ECLI:NL:RBGEL:2019:5156

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
05/840856-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en diefstal in Arnhem

Op 11 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 35-jarige en een 28-jarige, die beschuldigd werden van openlijke geweldpleging en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 3 november 2018 in Arnhem betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met een slachtoffer, waarbij zij hem hebben aangevallen en zijn tas met daarin twee kaassoufflés en vier blikjes bier hebben gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachten, alsook camerabeelden van het incident, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor openlijke geweldpleging, maar dat het geweld niet was gepleegd met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. Daarom werd de 35-jarige man vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld, maar werd hij wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging en diefstal. De rechtbank legde hem een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de rechtsorde, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840856-18
Datum uitspraak : 11 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. A. van den Berg, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2018, in de gemeente Arnhem, omstreeks 05.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee kaassoufles en vier blikjes bier, in elk geval een hoeveelheid etenswaar en/of drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het opzettelijk gewelddadig meermalen, in elk geval eenmaal schoppen en/of trappen tegen de benen en/of het geslachtsdeel en/althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of het meermalen, in elk geval eenmaal stompen en/of slaan tegen het hoofd en/althans tegen het lichaam van die [slachtoffer]
en/of door het omver gooien en/of duwen en/althans ten val brengen van die [slachtoffer] en/of door het gooien met een blikje, althans met een hard voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 3 november 2018, in de gemeente Arnhem, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de Duizelsteeg en/of de Varkensstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het aanvallen van en/of indringen op en/of het schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan en/of omver duwen en/of omver gooien en/althans ten val brengen van die [slachtoffer] en/of door het met een blikje, althans met een
hard voorwerp gooien tegen het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeddoorlopen oog en/of een snee in de wenkbrauw, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad
en/of
dat hij op of omstreeks 3 november 2018, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee kaassoufles en/of vier blikjes bier, in elk geval een hoeveelheid etenswaar en/of drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van diefstal met geweld. Verdachte wilde in het tasje van [slachtoffer] kijken om te zien of er goederen van hem in zaten. Hij was gericht op het tasje en heeft geen geweld gepleegd. Het door [medeverdachte] gepleegde geweld is niet gepleegd met het oogmerk om diefstal mogelijk te maken. Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is geweest van medeplegen, nu een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] ontbrak. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de diefstal van het tasje heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 3 november 2018 met een wit plastic tasje met daarin twee kaassoufflés en vier blikken Heineken in de Varkensstraat in Arnhem liep. Toen hij bij zijn fiets was, werd hij belaagd door twee negroïde mannen. Hij weet niet meer precies wat er is gebeurd maar hij weet wel nog dat hij een klap van achteren gekregen. Vervolgens is hij op de grond gevallen en heeft een trap in zijn kruis en klappen gekregen. Hij liep daarbij een bloeddoorlopen oog en een sneetje in zijn wenkbrauw op. [2] De twee mannen hebben vervolgens zijn plastic tasje meegenomen. [3]
De vraag is vervolgens wie die twee mannen zijn er wat er precies is gebeurd, die nacht in de Varkensstraat.
Vast staat dat [verdachte] en [medeverdachte] de mannen waren die betrokken waren bij het voorval waarvan [slachtoffer] aangifte heeft gedaan.
[verdachte] heeft immers ter zitting verklaard dat hij een van die mannen was. Hij droeg die avond een t blauwe petje. Verdachte heeft [slachtoffer] een duw gegeven waardoor aangever ten val is gekomen. Verdachte heeft het tasje meegenomen. [4]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij met Richgim (verdachte) bij het incident betrokken was en dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. [5]
Wat er gebeurd is, is te zien op de beschikbare camerabeelden.
Die zijn uitgekeken en daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is beschreven dat is te zien dat [slachtoffer] de Varkensstraat in loopt. [slachtoffer] draagt een wit plastic tasje in zijn rechterhand. Hijloopt naar zijn fiets en zet het plastic tasje op de grond. Uit de Munterstraat komen twee negroïde mannen. Beide mannen lopen in de richting van [slachtoffer] en gaan op ongeveer één á twee meter afstand van hem staan. Verdachte 1 draagt een blauw petje. – gelet op zijn verklaring ter terechtzitting staat vast dat dit [verdachte] is– trapt tegen de benen van [slachtoffer] . Verdachte 2 – [medeverdachte] , gelet op zijn verklaring bij de politie – gooit een blikje drinken tegen het bovenlichaam van [slachtoffer] . [verdachte] en [medeverdachte] staan tegenover [slachtoffer] op ongeveer één meter afstand. [verdachte] en [medeverdachte] maken zwaaiende bewegingen met hun armen. [6] [medeverdachte] slaat met zijn rechterarm tegen het hoofd van [slachtoffer] . Hierop maken [slachtoffer] en [medeverdachte] beide slaande bewegingen naar elkaar, waarna [slachtoffer] op de grond valt. Terwijl hij op de grond ligt, geeft [medeverdachte] hem een trap tegen het bovenlichaam. [verdachte] loopt naar het plastic tasje, pakt het tasje op en loopt weg. Op het moment dat [slachtoffer] op staat, slaat [medeverdachte] hem opnieuw in het gezicht. Daarna schopt [medeverdachte] hem onderuit. Vervolgens verdwijnen [verdachte] en [medeverdachte] uit beeld. [7]
De beelden zijn ter zitting getoond en de rechtbank heeft daarop gezien dat de confrontatie begint omdat [medeverdachte] [slachtoffer] een trap geeft. Vervolgens is het [medeverdachte] die het geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , maar [verdachte] maar blijft wel in contact blijft met [medeverdachte] en in de nabijheid van hem en [slachtoffer] . Aan het einde van het geweld, wanneer [verdachte] het tasje van aangever heeft gepakt, gebaart [verdachte] naar [medeverdachte] dat hij moet meekomen. [medeverdachte] beëindigt daarop het geweld en loopt samen met [verdachte] weg.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] een ruzie heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] gewond is geraakt. Zowel [verdachte] als [medeverdachte] hebben geweldshandelingen tegen [slachtoffer] gepleegd. [verdachte] heeft uiteindelijk het witte tasje met bier en kaassoufflés meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd incident niet kan worden gekwalificeerd als diefstal met geweld. Voor een bewezenverklaring is noodzakelijk dat het geweld is gepleegd met het oogmerk om de diefstal van het tasje voor te bereiden, gemakkelijk te maken of de vlucht na de diefstal mogelijk te maken. Het is niet voldoende dat er geweld is gebruikt en iets is gestolen. Er moet een vergaand verband bestaan tussen de diefstal en het geweld, het geweld moet in dienst staan van de diefstal.
Op de beelden is te zien dat de aanleiding van de confrontatie is dat [verdachte] in het tasje van [slachtoffer] wil kijken. Vervolgens ontstaat er een vechtpartij die los lijkt te staan van het tasje. De ruzie verplaatst zich immers naar een ander gedeelte van de straat en het tasje staat op dat moment nog bij de fiets van [slachtoffer] . Tijdens de ruzie die dan ontstaat, is [slachtoffer] ogenschijnlijk ook niet bezig met het verdedigen van het bezit van dat tasje. Dat tasje staat ook op een andere plek. [verdachte] en [medeverdachte] zijn evenmin bezig met het te pakken krijgen van dat tasje. Hoewel de beelden laten zien dat voldoende gelegenheid bestaat het tasje te pakken, zijn [verdachte] en [medeverdachte] bezig met het plegen van geweld tegen [slachtoffer] . De focus ligt niet op het elders staande tasje. Dat het tasje uiteindelijk wel wordt meegenomen, kwalificeert de rechtbank dan ook als het gebruik maken van de gelegenheid en niet als het plegen van geweld met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
De rechtbank spreekt verdachte van het primair ten laste gelegde feit vrij.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde feit is dat een verdachte eerst behoort tot degenen die openlijk geweld plegen, indien hij opzettelijk een voldoende wezenlijke bijdrage aan dat openlijk, in vereniging gepleegde, geweld heeft geleverd. Van een dergelijke “voldoende wezenlijke bijdrage” is in ieder geval sprake als de verdachte zelf geweld gebruikt. Daarnaast moet komen vast te staan dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders. Volgens vaste jurisprudentie is het niet noodzakelijk dat alle daders geweldshandelingen verrichten.
Uit voornoemde bewijsmiddelen komt naar voren dat door [verdachte] en [medeverdachte] beide geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer] . [verdachte] heeft, als eerste geweld gebruikt en heeft [slachtoffer] een duw of trap tegen het bovenlichaam gegeven die daardoor op de grond is gevallen. Vervolgens heeft [medeverdachte] een blikje tegen het lichaam van [slachtoffer] gegooid, [slachtoffer] meermalen met de vuist geslagen en tegen het lichaam geschopt terwijl [slachtoffer] op de grond lag. Verbalisanten hebben bij [slachtoffer] nadien letsel waargenomen.
Het geweld wat door [verdachte] is gepleegd, is terecht gekomen op het bovenlichaam/benen van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] letsel bij het oog en de wenkbrauw heeft opgelopen. Het kan daarom niet anders dan dat [medeverdachte] het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. [verdachte] zal van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage aan dat geweld geleverd door geweldshandelingen te verrichten en zich – toen een medeverdachte geweldshandelingen verrichtte – niet te distantiëren en juist door zijn aanwezigheid het geweld door [medeverdachte] heeft ondersteund. Uit deze opeenvolging van gebeurtenissen is de rechtbank van oordeel dat er tussen [verdachte] en [medeverdachte] sprake was het in vereniging plegen van geweld. Het verweer van de raadsvrouw dienaangaande wordt dan ook verworpen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het tasje. Ook ten aanzien van de diefstal is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen, nu verdachte en [medeverdachte] de avond samen optrokken, samen het geweld tegen aangever hebben gepleegd en er samen met het tasje vandoor zijn gegaan. Tijdens de aanhoudingen van verdachten hadden zij ook allebei een blikje Heineken bij zich [8] , de buit uit het tasje.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
hij op
of omstreeks3 november 2018, in de gemeente Arnhem, openlijk, te weten op
of aande openbare weg
de Duizelsteeg en/ofde Varkensstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door het aanvallen van en
/of indringen op en/ofhet schoppen
en/of trappenen
/ofstompen
en/of slaanen
/ofomver duwen
en/of omver gooien
en/althans ten val brengenvan die [slachtoffer] en
/ofdoor het met een blikje,
althans met een
hard voorwerpgooien tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeddoorlopen oog en/of een snee in de wenkbrauw, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad
en
dat hij op
of omstreeks3 november 2018, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, twee kaassoufflés en
/ofvier blikjes bier,
in elk geval een hoeveelheid etenswaar en/of drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is licht verstandelijk beperkt, heeft hulp van de reclassering en volgt een CoVa+-training. De raadsvrouw heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en waarbij de voorwaardelijke straf een taakstraf zou moeten zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 september 2019;
- een voorlichtingsrapport van de reclassering, gedateerd 1 februari 2019.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en openlijke geweldpleging tegen aangever. Waarbij aangever is geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. Met zijn handelen heeft verdachte er aan bijgedragen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever geschonden. Het onderhavige feit vond plaats in het uitgaansgebied. Andere omstanders zijn daardoor ongewild getuige geweest van het geweld. Dit soort gewelddadige feiten schokt de rechtsorde en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat het recidiverisico niet kan worden ingeschat, gelet op de ontkennende houding van verdachte. Geadviseerd wordt de zaak af te doen zonder het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gezien het geweld en het letsel bij aangever uitsluitend nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Een taakstraf zou geen recht doen aan hetgeen hier is gebeurd. De rechtbank komt tot een ander oordeel dan de officier van justitie en acht niet de ten laste gelegde diefstal met geweld maar de openlijk geweld en de diefstal bewezen. Daar staat een lager strafmaximum op en dan past een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en het reclasseringsrapport acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek passend en geboden. Gezien het advies van de reclassering zal geen voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter mr. J.M.J.M. Doon, en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2019.
Mr. Kleinrensink en mr. Hoesstee zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , hoofdagent van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Arnhem Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018496666, gesloten op 5 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26- 27.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 30.
4.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 28 oktober 2019.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 44.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
8.Proces-verbaal van aanhouding, p. 10.