ECLI:NL:RBGEL:2019:4970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
05/840944-17; 05/841359-17; 05/840163-18; 05/841107-17; 05/159506-17; 05/841083-17; 05/203329-17 en 05/840065-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere mishandelingen, vernielingen, bedreigingen en het niet voldoen aan een bevel

Op 4 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man uit Eefde. De man is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar, onder bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere mishandelingen, vernielingen, bedreigingen en het niet voldoen aan een bevel. Deze feiten zijn gepleegd in een psychotische toestand, wat heeft geleid tot de beslissing om een voorwaardelijke straf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf om herhaling te voorkomen. De man moet ook schadevergoeding betalen aan een van de slachtoffers. De uitspraak is gedaan na een zitting op 21 oktober 2019, waar de rechtbank de verklaringen van de verdachte en getuigen heeft gehoord, evenals het proces-verbaal van aangifte van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, verantwoordelijk is voor zijn daden, maar heeft rekening gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840944-17; 05/841359-17; 05/840163-18; 05/841107-17; 05/159506-17; 05/841083-17; 05/203329-17 en 05/840065-19 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 4 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. P. Hellinga, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 21 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 05/840065-19
1.
hij op of omstreeks 04 maart 2019 te Rekken, gemeente Berkelland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met zijn, verdachtes, arm een zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel/hals van die [slachtoffer 1] aan te brengen en/of door (gedurende enige tijd) druk uit te oefenen op de keel/hals van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2019 te Rekken, gemeente Berkelland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij aangifte gaat doen dan zijn er 3 bullets voor jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in de zaak met parketnummer 05/159506-17
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit/raam (van een woning op of aan de [straatnaam] ), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[naam 2] toebehoorde (en in gebruik is/was bij [slachtoffer 2] ), heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
wederrechtelijk een of meer bloempotten en/of een (personen)auto ( [merk] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in de zaak met parketnummer 05/840944-17
hij op of omstreeks 24 augustus 2017, in de gemeente Arnhem een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (onverhoeds) met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
in de zaak met parketnummer 05/841083-17
1.
hij op of omstreeks 3 oktober 2017, in de gemeente Arnhem, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 3 oktober 2017, in de gemeente Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een reclamebord/stoepbord, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de firma [naam 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
in de zaak met parketnummer 05/841107-17
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Arnhem [slachtoffer 5] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 5] (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of (vervolgens)(weg) te duwen (ter hoogte van de keel/hals, althans op/tegen het hoofd) en/of
- tegen de benen te schoppen/trappen;
in de zaak met parketnummer 05/840163-18
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Arnhem [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga je vermoorden kuthoer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in de zaak met parketnummer 05/203329-17
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Arnhem, [slachtoffer 7] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 7] (met kracht) in het gezicht te slaan en/of te stompen;
in de zaak met parketnummer 05/841359-17
hij op of omstreeks 12 november 2017 in de gemeente Arnhem op of aan de
Korenmarkt, zijnde een weg gelegen binnen het door de burgemeester van de
gemeente Arnhem in het belang van de openbare orde aangewezen begrensd gebied,
te weten een gebied in een gedeelte van de gemeente Arnhem begrensd door- en
met inbegrip van de Varkensstraat, Grote Oord, Jansplaats, Jansplein,
Janslangstraat, Lombardsteeg, Korenstraat, Molenstraat en Hoogstraat
opzettelijk niet heeft voldaan aan een op 15 oktober 2017 door de burgemeester
van Arnhem op grond van artikel 2.4.1a van de Algemene Plaatselijke
Verordening gemeente Arnhem (aan hem, verdachte, op 15 oktober 2017 aangezegd
en/of uitgereikt schriftelijk) bevel ter handhaving van de openbare orde, om
zich gedurende een periode van twee maanden, aanvangende op 15 oktober 2017
tot 15 december 2017, niet te begeven naar en/of te bevinden in bovengenoemd
gebied, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk geen gevolg gegeven
aan dit bevel;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/840065-19 [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat verdachte en [slachtoffer 1] enkel met elkaar hebben gestoeid. Volgends de verdediging heeft [slachtoffer 1] in zijn verklaring overdreven over de handelingen en de duur daarvan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 4 maart in [naam behandelcentrum] in Rekken (gemeente Berkelland) was. Rond 19:15 uur kwam [slachtoffer 1] verdachte tegen op de groep en maakte hij een grapje naar verdachte. Verdachte pakte [slachtoffer 1] van achteren in een nekklem en trok deze aan. [slachtoffer 1] kreeg geen lucht en zag zwarte stipjes voor zijn ogen. Na 15 seconden liet verdachte los. [slachtoffer 1] heeft 3 à 4 keer geroepen dat verdachte los moest laten. [slachtoffer 1] spuugde daarna bloed en had de volgende dag nog last van zijn keel. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 4 maart 2019 rond 19:15 uur heeft gezien dat verdachte kort achter [slachtoffer 1] stond. Getuige hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat verdachte hem los moest laten. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 4 maart 2019 heeft gezien dat er een miniem streepje bloed in de wasbak lag. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] als grapje 3 seconden om zijn nek heeft vastgepakt. Volgens verdachte ging het om stoeien en heeft hij geen pijn of letsel toegebracht of willen toebrengen. Gezien de verklaring van aangever heeft het handelen van verdachte wel degelijk pijn veroorzaakt. Bij het met kracht vast pakken van de keel is de kans op pijn naar algemene maatstaven aanmerkelijk toe noemen. Dat mag bij een ieder, en dus ook bij verdachte, als bekend worden verondersteld. Door met die kennis alsnog te handelen heeft verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van lichamelijk letsel.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 3-4;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/159506-17 [5]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , mede namens [naam 2] , p. 16 -18;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 19-20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , mede namens [naam 2] , p. 16 -18;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 19-20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/840944-17 [6]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 17-18;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 19-20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/841083-17 [7]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 11-13;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 17-18;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , namens [naam 1] , p. 20-21, met fotobijlagen p. 22-24;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 17-18;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/841107-17 [8]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 7-8;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/840163-18 [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte kent [slachtoffer 6] wel, maar hij is niet de man die haar bedreigd heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 13 oktober 2017 rond 13:45 uur op een bankje zat op het Velperplein in Arnhem. Ze zag een man, die zij herkende als [verdachte] , naar haar toe lopen en hij keek haar indringend en boos aan. Zij kent hem van vroeger. Ze heeft bij hem op de middelbare school gezeten. Omdat ze bang was, is ze opgestaan en is ze met haar vriendin [naam 4] weggelopen. De jongen achtervolgde hen en probeerde [slachtoffer 6] te pakken. Ze kon hem ontwijken en draaide om hem heen. De man gaf haar een knietje. Hij riep toen: “ik ga je vermoorden, kuthoer!”. [10]
[slachtoffer 6] heeft de man die haar heeft bedreigd opgezocht op Facebook en heeft twee foto’s overgelegd van verdachte aan de politie. [11] Verdachte heeft bevestigd dat hij degene is die op die foto’s staat. [12] Verdachte ontkent alleen dat hij ook degene is geweest die bedreigd heeft.
De verklaring van [slachtoffer 6] staat niet op zichzelf maar wordt ondersteund door getuige [getuige 9] .
Zij was op 13 oktober 2017 met [slachtoffer 6] op het Velperplein in Arnhem. Er kwam een jongen naar hen toe lopen die heel boos naar [slachtoffer 6] keek. Ze zag dat [slachtoffer 6] bang was en ze zijn weggelopen. De jongen kwam achter hen aan en pakte [slachtoffer 6] vast en gaf haar een knietje. Hij riep: “ik ga je vermoorden, kuthoer”. [slachtoffer 6] heeft hem opgezocht op Facebook omdat ze hem kende van vroeger. Ze herkende de jongen op Facebook als de jongen op straat. [13]
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht met de woorden “Ik ga je vermoorden kuthoer”, gelet op de herkenning door getuige [getuige 10] en [slachtoffer 6] . Bovendien kent [slachtoffer 6] hem van vroeger en weet ze dus wie hij is, wat de herkenning nog sterker maakt.
In de zaak met parketnummer 05/203329-17 [14]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 15-16;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 17-18;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , p. 19-20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
In de zaak met parketnummer 05/841359-17 [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken, nu nergens uit kan worden afgeleid dat de ontzegging vóór 12 november 2017 is uitgereikt.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 november 2017, omstreeks 2:20 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de hen ambtshalve bekende verdachte op de Korenmarkt ter hoogte van de [naam 5] . Verbalisanten wisten dat verdachte zich niet in het horecagebied van Arnhem mocht bevinden wegens een gebiedsverbod. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij niet op de Korenmarkt mocht komen, maar hij toch is gegaan omdat er een feestje was. [17] Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hem mondeling is medegedeeld dat hij niet op de Korenmarkt mocht komen.
In het dossier bevindt zich een gebiedsontzegging op grond van art 2.4.1a APV Arnhem. Hierin staat dat namens de burgemeester van Arnhem verdachte het verbod wordt opgelegd om zich gedurende twee maanden te bevinden in het horecaconcentratiegebied (het gebied dat begrensd wordt door en met inbegrip van de Varkensstraat, Grote Oord, Jansplaat, Jansplein, Janslangstraat, Lombardsteeg, Korenstraat, Molenstraat en Hoogstraat). Verbalisant [verbalisant 3] heeft de ontzegging voor de duur van twee maanden aan verdachte uitgereikt. Verdachte heeft ook getekend voor ontvangst. [18] Enig probleem is dat de ontzegging niet is gedateerd en dat dus niet aan de hand van de tekst van de ontzegging kan worden vastgesteld dat deze voor 12 november 2017 aan hem is uitgereikt. Wel staat onderop het papier dat de deze op 15 oktober 2017 is uitgedraaid van het netwerk van de politie. Dat, samen met de verklaring van verdachte dat hij wist dat hij een gebiedsverbod had, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende vast is komen te staan dat het gebiedsverbod 15 oktober 2017 aan hem is uitgereikt. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 05/840065-19, 05/159506-17, 05/840944-17, 05/841083-17, 05/841107-17, 05/840163-18, 05/203329-17 en 05/841359-17 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten:
In de zaak met parketnummer 05/840065-19
1.
hij op
of omstreeks04 maart 2019 te Rekken, gemeente Berkelland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met zijn, verdachtes, arm een
zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel
/halsvan die [slachtoffer 1] aan te brengen en
/ofdoor
(gedurende enige tijd
)druk uit te oefenen op de keel
/halsvan die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
of omstreeks05 maart 2019 te Rekken, gemeente Berkelland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij aangifte gaat doen dan zijn er 3 bullets voor jou"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
In de zaak met parketnummer 05/159506-17
1.
hij op
of omstreeks19 augustus 2017 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit
/raam (van een woning
op ofaan de [straatnaam]
),
in
elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[naam 2] toebehoorde (en in gebruik is
/wasbij [slachtoffer 2] ), heeft
vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks19 augustus 2017 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
wederrechtelijk
een ofmeer bloempotten
en/of een (personen)auto ( [merk] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel
of ten deleaan een ander, te
weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde
(n), heeft vernield
of beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
en hij op
of omstreeks19 augustus 2017 in de gemeente Arnhem, opzettelijk en
wederrechtelijk
een of meer bloempotten en/ofeen
(personen
)auto ( [merk] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel
of ten deleaan een ander, te
weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde
(n), heeft
vernield ofbeschadigd
,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
In de zaak met parketnummer 05/840944-17
hij op
of omstreeks24 augustus 2017, in de gemeente Arnhem een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3]
(onverhoeds
)met kracht
in/op/tegen het gezicht
/hoofd te slaan en/ofte stompen;
In de zaak met parketnummer 05/841083-17
1.
hij op
of omstreeks3 oktober 2017, in de gemeente Arnhem, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan
of te stompen;
2.
hij op
of omstreeks3 oktober 2017, in de gemeente Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een
reclamebord/stoepbord,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander, te weten aan de firma [naam 1] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
In de zaak met parketnummer 05/841107-17
hij op
of omstreeks08 oktober 2017 te Arnhem [slachtoffer 5] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 5]
(met kracht
)
-
meermalen, althanseenmaal
,vast te pakken en
/of (vervolgens
) (weg
)te duwen
(ter hoogte van de keel
/hals, althans op/tegen het hoofd)en
/of
- tegen de benen te
schoppen/trappen;
In de zaak met parketnummer 05/840163-18
hij op
of omstreeks13 oktober 2017 te Arnhem [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga je vermoorden kuthoer"
,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
In de zaak met parketnummer 05/203329-17
hij op
of omstreeks15 oktober 2017 te Arnhem, [slachtoffer 7] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 7]
(met kracht
)in het gezicht
te slaan en/ofte stompen;
In de zaak met parketnummer 05/841359-17
hij op
of omstreeks12 november 2017 in de gemeente Arnhem op
of aande
Korenmarkt, zijnde een weg gelegen binnen het door de burgemeester van de
gemeente Arnhem in het belang van de openbare orde aangewezen begrensd gebied,
te weten een gebied in een gedeelte van de gemeente Arnhem begrensd door- en
met inbegrip van de Varkensstraat, Grote Oord, Jansplaats, Jansplein,
Janslangstraat, Lombardsteeg, Korenstraat, Molenstraat en Hoogstraat,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een op 15 oktober 2017 door de burgemeester
van Arnhem op grond van artikel 2.4.1a van de Algemene Plaatselijke
Verordening gemeente Arnhem
(aan hem, verdachte, op 15 oktober 2017
aangezegd
en/ofuitgereikt schriftelijk
)bevel ter handhaving van de openbare orde, om
zich gedurende een periode van twee maanden, aanvangende op 15 oktober 2017
tot 15 december 2017, niet te begeven naar en
/ofte bevinden in bovengenoemd
gebied, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk geen gevolg gegeven
aan dit bevel;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 05/840065-19
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
In de zaak met parketnummer 05/159506-17
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Ten aanzien van feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
In de zaak met parketnummer 05/840944-17
Mishandeling
In de zaak met parketnummer 05/841083-17
Ten aanzien van feit 1
Mishandeling
Ten aanzien van feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
In de zaak met parketnummer 05/841107-17
Mishandeling
In de zaak met parketnummer 05/840163-18
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
In de zaak met parketnummer 05/203329-17
Mishandeling
In de zaak met parketnummer 05/841359-17
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang, met aftrek van de periodes in verzekering doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het huidige traject dient te worden voortgezet, waarbij een strafrechtelijk kader noodzakelijk is indien geen rechterlijke machtiging meer wordt afgegeven. De verdediging bepleit de bijzondere voorwaarden op te leggen en een harde einddatum van de proeftijd per 1 januari 2023 op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 september 2019;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 6] , psycholoog, gedateerd 25 februari 2019 en van dr. [naam 7] , psychiater, gedateerd 3 maart 2019;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 16 oktober 2019.
In het psychologisch rapport van drs. [naam 6] , psycholoog, heeft de psycholoog aangegeven dat verdachte leidt aan schizofrenie, dat sprake is van een licht verstandelijke beperking en een stoornis in de zin van cannabisgebruik. In het rapport wordt geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten waarschijnlijk (deels) in een psychotisch toestand zijn gepleegd. De aanwezigheid van dit ziektebeeld brengt met zich dat verdachte ten tijde van een psychose in hoge mate werd beperkt in zijn vrijheid van handelen. Verdachte was (in ieder geval bij een deel van de tenlasteleggingen) overmatig achterdochtig ten opzichte van anderen en reageerde hierdoor vijandig door middel van verbaal en fysiek agressief reageren. Geadviseerd wordt om hem (in sterke mate) verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Het advies is verder om adolescentenstrafrecht toe te passen omdat de ontwikkeling van verdachte sterk achterblijft bij zijn kalenderleeftijd en hij nog kan profiteren van een pedagogische aanpak.
In het psychiatrisch onderzoek van de psychiater [naam 7] heeft de psychiater aangegeven dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis, mogelijk geïnduceerd door cannabisgebruik, maar mogelijk ook voortvloeiend uit schizofrenie. Verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. De psychiater heeft aangegeven dat met name de psychotische stoornis van verdachte de gedragskeuze ten tijde van het tenlastegelegde heeft beïnvloed. Verdachte voelde zich benadeeld en reageerde agressief op degene aan wie hij slechte bedoelingen toeschreef op basis van zijn psychotische achterdocht. De psychiater heeft geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen, gelet op het destijds ontkennen van het tenlastegelegde en moeilijk inzicht geven in zijn belevingswereld destijds.
Gelet op de verschillende adviezen van de psycholoog en psychiater over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, ten tijde van de ten laste gelegde feiten, in ieder geval verminderend toerekeningsvatbaar was. Het advies om adolescentenstrafrecht toe te passen neem de rechtbank niet over. Er bestaat onvoldoende aanleiding om te zeggen dat de aard van het feit of de persoon van de dader toepassing van het adolescentenstrafrecht rechtvaardigt. Het advies van de psycholoog is op dit punt te weinig onderbouwd om daar doorslaggevend gewicht aan toe te kennen.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsrapport. Uit dit rapport komt onder meer naar voren dat verdachte inmiddels een ruime periode preventieve hechtenis en klinische behandeling heeft ondergaan en dat dit op hooflijnen goed verloopt. Er is zorg dat het psychotische beeld en de agressie zullen terugkeren als verdachte zich zou onttrekken van de behandeling en niet uitgesloten wordt dat verdachte zich vanuit nog beperkt inzicht zal onttrekken als de verplichting wegvalt. De behandelinstelling houdt er echter rekening mee dat de rechterlijke machtiging niet verlengd zal worden op basis van het huidige beeld en daarom denkt de reclassering (met Trajectum) dat een verplichting vanuit het strafrecht een extra zekerheid kan bieden. Trajectum heeft aan de reclassering aangegeven dat zij in een civiel kader waarschijnlijk geen verlenging zal krijgen van de indicatie en dat verdachte dan niet langer bij Trajectum kan worden behandeld, een justitiële titel maakt dit wel mogelijk en dat is in het belang van verdachte en de veiligheid van de samenleving.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich, in een korte periode, schuldig gemaakt aan een reeks geweldsdelicten in 2017 en heeft onlangs in 2019 onder meer een geweldsdelict gepleegd. Een aantal mishandelingen die zijn gepleegd gebeurden voor de slachtoffers onverwacht. Zij werden ineens in het gezicht geslagen en voelden zich daardoor zeer onveilig. In beginsel rechtvaardigen dit soort feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft deze feiten echter gepleegd in een psychotische toestand en is daarom na deze feiten ook opgenomen met een rechterlijke machtiging en is nog steeds opgenomen. Binnen dit kader gaat het goed. Het allerbelangrijkste is dat dit niet nog een keer gebeurt en wanneer verdachte gevangenisstraf wordt opgelegd, is de kans groot dat het evenwicht bij verdachte dusdanig wordt verstoord dat dit soort feiten nog een keer gebeuren. Dat vindt de rechtbank niet in het belang van de maatschappij en ook niet in het belang van verdachte. Wel acht de rechtbank het noodzakelijk dat het strikte kader rondom verdachte blijft bestaan, ook in het geval de rechterlijke machtiging weg zou vallen.
De rechtbank acht op basis van voorstaande een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hierbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd als omschreven in het reclasseringsrapport, en ter zitting door middel van een toelichting gewijzigd. Het verzoek van de raadsvrouw om een einddatum te bepalen van de proeftijd wordt afgewezen, omdat de wet daar geen grondslag voor biedt. In de wet is immers bepaald wanneer de proeftijd loopt en wordt opgeschort en dat kan niet worden doorkruist met een vonnis van de rechtbank.
Gelet op het multidisciplinaire rapport en het reclasseringsrapport, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, bij het wegvallen van het zorgkader, wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
Parketnummer: 05/840065-19
[slachtoffer 1] € 100,00 (feit 1);
Parketnummer 05/159506-17
[naam 8] namens [naam 2] € 355,07 (feit 1).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat bij de vordering is toegelicht maar bewijsstukken ontbreken. De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partij [naam 2] heeft de officier van justitie zich ook op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, aangezien er geen facturen, daarmee geen onderbouwing, bij de vordering is gevoegd.
Tot slot heeft de officier ter zitting gesteld dat slachtoffer [slachtoffer 3] (parketnummer 05/840944-17) schadevergoeding wil ter hoogte van € 151,52, maar deze niet officieel heeft kunnen indienen en om die reden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd ter hoogte van hiervoor genoemde bedrag met vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, dan wel afgewezen dienen te worden. Volgens de raadsvrouw zijn beide vorderingen onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de door de officier van justitie geëiste schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer: 05/840065-19
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 100,00 gevorderd als vergoeding van door hem geleden materiële schade (kapotte winterjas).
In het dossier is niet benoemd dat de jas van aangever kapot is gegaan door de mishandeling door verdachte en ook met de nadere toelichting ter zitting blijft onduidelijk hoe een en ander precies is veroorzaakt. Een nader onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting op voor het strafproces. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Parketnummer 05/159506-17 (feit 1)
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 8] namens [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] heeft een bedrag van € 355,07 (incl. BTW) gevorderd als vergoeding van door hem geleden materiële schade (nieuwe ruit geplaatst).
Nu er geen factuur of offerte of andere onderbouwing is overgelegd, is onvoldoende onderbouwd hoe het gevorderde bedrag tot stand is gekomen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Parketnummer 05/840944-17
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] ter hoogte van een bedrag van € 151,52.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het gevorderde bedrag van € 151,52 ten behoeve van genoemde slachtoffer.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 184, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- als hij door de reclassering wordt bezocht op de plek waar hij behandeld/begeleid wordt aan dat bezoek zijn medewerking zal verlenen;
- zich ter behandeling van zijn persoonlijke problematiek laat opnemen bij Trajectum, afdeling ‘t Mastler of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling. Dit zo lang als de reclassering dat in overleg met zijn behandelaars nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich ambulant verder laat behandelen, indien de klinische behandeling wordt beëindigd;
- na de klinische behandeling, zal meewerken aan plaatsing binnen een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij de instelling wordt bepaald door de reclassering in samenwerking met zijn behandelaars. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/840065-19, feit 1)
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] (05/159506-17, feit 1)
 verklaart de
benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3]
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
slachtoffer [slachtoffer 3]een bedrag
te betalen van € 151,52(honderdeenenvijftig euro en tweeënvijftig cent), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van P.I.M.G. Hoeks, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 11] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 8] , gesloten op 20 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 3-4.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 6-7
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 10] . brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 15 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 27 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 5 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] , agent van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 4] , gesloten op 9 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 8] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 5] , gesloten op 26 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 7-8
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] en de als bijlage gevoegde foto’s, p. 8 en p. 10 en 11
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] , p. 14-15
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 6] , gesloten op 29 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , hoofdagenten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 7] , gesloten op 20 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
16.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 6
17.Het proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding, p. 9
18.De als bijlage gevoegde 2 maanden gebiedsontzegging in verband met art. 2.4.1a APV, 12 en 13.