ECLI:NL:RBGEL:2019:5319

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
05/185878-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een hulpverlener met een insulinepen

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van een hulpverlener. De zaak vond plaats in Arnhem en betreft een incident dat op 1 augustus 2019 plaatsvond in Rekken. De verdachte, die thans gedetineerd is, heeft tijdens een confrontatie met de hulpverlener, die werkzaam was bij Trajectum, dreigende uitspraken gedaan en met een insulinepen, die hij in zijn hand had, prikkende bewegingen gemaakt. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, zowel met woorden als met de insulinepen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de hulpverlener en getuigen overtuigend waren en dat de verdachte daadwerkelijk de bedreigingen had geuit. De rechtbank achtte de bedreiging met een misdrijf tegen het leven en met verkrachting bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en de impact van zijn daden op de hulpverlener. De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen wettelijke basis voor smartengeld was in deze omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/185878-19, 18/720287-16 (TUL) en 18/720307-18 (TUL)
Datum uitspraak : 20 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te PPC Den Haag,
raadsman: mr. J.H. Hofstede, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is verweten dat hij op of omstreeks 1 augustus 2019 [slachtoffer] heeft bedreigd door met een insulinenaald/pen gooiende en/of prikkende bewegingen te maken en te roepen: "als ik je spuit dan ga je dood" en/of "ik maak je dood" en/of "ik ga je verkrachten".
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van aangeefster, zowel met woorden als met de pen (inclusief naald).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vanwege de ontkenning van verdachte vrijspraak bepleit van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de prikkende/gooiende beweging met de insulinepen en met name de naald. Verder levert de zinsnede “als ik je spuit dan ga je dood” niet zonder meer een bedreiging op. Tot slot heeft verdachte niet tegen [slachtoffer] persoonlijk geroepen “ik ga je verkrachten”.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij als begeleider bij Trajectum, gelegen aan de Panovenweg in Rekken, werkt. Op 1 augustus 2019 was zij aan het werk op afdeling De Stuw. Omstreeks 17:45 uur kwam verdachte terug op de groep, waarna hij om zijn medicatie vroeg. Aangeefster liep met verdachte mee.
Verdachte spoot zichzelf met de insulinepen in zijn buik en keek aangeefster toen aan. Hij stak zijn hand met daarin de insulinepen met naald (zonder dop) naar voren en zei daarbij: “wat is het resultaat als ik dit bij jou doe”. Verdachte vervolgde: “jij gaat dood, ik vermoord jou”. Op dat moment stond aangeefster nog geen meter van verdachte af. Verdachte zei: “Jij gaat dood als ik jou hier mee steek”. Verdachte heeft naast diabetes ook hepatitis en syfilis, aldus aangeefster.
Verdachte pakte de insulinepen stevig vast en veranderde zijn houding. Hij maakte vervolgens, met daarbij de insulinepen (met naald) stevig in zijn hand naar voren, een dartbeweging naar aangeefster. Aangeefster stapte naar achter en gaf met verheven stem aan dat hij zijn insulinepen neer moest leggen en de dop op de naald moest doen. Verdachte bleef herhalen dat hij haar ging vermoorden en verkrachten als hij buiten was. Uiteindelijk deed hij de dop op de insulinepen. Haar collega [getuige 1] opende de deur van de ruimte en verdachte liep daarop achteruit de kamer uit, waarbij hij haar dreigend bleef aankijken en bleef herhalen dat hij haar ging verkrachten en vermoorden. Toen verdachte haar vervolgens in het kantoor zag staan, riep hij nogmaals: “Jij gaat dood en ik ga jou verkrachten”. [3]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte, een cliënt woonachtig op de afdeling De Stuw van Trajectum in Rekken, zelf de insuline in zijn buik spoot. Nadat hij de insuline ingespoten had, wilde verdachte zijn collega [slachtoffer] prikken. Hij verklaart hierover: “Dat heb ik gezien en gehoord”. Hij hoorde verdachte namelijk zeggen: “Wat als ik jou nou zal prikken. Wat is het resultaat??”. Verdachte zei toen: “Je gaat dood. Ik maak je dood. Ik heb niets te verliezen”. Verdachte deed zijn ogen ver open en kwam zeer dreigend over.
De getuige zag dat hij met de insulinespuit bovenhands prikkende bewegingen, alsof je met een dartpijl gooit, naar [slachtoffer] maakte. De getuige kwam er tussen, maar verdachte bleef dreigend in de richting van [slachtoffer] . Tijdens het verplaatsen naar zijn kamer, zei verdachte: “Ik maak je dood. Ik ga je echt verkrachten”. Hij keek daarbij [slachtoffer] aan. De getuige hoorde verdachte verder vanuit zijn kamer schreeuwen: “Ik ben een echte verkrachter”. De getuige had sterk het gevoel dat verdachte het echt zou gaan doen, zijn houding/gedrag was zeer overtuigend. [4]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte tegen [slachtoffer] ) zei “Ik ben een verkrachter. Ik ga jou verkrachten”. Volgens de getuige keek verdachte daarbij [slachtoffer] strak aan. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2019 boos en verdrietig was. Hij zat in een kamer samen met aangeefster en had een insulinepen in zijn handen. Het klopt dat hij tegen [slachtoffer] zei “als ik je spuit dan ga je dood” en “ik maak je dood”. Hij maakte een wijzende/rechte beweging met zijn hand (en de pen) naar [slachtoffer] . Het klopt dat hij ook bovenhands een beweging maakte, van boven naar beneden. [6] Deze beweging maakte hij zonder de insulinepen in zijn hand, aldus verdachte.
Ook heeft hij “ik ga je verkrachten” geroepen, [7] maar dat was in zijn algemeenheid en niet naar [slachtoffer] .
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen reden te twijfelen dat verdachte gooiende/prikkende bewegingen met een insulinepen met naald richting aangeefster heeft gemaakt. Dit volgt in het bijzonder uit de verklaringen van [slachtoffer] en haar collega [getuige 1] , waarbij aangeefster zeer specifiek verklaart over de insulinepen met naald en ook de getuige [getuige 1] verklaart over het horen en zien van verdachte die aangeefster met de insulinepen wilde prikken. Daarnaast heeft verdachte ook zelf verklaard dat hij een wijzende/rechte beweging met zijn hand richting aangeefster heeft gemaakt. Zijn verklaring dat dit met een insulinepen zonder naald zou hebben plaatsgevonden vindt de rechtbank, gelet op de hierboven genoemde verklaringen, niet aannemelijk. Dit geldt nog te meer nu verdachte zelf wisselend over het maken van de bewegingen en het al dan niet hebben van de pen in de hand heeft verklaard. Op grond van de aangifte en de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] acht de rechtbank ook bewezen dat alle genoemde woorden tot aangeefster [slachtoffer] gericht zijn geweest en dat bij haar, zeker tegen de achtergrond van ook de insulinepen met naald, de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat verdachte zijn woorden om zou zetten in daden. De rechtbank acht dan ook de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en de bedreiging met verkrachting bewezen.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 augustus 2019 te Rekken,
althans in de gemeente Berkelland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door met een
(insuline
)naald/pen,
althans met en scherp voorwerp,gooiende en/of prikkende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en
/ofdaarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "als ik je spuit dan ga je dood" en
/of"ik maak je dood"
en/of "ik ga je verkrachten";
en
hij op
of omstreeks1 augustus 2019 te Rekken,
althans in de gemeente Berkelland
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet verkrachting, door
met een (insuline)naald/pen, althans met en scherp voorwerp, gooiende en/of prikkende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of daarbijdie [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"als ik je spuit dan ga je dood" en/of "ik maak je dood" en/of"ik ga je verkrachten".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met verkrachting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte rapportage. Psycholoog H.A. Feringa en GZ-psycholoog R. Steinmann hebben op 6 december 2018 ten behoeve van een andere strafzaak gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een psychotische kwetsbaarheid, geclassificeerd in het ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarbij is sprake van een matig verstandelijke beperking en een gebrekkige gewetensontwikkeling. Op grond hiervan is destijds door de deskundigen geconcludeerd dat het toen tenlastegelegde verdachte in verminderde mate moest worden toegerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de genoemde problematiek ook bij de totstandkoming van de onderhavige feiten een rol heeft gespeeld. De rechtbank neemt dan ook het advies over. Zij zal de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de bedreiging zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiertoe is aangevoerd dat het gaat om een ernstig feit tegen een hulpverlener. Verder is rekening gehouden met het strafblad en de problematiek van verdachte, waarbij binnen het huidige kader een klinische behandeling kan worden voortgezet. Tot slot zijn de uitgangspunten in de OM-richtlijnen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte meegewogen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hierbij is aangevoerd dat verdachte dringend, op veel gebieden, hulp nodig heeft. Het is van belang dat de behandeling weer zo spoedig mogelijk kan worden opgepakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet agressief is en ook twee jaar niet boos is geweest. Hij heeft psychische problemen en krijgt in het PPC geen behandeling. Het vastzitten geeft verdachte stress en hij heeft last van stemmen in zijn hoofd. Hij wil graag terug naar een kliniek om daar verder te kunnen worden behandeld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 3 oktober 2019;
- voorlichtingsrapportage van Tactus verslavingszorg, gedateerd 2 augustus 2019;
- voorlichtingsrapportage van Fivoor, gedateerd 31 oktober 2019;
- een psychologische rapportage van H.A. Feringa en R. Steinmann, klinisch psycholoog en GZ-psycholoog, gedateerd 6 december 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van één van de hulpverleners van de kliniek Trajectum in Rekken. Hij heeft daar niet alleen woorden bij gebruikt, maar ook gooiende en/of prikkende bewegingen met een insulinepen (met gebruikte naald) bij gemaakt. Dit feit heeft, mede ook door de omstandigheid dat verdachte zelf hepatitis en syfilis heeft, veel angst bij de begeleidster veroorzaakt en ook veel impact op haar gehad. Het gaat om een ernstig feit, waarbij de rechtbank er ook rekening mee zal houden dat het gaat om een bedreiging tegen een hulpverlener.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte, eerder en ook recent nog, voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt, zoals hierboven al is uiteengezet, rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De kans op herhaling is zonder verdere behandeling en begeleiding hoog. Er zijn op verschillende leefgebieden risicoverhogende problemen. Verder is verdachte ook onvoldoende in staat om voor zichzelf te zorgen. Verdachte is in het kader van een vervolg van zijn eerdere behandeling aangemeld bij de Forensische Psychiatrische Kliniek Hoeve Boschoord. Verdachte heeft veel structuur en sturing nodig. Hij wordt snel overvraagd en heeft moeite met het omgaan met spanningen. Van belang is dat verdachte, naast een klinische behandeling, dagelijks wordt begeleid om hem te ondersteunen op alle leefgebieden. Verdachte kan na zijn detentie aansluitend bij Hoeve Boschoord dan wel eerst bij een overbruggingskliniek worden geplaatst. Dit kan binnen het huidige hulpverleningskader – waarvan de proeftijd tot in ieder geval 12 juni 2022 loopt – worden gerealiseerd. De reclassering is van mening dat dit kader voldoende handvatten biedt en nodig is in het kader van recidivevermindering. Verdachte is ook gemotiveerd om zijn behandeling voort te zetten.
Gelet op al dit voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest (waarbij het na de uitspraak nog gaat om een resterende gevangenisstraf van minder dan twee weken) passend. Zij ziet gelet op het advies van de reclassering geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel over dit gehele bedrag verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Hiertoe is aangevoerd dat de vordering goed is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de omvang van het smartengeld op een aanzienlijk lager bedrag, bijvoorbeeld € 200,00, te begroten. Hiertoe is aangevoerd dat de onderbouwing ziet op meer incidenten – waar verdachte geen rol in heeft gespeeld – en de aangehaalde voorbeelden geen soortgelijke zaken betreffen. Het gevorderde bedrag staat niet in verhouding tot het incident. Verdachte betreft een kwetsbaar persoon en heeft naast deze situatie ook geen financiële middelen om een schadevergoeding te betalen.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Voorop staat dat de rechtbank begrijpt en erkent dat het incident veel impact op aangeefster heeft gemaakt en dat zij angstig is geweest dat verdachte zijn bedreiging (het gooien en/of prikken met een gebruikte naald, terwijl verdachte hepatitis en syfilis heeft) zou uitvoeren. Bij de beoordeling dient echter ook te worden gekeken of er een wettelijke basis voor toewijzing van smartengeld is.
De rechtbank stelt vast dat het huidige wettelijke stelsel – in het bijzonder het artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – niet voorziet in de mogelijkheid om binnen deze omstandigheden (zonder een aantasting in de persoon op andere wijze) smartengeld toe te kennen. Om die reden zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
7b. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-720287-16 als de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-720307-18 dient te worden afgewezen. Hiertoe is aangevoerd dat de voorwaardelijke straf zoals opgelegd bij parketnummer 18-720287-16 al ten uitvoer is gelegd en dat een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van parketnummer 18-720307-18 het behandel- en begeleidingstraject zou doorkruisen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dringend hulp nodig heeft. Verder is geen standpunt omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging ingenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 2 augustus 2019 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 oktober 2016 (parketnummer 18/720287-16) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden van oordeel, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in deze vordering dient te worden verklaard. Deze straf is al bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 ten uitvoer gelegd.
Voor wat betreft de vordering van de officier van justitie van 2 augustus 2019 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 (parketnummer 18/720307-18) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden overweegt de rechtbank dat toewijzing van de vordering het behandel- en begeleidingstraject – wat ook van groot belang is om de kans op herhaling te beperken – zou doorkruisen. Zij acht het gelet hierop niet opportuun om tot tenuitvoerlegging van de straf over te gaan. Zij ziet gelet op de forse problematiek en het strafblad van verdachte (met daarop diverse gewelds- dan wel bedreigingsfeiten) wel aanleiding de op 12 februari 2019 eerder vastgestelde proeftijd met één (1) jaar te verlengen.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :

wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van € 600,00 (zeshonderd euro) schadevergoeding, ingediend door de
benadeelde partij [slachtoffer].
De beslissingen op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling:
Met betrekking tot de vordering met parketnummer 18/720287-16:

verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering van 2 augustus 2019 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 oktober 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden (18/720287-16).
Met betrekking tot de vordering met parketnummer 18/720307-18:
  • wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 2 augustus 2019, strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden (parketnummer 18/720307-18);
  • verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 (parketnummer 18/720307-18)
    met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. D.T.P.J. Damen en M. Hoedeman, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2019.
BIJLAGE
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 augustus 2019 te Rekken, althans in de gemeente Berkelland
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting,
door met een (insuline)naald/pen, althans met en scherp voorwerp, gooiende en/of prikkende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "als ik je spuit dan ga je dood" en/of "ik maak je dood" en/of "ik ga je verkrachten";

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in de bijlage te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte processen-verbaal, dossiernummer PL0600-2019342074, gesloten op 3 augustus 2019 en 9 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 3-4.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 6-7.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 8.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28 t/m 31 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2019.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2019.