ECLI:NL:RBGEL:2019:5297
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor brandstichting na onvoldoende bewijs van nauwe en bewuste samenwerking
Op 19 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aansteken van een brand in een auto, waarbij de verdachte samen met een of meer anderen zou hebben gehandeld. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door zijn aanwezigheid op de plaats delict en het gebruik van zijn telefoon om het adres van de plaats delict op te zoeken. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking en dat de verdachte niet opzet had op de brandstichting.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het forensisch bewijs zorgvuldig gewogen. De verdachte verklaarde dat hij slechts als bestuurder van de auto betrokken was en dat hij niet op de hoogte was van de intenties van zijn vriend, die de brand had gesticht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, zowel voor het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de betrokkenheid van de verdachte.