Op 29 januari 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. F.M.Th. Quaadvliet, de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat de verzoeker meende dat de kantonrechter partijdig was en de wederpartij bevoordeelde. De verzoeker had op 19 december 2018 verzocht om inhoudelijk te mogen reageren op een conclusie van dupliek in reconventie die door de wederpartij was ingediend, maar de kantonrechter had bepaald dat vonnis zou worden gewezen zonder deze mogelijkheid te bieden. De verzoeker stelde dat deze beslissing de indruk wekte dat de kantonrechter de wederpartij bevoordeelde.
De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van omstandigheden die de objectieve vrees voor partijdigheid van de kantonrechter konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om dit vermoeden te weerleggen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat de beslissing van de kantonrechter zo onjuist of onbegrijpelijk was dat deze alleen door vooringenomenheid kon worden verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.