet alleen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen, maar deze ook bewust aanvaard. Gelet daarop kan de poging zware mishandeling (meer subsidiair) wettig en overtuigend worden bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 december 2018 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen
, althans eenmaal,al dan niet met een glas tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op (putatief) noodweer gedaan en verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit een noodzakelijke verdediging van zijn lijf, eerbaarheid of goed dan wel redelijkerwijs mocht menen dat hij zich hiertegen mocht verdedigen. Er is geen reële en redelijke mogelijkheid geweest om zich hieraan te onttrekken. Daarnaast staat het handelen van verdachte in redelijke verhouding tot de ernst van het geweld van aangever.
Indien dit niet door de rechtbank wordt gevolgd, voert de verdediging aan dat de gedraging van verdachte het onmiddellijke gevolg is van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door het geweld van aangever. Om die reden komt verdachte een beroep op noodweerexces toe en verzoekt de verdediging verdachte alsnog te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces dient te worden verworpen. Verdachte had de mogelijkheid om weg te lopen dan wel had op zijn minst het glas moeten laten vallen. Daarnaast is van een hevige gemoedsbeweging die veroorzaakt zou zijn door het geweld van aangever, niet gebleken.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaring van aangever (p. 17), de getuigenverklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , maar in het bijzonder uit de camerabeelden die ter terechtzitting zijn getoond, volgt dat aangever verdachte als eerste heeft aangevallen. Aangever duwt verdachte meerdere keren, waarop verdachte reageert door hem terug te duwen. Vervolgens slaat aangever verdachte twee keer. Verdachte had geen gelegenheid om zich te onttrekken aan de aanranding omdat de kroeg overvol was. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijk aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Verdachte heeft vervolgens aangever twee keer tegen het hoofd geslagen, waarvan in ieder geval éénmaal met een glas. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aangever met het glas te slaan disproportioneel heeft gehandeld. Verdachte heeft de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreden. Zij verwerpt daarom het beroep op noodweer. De rechtbank verwerpt ook het beroep op noodweerexces. Niet aannemelijk is geworden dat de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging is ingegeven door heftige emoties (een hevige gemoedsbeweging) noch dat deze emoties zijn veroorzaakt door de eerdere aanval. Immers, verdachte heeft hier zelf niets over verklaard en het volgt ook niet uit de getuigenverklaringen.
Nu de rechtbank een noodweersituatie aanneemt, komt zij niet toe aan de beoordeling van het beroep op putatief noodweer.
De verweren worden verworpen en het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de poging zware mishandeling wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 1.000,- waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat ook het slachtoffer een aandeel heeft gehad in het geweld. Verder is meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een strafoplegging verzocht om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en hierbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een blanco strafblad en is erg geschrokken van het hele gebeuren. Daarnaast volgt uit de Pro Justitia rapportage dat de kans op recidive, zonder dat sprake is van alcoholgebruik, als laag wordt ingeschat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 oktober 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 31 oktober 2019;
- een enkelvoudige Pro Justitia rapportage van drs. M.C. Overduin, klinisch psycholoog, gedateerd 4 april 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het meermalen slaan tegen het hoofd van het slachtoffer, waarvan in ieder geval éénmaal met een glas. Het slachtoffer heeft hierdoor een hoofdwond – waarvan (onder het haar) nog een litteken aanwezig is – opgelopen. Dit heeft zich in het uitgaansleven afgespeeld onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien voedt dit soort uitgaansgeweld de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Dit geldt zowel bij het slachtoffer in het bijzonder, als bij omstanders in het algemeen.
Uit de opgemaakte Pro Justitia rapportage en het reclasseringsrapport volgt dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van alcoholintoxicatie. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het bewezenverklaarde volledig toe te rekenen. Alcoholgebruik blijkt een onderdeel van de leefstijl van verdachte te zijn, zonder dat het gebruik zijn dagelijks functioneren in negatieve zin lijkt te beïnvloeden. De kans op recidive, onder invloed van alcohol, wordt als matig ingeschat.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van het feit het taakstrafverbod van toepassing is. Dit maakt dat een taakstraf alleen samen met een gevangenisstraf kan worden opgelegd. Maar verdachte had een blanco strafblad en het latere slachtoffer heeft een belangrijk aandeel gehad in het geweld en het ontstaan daarvan. Hij is de confrontatie met verdachte aangegaan en heeft hierbij ook geweld richting verdachte gebruikt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend. Een geldboete, zoals geëist door de officier van justitie, vindt de rechtbank in verband met de ernst van het feit te licht. Gelet op het taakstrafverbod zal zij verder aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen, gelijk aan de dag die verdachte al heeft vastgezeten.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, de heer [slachtoffer] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder het meer subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.540,25 aan materiële en immateriële schade. Er is verzocht om de vordering tot deze hoogte, vermeerderd met de wettelijke rente, toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren dan wel te vordering af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vaststelling van de rol van aangever in het kader van de eigen schuld naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
En verder tot:
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uur, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf groot 40 (veertig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
 verklaart de
benadeelde partij[slachtoffer]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. D.T.P.J. Damen en M. Hoedeman, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018553968, gesloten op 10 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 17.
3.Geneeskundige verklaring van 13 december 2018.
4.Proces-verbaal verhoor getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , p. 22 en 24.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 november 2019.
6.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 5-6.