Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift namens de man, ingekomen op 30 november 2018;
- het F9 formulier met producties namens de man, ingekomen op 14 januari 2019;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek namens de vrouw, ingekomen op 15 januari 2019.
2.De feiten
- het verzoek van partijen tot toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning afgewezen;
- bepaald dat de man met ingang van 1 september 2018 aan de vrouw een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud zal betalen van € 2.245 bruto per maand.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
- huurinkomsten van € 406,56 (€ 136,56 + € 250);
- een niet afkoopbare polis van € 32,77 per maand.
€ 500 per maand betaalt aan de privérekening van partijen voor de huur van een opslagruimte. De man stelt dat de holding tot en met februari 2018 genoemde huurlast heeft betaald en dat de holding daarna niet in staat is geweest nog langer huur te betalen.
€ 500 per maand een fiscale constructie betreft, maar hij heeft de huurbetalingen op zich niet betwist. Nu de man in de eerdere procedure zijn huidige stelling niet heeft aangevoerd, zal met de huurbetaling rekening worden gehouden. Dit leidt ertoe dat er geen correctie zal plaatsvinden.
€ 56,50 per maand. De rechtbank is hierbij aldus in zodanige mate van onjuiste gegevens uitgegaan, hetgeen correctie behoeft.
(€ 143,66 + € 251,34) en aan premie levensverzekering een bedrag van € 33 per maand. Het eigenwoningforfait bedraagt € 1.365 per jaar, terwijl de zakelijke lasten worden vastgesteld op het forfaitaire bedrag van € 95 per maand.
€ 33,58 per maand. Dit bedrag dient uit de bijstandsnorm en of de draagkrachtvrije ruimte en of het forfaitaire bedrag van € 95 per maand te worden voldaan. Aldus is er geen sprake van een wijziging.
- op 5 september 2018 € 900 aan NUON;
- op 3 oktober 2018 € 423,60 aan NUON;
- op 15 november 2018 € 33,58 aan gemeentelijke heffingen 2017;
- op 3 december 2018 € 131,03 aan creditcardschuld;
- op 14 december 2018 € 86,59 aan gemeentelijke heffingen;
- op 30 december 2018 € 124,46 aan creditcardschuld;
- op 30 december 2018 € 700 op de schuld bij de VVE aan de [adres] .
- een inkomen van € 4.400 bruto per maand;
- vakantiegeld van 8% over voormeld bedrag;
- aan ingehouden premies € 449,47 per maand (pensioen € 429,43; WIA bodem € 2,66; WGA aanvullend € 13,52; WIA excedent € 3,86);
- de inkomensheffing, na correctie met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
- netto huurinkomsten uit het gezamenlijk pand te [plaats] van € 156,56 per maand (rechtsoverweging 3.9 van de bestreden beschikking);
- netto huurinkomsten uit de verhuur van een opslagruimte van € 250 per maand (rechtsoverweging 3.10 van de bestreden beschikking);
- netto inkomsten uit een niet afkoopbare polis van de moeder van de man van € 32,77 per maand (rechtsoverweging 3.11 van de bestreden beschikking en met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen).
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande;
- aan woonlasten: de (fiscaal aftrekbare) hypotheekrente: € 405 per maand; het eigenwoningforfait van € 1.365 per jaar; de premie levensverzekering van € 33 per maand; zakelijke lasten van € 95 per maand en met ingang van heden van € 250 per maand, op welke woonlasten het in bijstandsnorm begrepen bedrag aan gemiddelde basishuur in mindering strekt;
- de premie zorgverzekering van € 118 per maand en het verplicht eigen risico van € 32 per maand, waarop in mindering strekt het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel;
- de aflossing op de creditcardschuld van € 224 per maand.
- met ingang van 1 september 2018: € 1.055 per maand;
- met ingang van heden: € 1.014 per maand.
I. Draagkracht man tot heden (datum beschikking): periode 2018-2;
II. Draagkracht man met ingang van heden (datum beschikking): periode 2019-1.
5.De beslissing
- voor de periode van 1 september 2018 tot heden (datum beschikking): € 1.055 per maand;
- met ingang van heden (datum beschikking): € 1.014 per maand,
(in de toekomst) bij vooruitbetaling te voldoen;