ECLI:NL:RBGEL:2019:4942

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
05/065866-19 en 05/176087-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en mishandeling met gevangenisstraf en civiele vordering

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling van een 19-jarig meisje. De feiten vonden plaats op 25 december 2018 in Harderwijk, waar de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig waren, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder WhatsApp-berichten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. De civiele vordering van het slachtoffer, bijgestaan door haar advocaat, werd deels toegewezen, met een schadevergoeding van € 4.925,77, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat PTSS-klachten had ontwikkeld als gevolg van de gebeurtenissen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de verdachte, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/065866-19 en 05/176087-17 (tul)
Datum uitspraak : 29 oktober 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. C.H. van Keulen, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 juni 2019 en 15 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Harderwijk, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn penis in haar vagina te brengen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met
geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of met een
sleutel in haar zij heeft gekrast en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en (vervolgens) haar string uit moest doen en (vervolgens) dat zij zich moest omdraaien en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij bovenop hem moest komen zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke
overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] , en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Harderwijk, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] op het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te slaan
- die [slachtoffer] met een sleutel in haar zij te krassen/snijden
- die [slachtoffer] aan haar haren te trekken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft betoogd dat hij meer geloof hecht aan de verklaring van aangeefster en dat deze wordt ondersteund door feiten en omstandigheden in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit en hiertoe primair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster geen, althans onvoldoende steun vinden in het dossier en meer subsidiair heeft de verdediging betoogd dat sprake is van een gebrek aan overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte aangeefster enkel een duw heeft gegeven. Nu deze duw niet ten laste is gelegd, dient ook ten aanzien van dit feit vrijspraak te volgen.
De beoordeling door de rechtbank
De verklaring van aangeefster
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat verdachte in de nacht van 24 op 25 december 2018 bij haar heeft geslapen. Toen [slachtoffer] verdachte rond 16:00 uur wakker maakte, merkte zij dat verdachte boos was. [slachtoffer] hoorde dat verdachte zei: “Ik moet je eigenlijk echt kankerhard slaan”. [slachtoffer] hoorde vervolgens dat verdachte haar uitschold voor hoer. Toen [slachtoffer] vroeg waarom verdachte dat zei, voelde zij dat verdachte met zijn vuist een klap gaf op haar rechterwang. Daarna voelde [slachtoffer] dat verdachte aan haar haren trok waardoor zij op de grond terecht kwam. De klap en het trekken aan de haren veroorzaakten pijn bij [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] probeerde weg te komen door naar de deur te lopen. Verdachte had dit door en zei dat [slachtoffer] als een hondje in de hoek moest gaan zitten. Toen [slachtoffer] in de hoek zat, kwam verdachte op haar aflopen en begon haar te schoppen, te slaan en aan haar haren te trekken. Op enig moment zag [slachtoffer] dat verdachte zijn scootersleutel pakte en weer op haar af kwam lopen. [slachtoffer] voelde dat verdachte met de sleutel in haar gezicht probeerde te krassen, maar dit lukte niet. [slachtoffer] beschermde haar gezicht. Vervolgens kraste verdachte met de sleutel op de rechterzij van [slachtoffer] . Ook dit veroorzaakte pijn bij haar. [3]
Daarna ging verdachte op de stoel zitten en zei tegen [slachtoffer] : “Trek je broek maar uit”. [slachtoffer] zat op dat moment aan het hoofdeinde van het luchtbed. [slachtoffer] zei tegen verdachte dat hij normaal moest doen. Verdachte schold [slachtoffer] toen uit en zei: “Doe maar gewoon je broek uit”. [slachtoffer] bleef tegen verdachte zeggen dat hij normaal moest doen. [slachtoffer] zag dat verdachte op stond uit de stoel en nogmaals zei: “Doe maar gewoon je broek uit”. [slachtoffer] trok toen haar broek uit omdat zij bang was. Zij hield haar string aan. Verdachte zei toen: “Doe je string ook maar uit hoor”. [slachtoffer] zei toen nogmaals dat verdachte normaal moest doen. Verdachte deed zijn broek open en zei nogmaals: “Doe je string uit”. Verdachte zei dit boos, vernederend en op een lacherige wijze. [4] [slachtoffer] deed toen haar string uit. Verdachte zei: “Draai je om”. [slachtoffer] draaide zich om en verdachte kwam op zijn knieën achter [slachtoffer] zitten en had seks met haar. Verdachte ging met zijn piemel in haar vagina. Hij pakte haar vast in haar zij en drukte haar zo tegen hem aan. [slachtoffer] moest huilen en vroeg of verdachte wilde stoppen omdat het pijn deed. Nadat verdachte klaar kwam, trok [slachtoffer] haar string en broek aan. Verdachte zei toen: “We gaan zo nog een keer hoor, dus je kan alles wel uit laten”. [slachtoffer] kleedde zich aan en moest huilen. Daarna schold verdachte haar uit. Even later zei verdachte weer tegen [slachtoffer] dat zij haar broek uit moest doen, waarop [slachtoffer] antwoordde dat hij normaal moest doen en dat één keer genoeg was. Verdachte antwoordde daarop: “Doe je broek maar uit”. Verdachte ging toen op zijn rug op het luchtbed liggen en zei tegen [slachtoffer] : “Kom er maar op zitten”. [slachtoffer] wilde het niet en zei dat verdachte normaal moest doen. Verdachte zei toen: “Doe het zelf maar”. [5] [slachtoffer] begreep dat hij hiermee bedoelde dat zij op zijn penis moest gaan zitten. [slachtoffer] deed dit uiteindelijk omdat zij bang was. Tijdens de seks die verdachte daarna met haar had schold hij haar de hele tijd uit. [6]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 24 op 25 december 2018 bij [slachtoffer] heeft geslapen. Op 25 december 2018 in de middag kreeg hij ruzie met [slachtoffer] , waarbij hij [slachtoffer] heeft uitgescholden en een duw heeft gegeven. Toen verdachte weg ging, was het nog niet echt donker; het schemerde. [7]
Conversaties op Whatsapp
In het dossier bevinden zich schermafdrukken van een groepsgesprek op Whatsapp tussen [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] . Op 25 december 2018 vanaf 17:45 uur [8] is onder meer het volgend gezegd:
[getuige 1] : “Maar heeft die je weer geslagen? (…)”
[slachtoffer] : “Ja ik vertel nog wel was echt heel heftig. Ben ook echt bang voor m.”
[getuige 1] : “Is die weg nu”
[slachtoffer] : “(…) Ja net” [9]
[slachtoffer] : “(…) Hij ging met een sleutel. Een focking sleutel. In me gezicht. Maar echt niks zeggen tegen niemand. Hij zei. Als k wat hoor. Van 1 iemand. Dan ben je de lul.” [10]
[slachtoffer] : “(…) Ik was zo bang hè. Voelde me echt zo’n hond ofzo. Kon niks doen.” [11]
[slachtoffer] : “(…) Hij ging ook schoppen enzo. Op me hoofd.” [12]
In bovenstaand groepsgesprek heeft [slachtoffer] een foto verstuurd van een deel van haar gezicht. Op de foto is een rode verkleuring van de wang te zien. [13] Op 26 december 2018 heeft [slachtoffer] in het groepsgesprek een foto van haar huid gestuurd, met daarbij de tekst: “Besef gewoon van een sleutel”. Op de foto is een rode verticale streep op de huid te zien. [14]
Daarnaast bevinden zich in het dossier schermafdrukken van gesprekken op Whatsapp tussen [slachtoffer] en verdachte. Op 26 december 2018 vanaf 11:11 uur heeft verdachte tegen [slachtoffer] onder meer het volgende gezegd: “(…) Waarom praat je nog steeds over mij? (…) Doe je wel [slachtoffer] . Dus antwoorden ipv ontkennen. Waar praat je over mij. Na gisteren. Heb je ke bek niet gehouden chef. (…) [slachtoffer] zorg ervoor dat ik niks hoor. (…)”. [15]
De verklaringen van getuigen
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] in het bijgebouw in haar achtertuin woonde. Op 25 december 2018 na 16:00 uur hoorde [getuige 3] gegil en geschreeuw. [16]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 25 december 2018 samen met [getuige 2] naar [slachtoffer] is gegaan. [getuige 1] zag toen dat de wang van [slachtoffer] rood was en dat zij een kras in haar zij had. Ook voelde [getuige 1] een grote bult op het hoofd van [slachtoffer] . Later hoorde [getuige 1] van [slachtoffer] dat zij door verdachte verkracht was nadat zij door hem in elkaar geslagen was. [17]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 25 december 2018 rond 18:00 uur samen met [getuige 1] naar [slachtoffer] is gegaan. Toen [slachtoffer] in de auto stapte, zag [getuige 2] dat [slachtoffer] een rode dikke wang had. [slachtoffer] zei dat verdachte haar in haar gezicht had getrapt. Daarnaast zag [getuige 2] dat [slachtoffer] een kras in haar zij had. [slachtoffer] zei dat verdachte de kras met een sleutel had veroorzaakt. Ook voelde [getuige 2] een bult op het hoofd van [slachtoffer] . Ongeveer een maand later hadden [getuige 2] , [getuige 1] en [slachtoffer] het over de gebeurtenissen van 25 december 2018. Op enig moment versprak [slachtoffer] zich en liet zij het woord ‘verkrachten’ vallen. [getuige 2] zag dat [slachtoffer] daarvan schrok. [slachtoffer] zei dat alleen haar moeder ervan af wist. [18]
Getuige [getuige 4] , de moeder van [slachtoffer] , heeft het volgende verklaard. [getuige 4] sprak [slachtoffer] op tweede kerstdag. [slachtoffer] vertelde toen dat verdachte haar had geslagen en dat zij overal pijn had. Op de donderdag of vrijdag na kerst zag [getuige 4] [slachtoffer] voor het eerst. Zij zag blauwe en rode plekken op de rechterwang, de kuit en de zijkant van het bovenbeen van [slachtoffer] . Ook zag zij een streep aan de zijkant van haar lichaam. [slachtoffer] vertelde dat verdachte de streep met een scootersleutel had veroorzaakt [19] en dat ze door verdachte was geslagen, uitgescholden en bespuugd. [20] Toen [slachtoffer] hierover vertelde huilde ze heel veel. [getuige 4] vond dat [slachtoffer] op dat moment overkwam als een klein zielig meisje dat volledig uit het veld was geslagen. [21] Een week later vertelde [slachtoffer] – op aandringen van [getuige 4] – dat ze twee keer was verkracht door verdachte. [slachtoffer] begon toen meteen te huilen en zei dat ze het er niet over wilde hebben. [getuige 4] zag dat [slachtoffer] overstuur was. [22]
Getuige [getuige 5] , de vader van [slachtoffer] , heeft het volgende verklaard. [getuige 5] haalde [slachtoffer] rond kerst op. Hij zag toen dat de wang van [slachtoffer] helemaal rood was. [slachtoffer] vertelde toen dat zij nog meer letsel had. [slachtoffer] huilde en was bang voor verdachte. [23]
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
[slachtoffer] heeft op verschillende momenten, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over hetgeen op 25 december 2018 heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent en worden op onderdelen ondersteund door de volgende bewijsmiddelen:
 na 16:00 uur is door [getuige 3] gegil en geschreeuw gehoord;
 nadat verdachte bij [slachtoffer] weg is gegaan, heeft [slachtoffer] via Whatsapp contact gehad met [getuige 1] en [getuige 2] , waarbij [slachtoffer] over de geweldshandelingen heeft verteld en daarbij foto’s heeft verzonden;
 [getuige 1] en [getuige 2] hebben later die dag [slachtoffer] opgehaald. Zij hebben gezien dat [slachtoffer] een rode wang en een kras in haar zij had. Ook hebben zij gevoeld dat [slachtoffer] een bult op haar hoofd had;
 [slachtoffer] heeft op tweede kerstdag huilend tegen haar moeder verteld dat zij door verdachte was mishandeld en dat zij overal pijn had. Haar moeder heeft een paar dagen later gezien dat [slachtoffer] blauwe en rode plekken op haar rechterwang, kuit en bovenbeen had. Ook heeft zij gezien dat [slachtoffer] een streep aan de zijkant van haar lichaam had;
 de vader van [slachtoffer] heeft rond kerst gezien dat [slachtoffer] een rode wang had, huilde en bang was voor verdachte;
 het letsel dat door getuigen wordt omschreven en deels op de door [slachtoffer] gestuurde foto’s te zien is, past bij de geweldshandelingen die zouden zijn verricht door verdachte;
 [slachtoffer] heeft een week na 25 december 2018, na aandringen van haar moeder, tegen haar moeder verteld dat zij ook twee keer door verdachte is verkracht. [slachtoffer] was daarbij hevig geëmotioneerd;
 ongeveer een maand na 25 december 2018 heeft [slachtoffer] zich versproken bij [getuige 1] en [getuige 2] . Toen [slachtoffer] het woord ‘verkrachten’ liet vallen, schrok zij en zei zij dat alleen haar moeder het wist;
 uit de uitgewisselde berichten leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] haar mond moest houden van verdachte over hetgeen is voorgevallen op 25 december 2018.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] met betrekking tot de ten laste gelegde feiten betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [slachtoffer] in haar verklaringen geschetste scenario. Dat betekent dat de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte passeert. De rechtbank acht, mede gelet op het aanwezige steunbewijs, aldus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Harderwijk,
althans in Nederland,door geweld of een andere feitelijkheid en
/ofbedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal,heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn penis in haar vagina te brengen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en
/ofdie bedreiging met
geweld en
/ofdie één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op het hoofd en
/ofhet lichaam heeft geschopt en
/ofgeslagen en
/ofmet een
sleutel in haar zij heeft gekrast en
/of- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en (vervolgens) haar string uit moest doen en (vervolgens) dat zij zich moest omdraaien en
/of- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij bovenop hem moest komen zitten en
/of- die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
/of(aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke
overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en
/of- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] , en
/of(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Harderwijk,
althans in Nederland,[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] op het hoofd en
/ofhet lichaam te schoppen en
/ofte slaan
- die [slachtoffer] met een sleutel in haar zij te krassen/snijden
- die [slachtoffer] aan haar haren te trekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
“verkrachting, meermalen gepleegd”.
Ten aanzien van feit 2:
“mishandeling”.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden worden gesteld, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, met dien verstande dat het locatieverbod beperkt kan worden tot de straat waarin aangeefster woonachtig is. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval het tot een veroordeling komt, bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een lagere straf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, zodat verdachte ingeval van hoger beroep zijn veroordeling in vrijheid kan aanvechten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 5 september 2019 en een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 6 juni 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 25 december 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling en verkrachting van [slachtoffer] , een destijds 19 jarig meisje met wie hij tot kort daarvoor een (in ieder geval seksuele) relatie had. De mishandeling en verkrachting vonden plaats in de woning van [slachtoffer] ; een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen op grove en vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Met name verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast pijn en angst ook grote en langdurige psychische problemen kan veroorzaken. Hoe ingrijpend de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Hieruit komt naar voren dat het feit veel impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft. Uit een brief van de huisarts van [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] PTSS klachten heeft en daarvoor een EMDR behandeling ondergaat. De rechtbank neemt het verdachte ernstig kwalijk dat hij kennelijk zijn eigen lust- dan wel machtsgevoelens heeft laten prevaleren boven de belangen van [slachtoffer] en daarbij geen enkel oog heeft gehad voor de gevolgen hiervan voor [slachtoffer] .
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is ge-eist maar wel tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is van oordeel dan een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 6 maanden, voorwaardelijk zal worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd van 3 jaren verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze door de officier van justitie zijn geëist. De rechtbank zal voorts, nu zij tot een bewezenverklaring is gekomen van de aan verdachte verweten feiten, met onmiddellijke ingang de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte bevelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld te ernstig om met het persoonlijk belang van verdachte (het afwachten van zijn proces in vrijheid) rekening te houden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.E.H. Jager, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 22.321,17.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente toe te wijzen, met uitzondering van de kostenpost ‘jas’, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de gevorderde materiële schade de kostenposten ‘studievertraging’ en ‘jas’ niet voor toewijzing in aanmerking komen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de immateriële schade vast te stellen op een lager bedrag.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Reiskosten
De reiskosten naar een advocaat zijn geen rechtstreeks door het strafbare feit veroorzaakte schade en komen niet voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor reiskosten die zijn gemaakt voor het bijwonen van de zittingen; deze reiskosten zijn geen rechtstreeks door het strafbare feit veroorzaakte schade. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij zelf de zittingen heeft willen bijwonen is, nu de benadeelde partij procedeert met een gemachtigde, vergoeding van gemaakte reiskosten niet mogelijk. De overige reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank wel voor toewijzing vatbaar: (5 x 8,4 km + 114,8 km voor het slachtoffergesprek=)156,8 km x € 0,26 = € 40,77.
Eigen risicoverzekering
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij EMDR-therapie gevolgd. Uit de onderbouwing blijkt dat de behandeling op 6 mei 2019 is gestart. Voor deze behandelingen heeft de benadeelde partij € 1.315,56 aan zorgkosten gemaakt, waarvan € 885 onder het eigen risico viel. Nu deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is deze schadepost voor toewijzing vatbaar.
Studievertraging
De rechtbank is, zeker tegen de achtergrond van de onduidelijkheid die ter terechtzitting over de onderbouwing van deze kostenpost is ontstaan, van oordeel dat de gestelde kosten onvoldoende in de vordering zijn onderbouwd. Daarnaast kan het causale verband tussen het bewezenverklaarde en deze schadepost niet eenvoudig worden vastgesteld, nu uit het dossier volgt dat de benadeelde partij reeds in januari 2019 een grote achterstand op school had opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost daarom niet voor toewijzing vatbaar. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Jas
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost niet voor toewijzing vatbaar is, nu er geen causaal verband bestaat tussen deze schadepost en het bewezenverklaarde.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die vermeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 4.000 worden toegekend.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus een totaalbedrag van € 4.925,77 voor toewijzing vatbaar. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 december 2018.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2018 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren ten uitvoer te worden gelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- mee zal werken aan diagnostisch onderzoek en zich, indien de behandelende instantie dat noodzakelijk acht, zich onder ambulante behandeling zal stellen bij De Waag, Antes of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de regels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] );
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden aan/op of in de directe omgeving van de [adres] ;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt met ingang van heden
de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van €
4.925,77 (vierduizend negenhonderdvijfentwintig en zevenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van
4.925,77 (vierduizend negenhonderdvijfentwintig en zevenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 59 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2018, te weten van:
40 (veertig) uren taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2019.
mr. C.A.H. Pouwels is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019152602, gesloten op 25 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 280.
3.Het proces-verbaal aangifte, p. 281.
4.Het proces-verbaal aangifte, p. 31.
5.Het proces-verbaal aangifte, p. 32.
6.Het proces-verbaal aangifte, p. 33.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2019.
8.De schermafdruk, p. 64.
9.De schermafdrukken, p. 70 en 71.
10.De schermafdrukken, p. 72 en 73.
11.De schermafdruk, p. 75.
12.De schermafdruk, p. 77.
13.De schermafdrukken, p. 71 en 72.
14.De schermafdruk, p. 139.
15.De schermafdrukken, p. 41 en 42.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 204.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 208 en 209.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 262 en 263.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 266.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 267.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 269.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 267.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 276 en 277.