ECLI:NL:RBGEL:2019:5301

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
05/740368-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen in Elburg

Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere terechtzittingen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.Ü. Özsüren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1], geboren in 2001, en [slachtoffer 2], geboren in 2003. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 juni 2017 met [slachtoffer 1] op zijn slaapkamer was, waar hij haar heeft gezoend en haar borsten heeft betast. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van dwang, terwijl [slachtoffer 1] verklaarde dat zij niet weg kon en dat zij de handelingen niet wilde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuigen voldoende steun boden voor haar verhaal, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van [slachtoffer 2] werd de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden op, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740368-18
Datum uitspraak : 18 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1]
raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 februari, 27 mei en 4 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Elburg, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of het zoenen met die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2017 te Elburg, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van haar vagina en/of borsten;
2a. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft tot vrijspraak gerekwireerd.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt dat de melding van [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat het enkel een melding is. Vervolgens wordt de melding niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Om die reden dient verdachte van het tenlastegelegde feit onder 2 te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Vast staat dat er op [geboortedatum 2] 2017 telefonisch contact is geweest tussen [slachtoffer 2] en de politie. [slachtoffer 2] heeft tijdens dit telefoongesprek verteld dat er op 20 november 2017 iets is gebeurd tussen haar en verdachte. Vervolgens is er een informatief gesprek bij de afdeling Zeden van de politie te Harderwijk gepland op 3 januari 2018. Op 2 januari 2018 heeft de moeder van [slachtoffer 2] , telefonisch contact opgenomen met de politie, en aangegeven dat [slachtoffer 2] niet meer durfde en geen aangifte wilde doen. Op 31 februari en 7 maart 2018 is nog contact geweest met [slachtoffer 2] , maar ook dat heeft niet geleid tot een aangifte. Tijdens de terechtzitting van 25 februari 2019 is het verzoek van de verdediging om [slachtoffer 2] te horen als getuige door de rechtbank toegewezen. [slachtoffer 2] is bij het verhoor bij het kabinet rechter-commissaris in mei 2019 niet verschenen. Vervolgens is de zaak op 27 mei 2019 opnieuw ter terechtzitting aangehouden om [slachtoffer 2] te laten horen door één van de leden van de meervoudige kamer in een hoedanigheid van rechter-commissaris. Op 20 juni 2019 is besloten door de rechter-commissaris, in overleg met de raadsman van verdachte en de officier van justitie, om [slachtoffer 2] , die opnieuw niet was verschenen, niet nogmaals op te roepen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] geen aangifte heeft willen doen van hetgeen tussen haar en verdachte zou zijn voorgevallen. Vervolgens zijn meerdere pogingen ondernomen om [slachtoffer 2] als getuige te horen. Nu er door [slachtoffer 2] geen officiële verklaring is afgelegd, haar geen vragen kunnen worden gesteld over hetgeen zij wel op [geboortedatum 2] 2017 heeft versteld en er verder geen bewijs voor dit feit voorhanden is, kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat er precies op 20 november 2018 tussen haar en verdachte zou zijn gebeurd.
Gelet hierop zal verdachte van het onder 2 tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 juni 2017 was [slachtoffer 1] , (hierna ook: [slachtoffer 1] ) geboren op [geboortedatum 2] 2001 [2] , bij verdachte thuis op zijn slaapkamer te [plaats] voor bijbelstudie. [3] [slachtoffer 1] was op dat moment 15 jaar oud en verdachte was 19 jaar oud. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gedragingen niet kunnen worden bewezen wegens het ontbreken van steunbewijs. Hierom dient verdachte te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank toch van oordeel zijn dan de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden, dan ontbreekt het ontuchtige karakter, nu er sprake is van een gering leeftijdsverschil tussen [slachtoffer 1] en verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte en [slachtoffer 1] die dag samen op zijn slaapkamer zijn geweest. De vraag is allereerst of er iets op die slaapkamer is voorgevallen en zo ja, wat dat is geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een kus op de mond heeft gegeven en dat zij dit goed vond. [5]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte en [slachtoffer 1] op enig moment face tot face stonden. Verdachte greep haar toen met zijn handen bij haar kont. Hij draaide haar om, zodat zij met haar rug naar zijn buik toe stond. [6] Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen bij haar borsten en daarna bij haar billen betast. [slachtoffer 1] kon niet weg want verdachte stond tussen haar en de deur in. Verdachte kon niet de indruk hebben gehad dat zij het ook wilde. [slachtoffer 1] heeft meerdere keren gezegd dat zij weg wilde. Dit heeft zij, verdachte ook fysiek duidelijk gemaakt. [slachtoffer 1] probeerde los te komen en probeerde de deur te openen. [7]
[slachtoffer 1] heeft dus een andere lezing van de feiten dan verdachte. In de lezing van verdachte is sprake van een vrijwillige kus, in de lezing van [slachtoffer 1] is zij betast en is zij gedwongen dit te ondergaan. De vraag is of de verklaring van [slachtoffer 1] op zichzelf staat of ondersteuning vindt in overige bewijsmiddelen.
[getuige 1] , de zus van verdachte, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar vlak nadat het was gebeurd heeft verteld dat verdachte aan haar borsten had gezeten en dat verdachte en [slachtoffer 1] hadden gezoend. [slachtoffer 1] had gezegd dat zij het niet wilde en dat verdachte haar niet weg had willen laten gaan. [8]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij weet van [slachtoffer 1] dat verdachte haar heeft gezoend en dat hij de kamer had geblokkeerd en iets met haar borsten had gedaan. [9]
[slachtoffer 1] heeft dus kort na 1 juni 2017 haar verhaal gedaan aan twee getuigen en deze verklaringen komen overeen met hetgeen [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard en tegenover de rechter-commissaris heeft herhaald. Dat er op springende punten verschil zit tussen die verklaringen, zoals de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank niet. Wel zit er op detailniveau verschil tussen de verklaringen maar dat is goed verklaarbaar door onder meer tijdsverloop en het zijn geen grote verschillen of verschillen op belangrijke punten. Het raakt haar betrouwbaarheid in ieder geval niet. Haar verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank acht daarom wettig en overtuigd bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gezoend en haar borsten heeft betast. Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] komt eveneens naar voren dat deze handelingen een gedwongen karakter hebben gehad. [slachtoffer 1] kon de slaapkamer van verdachte immers niet verlaten en daarnaast zou zij hebben aangegeven dat zij de aanrakingen en het zoenen niet wilde. Het betasten van de borsten en het zoenen is aan te merken als ontuchtig wanneer iemand dat gedwongen moet ondergaan. Het beroep op een gering leeftijdsverschil zoals gedaan door de verdediging, gaat alleen daarom al niet op.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks01 juni 2017 te Elburg, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
één ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en
/ofhet zoenen met die [slachtoffer 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en voorts tot het verrichten van 100 uren taakstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 april 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 16 november 2011.
Verdachte heeft op zijn slaapkamer het slachtoffer gezoend en haar borsten betast, terwijl zij daar kwam voor bijbelstudie. Het slachtoffer wilde weg, maar verdachte liet haar niet gaan. Zij heeft dus niet alleen de handelingen moeten ondergaan maar was feitelijk op dat moment ook door verdachte ingesloten. Zij kon zich dus ook niet onttrekken aan zijn de handelingen, wat het voor haar nog vervelender moet hebben gemaakt. Ten tijde de gebeurtenissen was het slachtoffer 15 jaar oud. Door het handelen van verdachte heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer. Daarnaast heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat er op praktisch gebied geen zorgen zijn omtrent verdachte. Hij woont bij zijn ouders, hij heeft een vaste baan en er zijn geen financiële zorgen. Er is geen sprake van middelengebruik, maar zijn gamegebruik zou wel zorgelijk zijn geweest. Verdachte zegt goed contact te hebben met de gezinsleden, behalve met zijn zus die indirect bij onderhavige zaak is betrokken. De reclassering vraagt zich af of er voldoende aandacht en steun voor verdachte is (geweest) en of hij zich op alle gebieden adequaat ontwikkelt. In het verleden is verdachte langdurig en veelvuldig gepest. Verdachte kreeg thuis geen seksuele voorlichting. Nadat aan het licht kwam dat verdachte een driejarig nichtje had misbruikt, volgde hij met zijn ouders een traject bij De Waag in Amersfoort. Dit is in 2014 afgerond, waarbij het gedrag zich liet verklaren vanuit een dynamische risicofactor zijnde een gebrekkige zelfregulatie. Over langere periode zag De Waag toentertijd geen zorgen omtrent de ontwikkeling van verdachte. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur aan verdachte opleggen. Dat is passend bij de handelingen die verdachte heeft verricht. Ook heeft de rechtbank zorgen om de (seksuele) ontwikkeling van verdachte, gezien de aanleiding van de eerdere behandeling bij De Waag en het feit dat verdachte weer zijn eigen seksuele lusten boven de lichamelijke integriteit van een ander heeft gesteld. De rechtbank acht daarom een gedongen behandeling en begeleiding noodzakelijk. Om dit mogelijk te maken, en verdachte er in de toekomst van te weerhouden om (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank hem naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daarbij opgelegd de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering worden geadviseerd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Rosariumstraat 41 te Apeldoorn en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren, ook als dat inhoudt het meewerken aan huisbezoek;
- zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem voor de behandeling geeft, het innemen van medicijnen kan onderdeel van de behandeling zijn;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, wonende aan de [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- het contact met minderjarigen zoveel mogelijk zal vermijden en, wanneer contacten met minderjarige meisjes alsnog onvermijdelijk zijn, zal veroordeelde hierover in overleg gaan met de reclassering of en hoe dit contact kan plaatsvinden, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
taakstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen en mr. H. Jansen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2019.
mr. H. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische opsporing, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018301393, gesloten op 7 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 111.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76 en p. 77.
5.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2019.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 79, tweede alinea, eerste regel.
7.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 1] , bij het kabinet rechter-commissaris, van 7 mei 2019, p. 6, laatste alinea.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] , p. 63, derde alinea.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 2] , p. 51, tweede alinea.