ECLI:NL:RBGEL:2019:5044

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
7475204 / CV EXPL 19-157
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conforme levering van een pup en de gevolgen voor schadevergoeding

In deze zaak heeft de eisende partij, wonende te Veendam, een pup gekocht van de gedaagde partij, wonende te Beekbergen. De eisende partij vordert schadevergoeding omdat de pup, genaamd Woezel, ziek bleek te zijn en te jong bij de moeder is weggehaald. De pup is op 14 oktober 2018 gekocht, maar de eisende partij stelt dat de pup al ziek was bij aflevering. De gedaagde partij betwist dit en stelt dat de pup op het moment van verkoop gezond was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de pup inderdaad te jong is geleverd, wat leidt tot een non-conforme levering. Echter, de rechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de leeftijd van de pup direct heeft geleid tot de ziekte en het overlijden van de pup. De eisende partij heeft niet kunnen aantonen dat de ziekte van de pup het gevolg was van de non-conformiteit. Daarom wordt de vordering van de eisende partij afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij met de eigen kosten blijft zitten. Het vonnis is uitgesproken op 22 mei 2019 door mr. M. Engelbert-Clarenbeek in Apeldoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens 7475204 CV EXPL 19-157
Afschrift aan: beide partijen
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 22 mei 2019
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te Veendam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.A. van Dijk,
tegen
[gedaagde partij],wonende te Beekbergen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. K. Tijs.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.Het procesverloop

Het verdere verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 januari 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast.
De zitting is gehouden op 11 maart 2019. Van de zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier;
- de akte bewijslevering van [eisende partij];
- de schriftelijke reactie hierop van [gedaagde partij].
Hierna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] zal veroordelen tot betaling van € 1.219,82 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente, € 221,39 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten met rente en de nakosten.
[eisende partij] voert daarvoor aan dat hij op 14 oktober 2018 van [gedaagde partij] de pup Woezel heeft gekocht voor € 675,00. Na aankoop van de pup bleek, toen de pup bij [eisende partij] thuis was, dat de pup ziek was. De dierenarts heeft vervolgens vastgesteld dat de pup te jong bij de moeder is weggehaald en erg ziek was. De pup is ondanks de inspanningen van de dierenarts overleden. [eisende partij] stelt dat de pup meteen ziek is geworden én te vroeg bij de moeder is weggehaald, zodat aangenomen mag worden dat hij de ziekte al onder de leden had. Er is dus sprake van non-conformiteit. [eisende partij] vordert vergoeding van de kosten die hij voor de pup heeft gehad, namelijk het aankoopbedrag, € 107,79 aan hondenvoer, € 430,23 kosten van de dierenarts en € 6,80 medicijnkosten.
2.2.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de vordering. Zij betwist dat de pup bij aflevering al ziek was. De pup was gezond toen hij op 19 oktober 2018 door [eisende partij] bij [gedaagde partij] werd opgehaald. De pup was toen 7 weken en 1 dag en is dus niet te vroeg bij de moeder weg gehaald. Omdat ook andere honden van [eisende partij] ziek waren in dezelfde periode moet er, volgens haar, van uit worden gegaan dat de pup pas na de verkoop ziek is geworden. In de tweede plaats betwist [gedaagde partij] de hoogte van de door [eisende partij] genoemde schade.
2.3.
Bij de beoordeling van de vordering is het volgende van belang.
Partijen zijn het er over eens dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] een gezonde pup diende te leveren. Ook is in wettelijke regels is vastgelegd dat het verboden is een pup van de moeder te scheiden binnen zeven weken na de geboorte. Dit is geregeld in artikel 2.2, lid 7 van de Wet Dieren en artikel 1.20 van het Besluit houders van dieren. [eisende partij] mocht er dus van uit gaan dat de pup bij aflevering tenminste zeven weken oud was.
Als [eisende partij] een pup gekregen heeft die niet gezond was of jonger dan zeven weken, is sprake van een non-conforme levering.
2.4.
Op het paspoort van Woezel, dat door [eisende partij] is overgelegd, is 31 augustus 2018 als geboortedatum genoteerd. [gedaagde partij] stelt eveneens dat de pup op
31 augustus 2018 geboren is. Op 19 oktober 2018 was de pup dan zeven weken. [eisende partij] stelt dat de pup op zondag 14 oktober 2019 is gekocht en geleverd. Op dat moment was de pup minder dan zeven weken. Omdat [gedaagde partij] betwist dat de pup op
14 oktober 2018 geleverd is, is het aan [eisende partij] om de stelling verder te onderbouwen. [eisende partij] heeft dat gedaan door het overleggen van een foto, die volgens hem genomen is op 15 oktober 2018 bij hem thuis en waarop de pup te zien is. [gedaagde partij] betwist dat de foto op die datum genomen is, maar geeft geen inhoudelijke reden waarom de gegevens onjuist zouden zijn. Het feit dat [eisende partij] op 19 oktober 2018 een foto van de pup op Facebook heeft geplaatst met de tekst ‘onze nieuwe schatje’ sluit niet uit dat de pup eerder dan op 19 oktober 2018 is geleverd.
Nu het verweer onvoldoende onderbouwd is, kan het niet gevolgd worden. Ook overigens is de stelling van [eisende partij], dat de levering op 14 oktober 2018 heeft plaatsgevonden voldoende aannemelijk geworden. Ter zitting heeft [gedaagde partij] verklaard dat de pup ‘een dag of drie/vier’ voor de levering bij de dierenarts geweest is. Dat lijkt te kloppen met de vermelding in het paspoort dat de pup op 10 oktober 2018 is voorzien van een chip.
2.5.
Vastgesteld wordt dat sprake is van een te jonge pup bij levering en dus een non-conforme pup. Dat is een niet te herstellen gebrek, zodat sprake is van wanprestatie. [eisende partij] heeft recht op een schadevergoeding, voor zover dit gebrek tot schade heeft geleid.
Dat de pup ziek is geworden is op zich niet het gevolg van de leeftijd. [eisende partij] heeft een overzicht ‘patiëntinformatie’ overgelegd van Dierenkliniek Eikenlaan te Groningen en van Dierenkliniek Buitenwoel te Veendam. Naar aanleiding van vragen van de gemachtigde van [eisende partij] hebben beide klinieken verklaringen toegezonden, die in de procedure overgelegd zijn. Volgens beide verklaringen kan het te vroeg bij de moeder weghalen wel een rol hebben gespeeld bij de vatbaarheid voor ziekte, waarbij Dierenkliniek Buitenwoel overigens opmerkt dat de algemene hygiëne in het nest belangrijker is dan de leeftijd waarop de pup uit het nest wordt gehaald.
2.6.
Over het moment van ziek worden en de aard en oorzaak van de ziekte verschillen partijen van mening. [eisende partij] stelt dat de pup al bij het ophalen niet in orde was en diarree had ten gevolge van een darmontsteking, of in elk geval een ziekte onder de leden had ten tijde van de levering. Tegenover deze stellingen van [eisende partij] staan de (niet weersproken) stellingen van [gedaagde partij] dat de andere pups uit het nest niet ziek zijn geworden en dat andere honden van [eisende partij] in dezelfde periode ook ziek zijn geweest. [gedaagde partij] leidt daaruit af dat een eventuele besmetting door de eigen honden van [eisende partij] niet uitgesloten kan worden. Ook veronderstelt [gedaagde partij] dat de overgang naar andere voeding de oorzaak is geweest van het ontstaan van diarreeklachten en er dus geen sprake is geweest van een ziekte.
2.7.
[eisende partij] moet zijn stellingen onderbouwen en, bij betwisting door de wederpartij, bewijzen. Daarvoor heeft hij verklaringen overgelegd van de twee genoemde dierenartsenklinieken en twee verklaringen van kennissen.
De verklaringen van de dierenklinieken gaan uit van hetgeen zij van [eisende partij] over de diarreeklachten hebben gehoord, maar de dierenartsen hebben de pup zelf niet eerder dan
26 oktober 2018 (Dierenkliniek Buitenwoel) of 27 oktober 2018 gezien (Dierenkliniek Eikenlaan). Uit de patiëntenkaart van de eerste kliniek blijkt dat op 26 oktober 2018 een fikse oorontsteking is geconstateerd. De Buitenwoel verklaart: “
(…) Via de eigenaar weet ik dat Woezel bij Dierenziekenhuis Groningen eventueel is overleden aan diarree tgv Giardia. Zelf kan ik dit niet bevestigen. (…) Aangezien de eigenaar een week voor het overlijden bij ons is geweest voor diarree klachten lijkt mij het aannemelijk dat Woezel al langer ziek was. Maar tussen de twee bezoeken hebben we de hond niet gezien, en de collega heeft de hond ook niet gezien op 19 oktober dus met zekerheid is dit niet te zeggen. (…) Op het moment van lichamelijk onderzoek op 26 oktober was Woezel zeker niet fit maar ik heb dat op dat moment toegeschreven aan de oorontsteking van Woezel. De pup was niet uitgedroogd, maar wel apatisch en timide. De eigenaar gaf wel aan dat Woezel al langer aan de diarree was en dat hij daar voeding voor kreeg die met dwang geven moest worden. Het slechte eten en drinken kwam naar mijn mening omdat Woezel zwak was en pijn had van het oor. (…) Over de oorontsteking valt weinig te zeggen, dit is meestal geen besmettelijke ziekte maar eerder individueel. Diarree/darmontstekingen kunnen besmettelijk zijn, meestal zie je dan ook andere honden in het nest ziek worden met dezelfde klachten. Maar als de diarree te wijten is aan de voeding dan kan het individueel zijn. (…)”.
Een bezoek aan Dierenkliniek Buitenwoel op 19 oktober 2018 is niet terug te vinden op de patiëntenkaart. Het is wel, zoals [gedaagde partij] terecht opmerkt, opgenomen in de vraagstelling van de gemachtigde van [eisende partij] aan de kliniek.
2.8.
Uit geen van de aanwezige verklaringen blijkt met zekerheid wanneer de diarree zich voor het eerst heeft voorgedaan of wat de oorzaak of oorzaken daarvan is/zijn geweest. In de verklaringen van de kennissen van [eisende partij] is alleen te lezen dat de pup op 21 oktober 2018 erg rustig was, dat er kennelijk iets mee aan de hand was en dat de pup volgens [eisende partij] diarree had, maar niet of die diarree door de kennissen is gezien en evenmin wat de oorzaak daarvan was.
De verschillende mogelijke oorzaken zijn niet allemaal terug te voeren vóór het moment van de levering. Ook is onduidelijk of de leeftijd van de pup bij het ontstaan van de diarree of het verdere verloop van de ziekteperiode al dan niet een bepalende rol gespeeld heeft.
Bij deze stand van zaken kan de juistheid van de stellingen van [eisende partij] niet worden vastgesteld. Daardoor kan de vordering niet toegewezen worden.
2.9.
[gedaagde partij] heeft in de laatste reactie een tegenvordering geformuleerd. Volgens de wettelijke regels is het niet mogelijk een tegenvordering in te stellen in dit stadium van de procedure. Overigens bestaat in de omstandigheden van het geval aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.

3.3. De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
22 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.