ECLI:NL:RBGEL:2019:4914

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
05/740367-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van overschrijvingsformulieren en oplichting door zorgverlener van dementerende vrouw

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het vervalsen van overschrijvingsformulieren en oplichting. De verdachte, die zorg verleende aan een dementerende vrouw, heeft gedurende een periode van zes jaar grote bedragen van de rekening van het slachtoffer overgemaakt naar haar eigen rekening en naar rekeningen van bedrijven waar zij goederen en diensten afnam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting, en legde een werkstraf van 240 uur op, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De verdachte had de OLO's (Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren) vervalst door valse handtekeningen te zetten en deze in te dienen bij de Rabobank, waardoor zij onterecht geld ontving. De rechtbank vond de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De zaak is behandeld in Arnhem, en de uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740367-18
Datum uitspraak : 1 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende aan de [woonplaats]
raadsman: mr. R.W. van Faassen, kantoorgenoot van mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 juli 2007 tot en met 23 maart 2013 te Heerde en/of 't Harde, gemeente Elburg, in elk in geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meer geschrift(en), te weten een grote hoeveelheid, althans een of meer, Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren (OLO's) en/of acceptgiro's en/of bankgiro-opdrachten die op naam stonden van rekeninghouder [benadeelde] , waaronder:
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 1] (ter waarde van 4400,00 euro) (pag. 545 in het dossier) en/of
een of meer OLO's ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 2] . (ter waarde van 5700 euro en/of 4900,00 euro) (pag. 546 en/of 551 in het dossier) en/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 3] (ter waarde van 6000,00 euro) (pag. 547 in het dossier) en/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 4] (ter waarde van 1132,71 euro) (pag. 548 in het dossier) en/of
en OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 5] . (ter waarde van 651,26 euro) (pag. 550 in het dossier) en/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 6] (ter waarde van 6759,00 euro) (pag. 552 in het dossier) en/of
een of meer acceptgiro's ten behoeve van (het rekeningnummer van) verdachte (ter waarde van 1868,13 euro en/of 2613,98 euro) (pag. 549 en/of 553 in het dossier),
zijnde een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als was/waren het/ze echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin, dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
op voornoemde geschriften een handtekening is gezet die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde] ,
en bestaande dat gebruik (maken) hierin dat zij, verdachte, voornoemde valse/vervalste geschriften (telkens) in heeft geleverd bij en/of heeft opgestuurd naar en/of heeft ingediend en/of heeft laten inleveren/opsturen/indienen bij de Rabobank (waardoor die Rabobank (telkens) werd bewogen om de bedragen die waren ingevuld/genoemd op de voornoemde geschriften over te maken/te storten van de rekening van [benadeelde] naar de ingevulde tegenrekening(en) (van de wederpartij);
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 juli 2007 tot en met 23 maart 2013 te Heerde en/of 't Harde, gemeente Elburg, in elk geval in Nederland, met het oogmerk zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de Rabobank (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer geldbedrag(en) (in totaal 248.558,03 euro), door
  • een of meer Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren (OLO's) en/of een of meer acceptgiro's en/of een of meer bankgiro-opdrachten die op naam stonden van rekeninghouder [benadeelde] te gebruiken en/of
  • voornoemde geschriften in te vullen met de voor de transactie benodigde gegevens (te weten een/het geldbedrag en/of een/het betalingskenmerk/omschrijving en/of (de) gegevens van de wederpartij/tegenrekening) en/of
  • voornoemde geschriften te voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde] en/of
  • (vervolgens) voornoemde geschriften in te (laten) leveren bij en/of op te laten sturen en/of in te (laten) dienen bij de Rabobank, waardoor de Rabobank (telkens) werd bewogen om de bedragen die waren ingevuld/genoemd op de voornoemde geschriften over te maken/te storten van de bankrekening van [benadeelde] naar de ingevulde tegenrekening(en) (van de wederpartij) (te weten: de bankrekening(en) van verdachte en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 6] ).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 6 november 2012 is mevrouw [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) overleden. Door notaris [naam 1] , benoemd als executeur van het testament van [benadeelde] , wordt de nalatenschap afgehandeld. Tijdens het onderzoek naar het vermogen van [benadeelde] , stuit notaris [naam 1] op onregelmatigheden. Er blijken grote bedragen van de rekening van [benadeelde] te zijn afgeschreven, terwijl zij op dat moment in een verpleeghuis zat. Hij heeft daarop de erfgenamen KWF Kankerfonds en Artsen zonder grenzen geïnformeerd. Uit nader onderzoek door de notaris blijkt dat leveranciers de bestelde producten afleverden op het adres van verdachte. Voorts blijkt voor een bedrag van € 137.500,66 overgeboekt te zijn naar de rekening van verdachte. Door de erfgenamen is op 14 oktober 2014 aangifte gedaan van o.a. oplichting. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Er zit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te komen. Hiertoe is onder meer het volgende aangevoerd. De handtekeningen op de Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren (OLO’s) zijn niet door verdachte vervalst. Een rapport van een handschriftdeskundige ontbreekt. Het tenlastegelegde betreft hoge bedragen, maar gelet op de periode van vijf jaar, dient dit te worden genuanceerd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld waar de bestelde goederen zijn afgeleverd. De recherche is niet ter plaatse geweest om te controleren of de goederen bij verdachte aanwezig zijn. [benadeelde] heeft zelf gerommeld met de adressen. Het is maar de vraag of de personeelsleden van [naam 2] na zoveel tijd over [benadeelde] en verdachte gedetailleerd konden verklaren. Hoe goed was de controle op [benadeelde] daadwerkelijk? Nu er geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit, moet worden uitgegaan van de verklaring van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Afschrijvingen van rekening [benadeelde]
Uit de rekeningafschriften van [benadeelde] blijkt dat er in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 november 2012 voor een totaalbedrag van
€ 140.729,66van de rekening van [benadeelde] (te weten: [rekeningnummer 1] ) is overgeboekt naar de rekening van verdachte (te weten: [rekeningnummer 2] ). Bij de 47 overboekingen naar de rekening van verdachte zijn omschrijvingen vermeld zoals “prive zorg”, “part zorg” en “privat zorg”. Daarnaast is in één geval een bedrag naar de en/of rekening van verdachte en haar man [betrokkene] (te weten: [rekeningnummer 3] ) voor ‘verschuldigde zorg natura’ overgemaakt. [3] De bedragen variëren van € 1.800,- tot € 3.000,-, en eenmaal een bedrag van € 22.798,15 op 6 november 2012.
Uit de rekeningafschriften van [benadeelde] blijkt verder dat er een zeer groot aantal bedragen van haar bankrekening is afgeschreven ten behoeve van [bedrijf 7] in de periode van 27 augustus 2007 tot en met 2 november 2012. Op 27 augustus 2007 is een bedrag van € 378,80 afgeschreven. In de periode van 5 september 2007 tot 2 november 2012 is een totaalbedrag van
€ 39.623,60afgeschreven. Daarnaast is er voor een totaalbedrag van € 4.294,72 afgeschreven ten behoeve van [bedrijf 7] in de periode van 2 november 2012 tot en met 27 maart 2013. [4]
Daarnaast blijkt uit de rekeningafschriften van [benadeelde] dat er bedragen zijn afgeschreven naar rekeningen van tuin- en woonwinkels:
- voor een totaalbedrag van
€ 16.820,53aan [bedrijf 2] . (€ 5.700,- op 9 april 2009; € 4.900,- op 4 februari 2009, € 5.100,- op 13 januari 2010, en € 1.120,53 op 19 februari 2010); [5]
- voor een bedrag van
€ 4.400,-aan [bedrijf 1] op 19 juni 2009; [6]
- voor een bedrag van
€ 6.000,-aan [bedrijf 3] op 1 februari 2010; [7]
- voor een bedrag van
€ 6.500,- [8] aan [bedrijf 6] op 2 juni 2008. [9]
Voorts blijkt uit de rekeningafschriften van [benadeelde] dat in de periode van 26 juli 2007 tot en met 14 maart 2013 voor een totaalbedrag van
€ 27.831,79is afgeschreven naar [bedrijf 5] . [10] Daarnaast is voor een totaalbedrag van
€ 2.327,06afgeboekt naar [bedrijf 4] (€ 1.132,1 op 17 april 2008 en € 1.194,35 op 12 maart 2013). [11]
Verdachte heeft – kort gezegd – verklaard dat [benadeelde] zelf de bestellingen bij de [bedrijf 7] , en de tuin- en woonwinkels heeft gedaan en ook zelf de vakanties bij [bedrijf 5] en [bedrijf 4] heeft geboekt. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig en neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft verklaard dat zij mevrouw [benadeelde] heeft ontmoet toen zij werkte bij GGZ Centraal. Mevrouw [benadeelde] woonde in 2007/2008 nog zelfstandig; zij is daarna opgenomen in een GGZ- instelling. Verdachte heeft via de GGZ professionele bemoeienis gehad met [benadeelde] totdat laatstgenoemde in 2009 is opgenomen in zorginstelling [naam 2] te Heerde. Daarna niet meer. Tijdens het verblijf van [benadeelde] in die zorginstelling bezocht verdachte [benadeelde] regelmatig. Zij had een bepaalde compassie met [benadeelde] .
Uit de medische stukken betreffende [benadeelde] blijkt onder meer het volgende.
Op 21 maart 2007 heeft er een intake voor een psychiatrisch onderzoek ouderenpsychiatrie plaatsgevonden omdat [benadeelde] het steeds minder alleen redde thuis, en zij soms verward en somber was. In het intakerapport van psychiater [naam 3] staat vermeld dat bij [benadeelde] onder andere sprake is van een dementieel syndroom met sombere stemming en een ernstige depressieve stoornis. [12] In het behandelplan van 15 februari 2008 wordt door behandelaar [naam 4] vermeld dat er sprake is van (onder andere) een vasculaire dementie, met depressieve stemming. Onder behandeldoelen is opgenomen dat [benadeelde] een tijdelijke veilige woonomgeving moet worden aangeboden in afwachting van een overplaatsing naar een pg-verpleeghuis (psychogeriatrie). [benadeelde] ontvangt hiertoe de medische/verpleegkundige zorg die noodzakelijk wordt geacht en ondersteuning bij haar algemene dagelijkse levensverrichtingen. [13] Verder is opgenomen dat behandeling en verzorging plaatsvinden vanuit het ‘goed hulpverlenerschap’ en dat [benadeelde] volledig wilsonbekwaam is ten aanzien van de gestelde diagnosen aangezien het ziekte inzicht en besef volledig ontbreken. [14] In het verpleegplan is onder meer opgenomen dat [benadeelde] geen contact met familie of vrienden heeft en ook nooit bezoek krijgt. Zij mag onder begeleiding van verpleging of bezoek naar buiten; maatschappelijk werk is bezig met het aanstellen van een curator voor [benadeelde] ; en betalingen voor kapper en pedicure worden door maatschappelijk werk gedaan. [15]
Uit de intakelijst van [naam 2] blijkt dat [benadeelde] op 8 april 2009 is opgenomen. [16] In de intakelijst van [naam 2] staat vermeld dat [naam 5] , maatschappelijk werker Meerkanten, de bewindvoerder van [benadeelde] is en dat het de bedoeling is dat een vrijwilliger wordt gezocht om [benadeelde] te bezoeken. [17] Verder is opgenomen dat behandeling en verzorging plaatsvinden vanuit het ‘goed hulpverlenerschap’ en dat [benadeelde] volledig wilsonbekwaam is ten aanzien van de gestelde diagnosen aangezien het ziekte-inzicht en -besef volledig ontbreken. [18]
Door personeelsleden van [naam 2] zijn bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd over [benadeelde] , onder meer over haar gezondheidstoestand en over haar zelfstandigheid.
[getuige 1] heeft verklaard dat [benadeelde] op een gesloten afdeling zat en dat zij niet van de afdeling mocht zonder begeleiding. [benadeelde] was overgeleverd aan de zorg, de afdeling en de mensen die daar werkten. [19] [getuige 2] heeft verklaard dat [benadeelde] naar haar overtuiging niet in staat was om zelf nog dingen te regelen. [benadeelde] gezondheid ging steeds verder achteruit, ze was dementerend toen ze kwam en psychisch niet in orde. [20] [getuige 3] , eerst verantwoordelijke voor [benadeelde] , heeft verklaard dat er door (of voor) [benadeelde] geen dure aankopen werden gedaan. [21]
Uit de informatie in de medische stukken en voorts uit de consistente en eensluidende verklaringen van het verplegend personeel kan worden afgeleid dat [benadeelde] niet in staat was om zelf bestellingen te doen en vakanties te boeken. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte – dat [benadeelde] dit zelf deed – daarom niet geloofwaardig.
[bedrijf 7]
Uit informatie van [bedrijf 7] blijkt dat de betalingen aan [bedrijf 7] vanaf het rekeningnummer van [benadeelde] betrekking hadden op het klantnummer [nummer] . Met dit klantnummer is op 17 januari 2009 een account aangemaakt op naam van mw. [benadeelde] (geboren op [geboortedatum 2] ); adresgegevens: [adres] , e-mailadres: [e-mail] ; telefoonnummer: [telefoonnummer] . [22] Op 23 maart 2013 heeft de laatste overboeking aan [bedrijf 7] plaatsgevonden.
Uit de lijst met bestelde goederen door het genoemde klantnummer blijkt dat er naast veel kleding en kinderspeelgoed onder andere de volgende goederen zijn besteld en afgeleverd: een fietsdrager ad € 399,-, een wasmachine ad € 899,-, een volautomaat ad € 599,-, een stofzuiger ad € 399,-, een lcd tv ad € 341,10, een telelens ad € 299,-, een Wii ad € 269,00, Tom Tom navigatie ad € 130,-, een Senseo Latte ad € 149,-, een 2-persoons dekbedovertrek ad € 109,95 en een Samsung Galaxy S ad € 455,-. [23]
Verdachte heeft verklaard dat de bestellingen van en voor [benadeelde] waren en dat wanneer ze op haar adres werden afgeleverd, dat zij de bestellingen dan naar [benadeelde] bracht.
[getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 3] , personeel van [naam 2] , hebben verklaard dat [benadeelde] niet veel maar ook niet weinig kleding had. Haar oude kleding is vervangen door nieuwe kleding. Zij had niet veel schoenen en zij droeg geen exclusieve kleding. Zij interesseerde zich niet voor kleding. [benadeelde] had een kleine kamer . [24]
De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat de goederen bestemd waren voor [benadeelde] . In de periode van 2007 tot en met 2 november 2012 is er voor een bedrag van € 40.002,40 geleverd. Volgens de bij
[bedrijf 7] bekende adresgegevens zijn de goederen bij verdachte afgeleverd. Gelet op de aard van de bestelde goederen en het enorme aantal goederen zou het ook moeten zijn opgevallen bij het personeel van de verpleegafdeling waar [benadeelde] verbleef, als die spullen bij de zorginstelling zouden zijn afgeleverd. Daarnaast kan [benadeelde] een groot aantal van deze producten, zoals een fietsendrager, wasmachine, volautomaat, stofzuiger en navigatie niet nodig hebben gehad gedurende haar verblijf in de zorginstelling. De aflevering van een wasmachine en volautomaat zou ook zeker zijn opgevallen bij het personeel.
Na het overlijden van [benadeelde] is nog voor een bedrag van € 4.294,72 van de rekening van [benadeelde] afgeschreven. Verdachte heeft voor deze afschrijving geen verklaring weten te geven. Dit bedrag is gerestitueerd door [bedrijf 7] . Het bedrag is later door verdachte ten laste van haarzelf betaald aan [bedrijf 7] . [25]
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bestellingen bij [bedrijf 7] zijn gedaan door verdachte ten behoeve van haar zelf en betaald via de bankrekening van [benadeelde] .
Privézorg kosten
Verdachte heeft verklaard dat zij regelmatig bij [benadeelde] was en met haar op stap ging. Met [benadeelde] had zij afgesproken dat deze ‘zorg’ uren vergoed zouden worden tegen een uurloon van € 15,- tot € 20,-. Gemiddeld was verdachte 15 uur per week bij of met [benadeelde] . Verder schoot zij de boodschappen, uitjes, etentjes en kleding voor haar voor. De afgeschreven bedragen bestonden uit een vergoeding voor de door haar geleverde zorg, uit de boodschappen, etentjes en nieuwe kleding. Verdachte heeft verder verklaard dat de bonnetjes en het uren-overzicht bij [benadeelde] op haar kamer in een map werden bewaard. De map zou na het overlijden van [benadeelde] zijn kwijt geraakt.
[getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat verdachte maar 1 á 2 keer per maand langs kwam bij [benadeelde] . [benadeelde] was nooit weg. [26] [getuige 4] heeft verklaard dat zij 24-28 uur per week werkte. [27] Zij had verdachte alleen overdag gezien. [getuige 2] heeft verklaard dat zij 24 uur per week werkte. [28] [getuige 3] heeft verklaard dat zij 36 uur per week werkte. Uit de verklaring van [getuige 3] volgt verder dat verdachte de kleding van [benadeelde] kocht. Verdachte kwam ongeveer twee keer per jaar met kleding, in de winter en de zomer. Ook kreeg [getuige 3] een keer geld van verdachte voor uitstapjes en kleding. Dat was ongeveer € 250, waar zij ongeveer driekwart jaar mee deed. Als het op was werd een nieuwe bijdrage gevraagd, dat was handig omdat verdachte niet zo vaak langs kwam. [29]
Gelet op de verklaringen van voornoemde personeelsleden en gelet op het aantal uren dat zij gemiddeld werkzaam waren, vindt de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte tijdens het verblijf van [benadeelde] in de zorginstelling 15 uur per week bij of met [benadeelde] aanwezig zou zijn geweest, zonder dat voornoemde personeelsleden haar meer dan 1 á 2 keer maand hebben gezien. Gezien het verblijf van [benadeelde] in de zorginstelling is evenmin geloofwaardig dat verdachte meerdere uren per week tegen betaling zorg zou hebben verleend.
Indien in weerwil van het voorgaande zou worden aangenomen dat verdachte wél 15 uur per week bij [benadeelde] zou zijn geweest, en zij zou elke maand voor een bedrag van € 1.200,- (= € 20,- per uur x 15 uur per week x 4 weken per maand) voor privézorg betaald hebben gekregen, dan resteert nog een bedrag variërend van € 600,- tot € 1.800,- per maand. Het is hoogst ongeloofwaardig dat in een maand tijd voor dergelijke bedragen werd besteed aan boodschappen, etentjes en kleding voor een patiënt in een verpleeghuis, die niet of nauwelijks de afdeling af ging en niets of weinig om kleding gaf.
Ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat [benadeelde] een pakje per dag aan sigaretten rookte, wordt niet ondersteund door de medische gegevens in het dossier, waaruit volgt dat [benadeelde] af en toe een sigaretje rookte. [30]
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat er een overeenkomst met [benadeelde] tot stand is gekomen voor het verlenen van privézorg en evenmin dat verdachte dergelijke hoge bedragen aan boodschappen, kleding en uitjes vooruit betaalde, die [benadeelde] later aan haar ‘terugbetaalde’.
Uit de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] leidt de rechtbank af dat verdachte wel enige kosten voor [benadeelde] betaalde, zoals de kleding, het geld voor uitstapjes en een enkele keer nam zij een bloemetje mee voor [benadeelde] . De rechtbank zal daar in het navolgende rekening mee houden en raamt het bedrag dat verdachte voor [benadeelde] heeft betaald op € 3.000,-.
Tuin- en woonwinkels
Bij [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 2] . en [bedrijf 6] zijn in de periode van 2 juni 2008 tot en met 2010 goederen en diensten besteld.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij wel weet dat [benadeelde] nieuwe meubels bestelde. Zij weet er niets van dat de meubels bij haar zijn afgeleverd. Zij was niet met [benadeelde] naar de meubelzaken geweest.
[bedrijf 2]
In het dossier bevinden zich vier facturen en orderbevestigingen van [bedrijf 2] ., deze staan op naam van [betrokkene] (rechtbank: achternaamnaam van de man van verdachte) en op het adres van verdachte. [31] Drie van de vier facturen – namelijk de factuur van € 5.100,-, de factuur van € 4.900,- en de factuur van € 1.120,53 – zijn afgeschreven van de rekening van [benadeelde] . [32]
Op 9 april 2009 is voorts voor een bedrag van € 5.700,- afgeschreven ten behoeve van [bedrijf 2] . [33] In het dossier bevindt zich daarvan geen factuur. Bij [bedrijf 2] zijn de facturen op het adres van verdachte opgevraagd en niet op het adres van [benadeelde] .
[benadeelde] is op 8 april 2009 in [naam 2] komen wonen. [34] In de kleine kamer in het verpleeghuis stonden al de belangrijkste dingen. [35] Via verdachte waren er nieuwe meubeltjes aangeschaft, twee stoeltjes, een tafeltje en misschien een bankje. Het bed was van de organisatie. [benadeelde] had een grote stoel in de gemeenschappelijke huiskamer staan. [36]
De rechtbank vindt het gelet op de datum dat [benadeelde] in [naam 2] introk, de datum van de factuur en mede gezien de verklaringen van het personeel, aannemelijk dat deze aankoop is gedaan ten behoeve van [benadeelde] .
Ten aanzien van de overige afgeboekte bedragen – met een totaalbedrag van € 11.120,53 – aan [bedrijf 2] ., vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat zij zijn gedaan ten behoeve van [benadeelde] , mede gelet op het feit dat de facturen bijvoorbeeld zien op het egaliseren van een vloer [37] ( [benadeelde] woonde immers in een verpleeghuis).
[bedrijf 1]
Op 19 juni 2009 is een bedrag van € 4.400,- aan [bedrijf 1] afgeboekt. [38] In het dossier bevinden zich geen facturen van [bedrijf 1] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [benadeelde] een prachtig appartement/benedenwoning met uitzicht op een tuin en openslaande deuren had. Uit de verklaringen [getuige 3] volgt dat [benadeelde] een kleine kamer had. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat [benadeelde] een tuin had met daarin voor € 4.400,- aan tuinmeubelen.
[bedrijf 3]
Op 1 februari 2010 is een bedrag van € 6.000,- aan [bedrijf 3] afgeboekt. [39] In het dossier bevindt zich een factuur ten bedrage van € 6.000,- van [bedrijf 3] , op naam van [betrokkene] - [benadeelde] en op het adres van verdachte. De factuur betreft onder meer de aanschaf van een boxspring, terwijl [benadeelde] een bed van de organisatie had. [40] De rechtbank vindt het gelet op de aard van de aangeschafte artikelen niet aannemelijk dat de goederen ten behoeve van [benadeelde] zijn aangekocht.
[bedrijf 6]
In het dossier bevindt zich een factuur ten bedrage van € 6.500,- van [bedrijf 6] op naam van [betrokkene] en op het adres van verdachte. Onder andere zijn zes eetkamerstoelen en een eetkamertafel besteld. [41] Volgens een e-mailbericht van Verdouw staat dat het afleveradres van deze bestelling op de aankoopbon staat. Op de aankoopbon die als bijlage bij de e-mail is gevoegd, staat het adres van verdachte. [42] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de eetkamertafel en -stoelen in de huiskamer van [naam 2] stonden.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Zij vindt het dan ook niet aannemelijk dat de bestelde goederen ten behoeve van [benadeelde] zijn aangekocht.
Vakanties
Verdachte heeft verklaard bij de politie dat zij niets weet van betalingen aan [bedrijf 5] en [bedrijf 4] in de periode van 2008 tot en met 2012. Verdachte heeft voorts bij de politie ontkend dat zij vakantie heeft gevierd in een park van [bedrijf 5] of een soort gelijk bedrijf. Voorts heeft zij verklaard niet te weten of [benadeelde] wel eens naar [bedrijf 5] op vakantie ging.
Ter terechtzitting heeft verdachte vervolgens echter verklaard dat [benadeelde] vakanties boekte en dat zij daar met [benadeelde] mee naar toe moest en dat haar kinderen mee gingen. Haar man ging niet mee. Het waren geen ‘leuke’ vakanties. Het was voor haar hard werken.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting tegenstrijdig zijn aan elkaar. Verdachte heeft ter zitting voor deze tegenstrijdigheid desgevraagd geen verklaring weten te geven.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ter terechtzitting vervolgens ongeloofwaardig en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
[bedrijf 5]
In het dossier bevinden zich specificaties van het verblijf bij [bedrijf 5] en twee nachtregistratieformulieren. [43] De specificaties staan op naam van Mevr. [benadeelde] en op het adres van verdachte. Verder is als e-mailadres
[verdachte] @hotmail.comvermeld. Op de specificatie van het verblijf van 22 juli 2011 tot en met 5 augustus 2011 staat voorts vermeld als bijverkoop fietsenhuur en een midgetgolfronde. [44] Ook op de overige specificaties staat fietsenhuur vermeld. Gelet op het bovenstaande is het niet aannemelijk dat [benadeelde] in staat was om dergelijke activiteiten te ondernemen. Op de nachtregistratieformulieren van 21 oktober 2011 tot en met 24 oktober 2011 en van 27 juli 2012 tot en met 6 augustus 2012 staan naast [benadeelde] / [betrokkene] , voorts de namen van verdachte, haar man en haar kinderen vermeld. [45] De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat haar man niet aanwezig was, hiermee tegenstrijdig is.
[bedrijf 4]
In het dossier bevindt zich voorts boekingsinformatie van het verblijf bij [bedrijf 4] van 27 april tot en met 29 april 2012. Hieruit volgt dat de boeking op naam staat van [benadeelde] , op het adres van verdachte en het emailadres
[verdachte] @hotmail.com. Er is een ontbijtbuffet voor 2 volwassenen en 4 kinderen genuttigd. Als bezoekers staan verdachte, haar man en haar vier kinderen vermeld. [46]
Gelet op het bovenstaande is de verklaring van verdachte dat zij met [benadeelde] naar de vakantieparken ging, ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de vakanties, genoten door verdachte en haar gezin, zijn betaald van de bankrekening van [benadeelde] .
Optisch leesbare overschrijvingsformulieren
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanaf de bankrekening van [benadeelde] in de periode van 2007 tot en met 2013 grote bedragen zijn betaald ten gunste van verdachte, te weten:
  • € 137.729,66 (= € 140.729,66 minus € 3.000,0) naar (de rekening van) verdachte;
  • € 40.002,40 aan [bedrijf 7] ;.
  • € 11.120,53 aan [bedrijf 2] .
  • € 4.400,- aan [bedrijf 1] ;
  • € 6.000,- aan [bedrijf 3] ;
  • € 6.500,-
  • € 27.831,79 aan [bedrijf 5] ;
  • € 2.327,06 aan [bedrijf 4] .
Totaal afgeschreven ten gunste van verdachte:
€ 235.911,44.
In het dossier bevinden zich meerdere optisch leesbare overschrijvingsformulieren (hierna: OLO’s) namelijk:
a. een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 1] ter waarde van € 4.400,- [48] ;
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 2] . ter waarde van € 4.900; [49]
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 3] ter waarde van € 6.000,-; [50]
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 4] N.V. ter waarde van € 1.132,71; [51]
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 5] . ter waarde van € 651,26; [52]
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 6] ter waarde van € 6.759,-; [53]
meerdere OLO’s ten behoeve van (het rekeningnummer van) verdachte ter waarde van € 1.868,13 euro en € 2.613,98. [54]
De bedragen (genoemd onder a t/m g) zijn afgeboekt van de rekening van [benadeelde] . [55]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of deze OLO’s vervalst zijn. Zij komt tot een bevestigend antwoord en overweegt hiertoe het volgende.
Op pagina 317 van het dossier staat een handtekening van [benadeelde] , gedateerd 8 maart 2005. Deze handtekening is gemaakt voordat verdachte en [benadeelde] elkaar leerde kennen. Er wordt daarom vanuit gegaan dat dit een originele handtekening betreft van [benadeelde] . Er is sprake van een duidelijke afwijking ten opzichte van de handtekening in de OLO’s waarmee de betalingen zijn verricht. [56] Zichtbaar is dat de originele handtekening bestaat uit de voorletters “ [benadeelde] .” en de achternaam “ [benadeelde] Dekkers”. In de OLO’s is de handtekening geschreven als “Mw. [benadeelde] ”. [57] In het dossier bevindt zich voorts een sollicitatiebrief geschreven door verdachte. [58] Verbalisant [naam 6] heeft geverbaliseerd dat de ingevulde OLO’s zijn geschied met hetzelfde lettertype, waarbij met name dezelfde schrijfwijze van de letter ‘a’ opvallend is. [59]
Per 22 juli 2009 is het adres op het bankafschrift van [benadeelde] veranderd naar het adres van verdachte. [60]
De rechtbank overweegt dat er duidelijke verschillen in de handtekening te zien zijn en dat er voorts duidelijke overeenkomsten zijn tussen het handschrift op de OLO’s en het handschrift op de sollicitatiebrieven van verdachte. Gelet hierop, gelet op de adreswijziging van de bankafschriften in 2009 en gelet op de door verdachte afgelegde (aantoonbaar) tegenstrijdige verklaringen op diverse punten, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen hiervoor is overwogen, kan het niet anders dan dat verdachte de OLO’s heeft vervalst door deze in te vullen en een valse handtekening te plaatsen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de OLO’s door verdachte zijn vervalst en zijn gebruikt om de betalingen aan zichzelf en de genoemde bedrijven te (laten) doen.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zichzelf opzettelijk en wederrechtelijk heeft bevoordeeld voor een bedrag van
€ 235.911,44doordat zij met listige kunstgrepen de Rabobank heeft bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen, namelijk door de ten behoeve van [benadeelde] voorgedrukte OLO’s op naam van [benadeelde] in te vullen, te voorzien van een valse handtekening en deze OLO’s in te (laten) dienen bij de Rabobank, waardoor de Rabobank telkens werd bewogen tot het overmaken van de bedragen die op de OLO’s stonden vermeld, van de bankrekening van [benadeelde] naar de op de OLO genoemde tegenbankrekening (van verdachte of van het bedrijf waar verdachte een dienst of goed had gekocht). Verdachte is daarmee naar het oordeel van de rechtbank schuldig aan oplichting.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
een ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 26 juli 2007 tot en met 23 maart 2013 te Heerde en/of 't Harde, gemeente Elburg, in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, een ofmeer geschrift
(en
), te weten een grote hoeveelheid
, althans een of meer,Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren (OLO's)
en/of acceptgiro's en/of bankgiro-opdrachtendie op naam stonden van rekeninghouder [benadeelde] , waaronder:
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 1] (ter waarde van 4400,00 euro) (pag. 545 in het dossier) en
/of
een
of meerOLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 2] . (ter waarde van
5700 euro en/of4900,00 euro) (pag.
546 en/of551 in het dossier) en
/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 3] (ter waarde van 6000,00 euro) (pag. 547 in het dossier) en
/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 4] (ter waarde van 1132,71 euro) (pag. 548 in het dossier) en
/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 5] . (ter waarde van 651,26 euro) (pag. 550 in het dossier) en
/of
een OLO ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 6] (ter waarde van 6759,00 euro) (pag. 552 in het dossier) en
/of
een ofmeer acceptgiro's ten behoeve van (het rekeningnummer van) verdachte (ter waarde van 1868,13 euro en
/of2613,98 euro) (pag. 549 en/of 553 in het dossier),
zijnde
een ofmeer geschrift
(en
),
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens
)met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
valselijk en
/ofin strijd met de waarheid heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmakenen
/ofheeft vervalst
en/of heeft doen vervalsenen daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als
was/waren
het/ze echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin, dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
op voornoemde geschriften een handtekening is gezet die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde] ,
en bestaande dat gebruik (maken) hierin dat zij, verdachte, voornoemde valse/vervalste geschriften
(telkens
)in heeft geleverd bij en/of heeft opgestuurd naar en/of heeft ingediend en/of heeft laten inleveren/opsturen/indienen bij de Rabobank
(waardoor die Rabobank
(telkens
)werd bewogen om de bedragen die waren ingevuld/genoemd op de voornoemde geschriften over te maken/te storten van de rekening van [benadeelde] naar de ingevulde tegenrekening
(en
)(van de wederpartij);
2.
zij op
een ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 26 juli 2007 tot en met 23 maart 2013 te Heerde en
/of't Harde, gemeente Elburg, in elk geval in Nederland, met het oogmerk zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtselsde Rabobank
(telkens
)heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
een ofmeer geldbedrag
(en
)(in totaal
248.558,03235.911,44euro), door
  • een ofmeer Optisch Leesbare Overschrijvingsformulieren (OLO's) en/of een of meer acceptgiro's en/of een of meer bankgiro-opdrachten die op naam stonden van rekeninghouder [benadeelde] te gebruiken en
    /of
  • voornoemde geschriften in te vullen met de voor de transactie benodigde gegevens (te weten
  • voornoemde geschriften te voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde] en
  • (vervolgens
    )voornoemde geschriften in te (laten) leveren bij en/of op te laten sturen en/of in te (laten) dienen bij de Rabobank, waardoor de Rabobank
    (telkens
    )werd bewogen om de bedragen die waren ingevuld/genoemd op de voornoemde geschriften over te maken/te storten van de bankrekening van [benadeelde] naar de ingevulde tegenrekening
    (en
    )(van de wederpartij) (te weten: de bankrekening
    (en
    )van verdachte en
    /of[bedrijf 5] en
    /of[bedrijf 4] en
    /of[bedrijf 7] en
    /of[bedrijf 1] en
    /of[bedrijf 3] en
    /of[bedrijf 2] en
    /of[bedrijf 6] ).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
valsheid in geschrift
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 200 uren werkstraf, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis rekening gehouden met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden en met de vordering tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop van de zaak.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 augustus 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrift en het gebruik maken van een vals geschrift, gedurende een periode van vijf jaren.
Verdachte heeft veelvuldig gebruikt gemaakt van door haar vervalste OLO’s teneinde geld van de bankrekening van een oude dementerende vrouw over te boeken naar haar eigen bankrekening of naar de bankrekening van bedrijven waar zij diensten of producten af nam. Na het overlijden van slachtoffer is verdachte nog een aantal maanden doorgegaan met het (laten) afboeken van geldbedragen van de bankrekening van slachtoffer.
Verdachte was bij de zorg van het kwetsbare slachtoffer betrokken en heeft ernstig misbruik gemaakt van haar positie. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Uit de justitiële documentatie betreffende verdachte volgt dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank overweegt dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Verdachte is op 31 mei 2015 voor het eerst door de politie verhoord. Gezien de ernst van de feiten kon zij de verwachting hebben dat tegen haar een strafvervolging zou worden ingesteld en is de op zijn redelijkheid te beoordelen berechtingstermijn gaan lopen.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting diende te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De strafzaak is allereerst gedagvaard bij de rechtbank in Amsterdam. Bij vonnis van 13 juni 2018 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard. De strafzaak is vervolgens pas voor 18 oktober 2019 gedagvaard bij de rechtbank Gelderland en op deze datum inhoudelijk behandeld. Op 1 november 2019 is (onderhavig) vonnis gewezen. Dit is vier jaar en vijf maanden later. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaar en vijf maanden overschreden. Deze overschrijding is niet te wijten aan de ingewikkeldheid van de zaak dan wel aan de proceshouding van verdachte of door onderzoekswensen van de verdediging. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Gelet op de geconstateerde flinke overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 240 uur. Zij zal daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke kwalijke feiten te plegen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van 3 jaren koppelen.
De rechtbank is daarmee tot een hogere straf gekomen dan dat de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank een zwaarder gewicht toekent aan de ernst van de feiten dan de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat (ten aanzien van feit 1 en 2) aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer ( [benadeelde] ) dient te worden opgelegd voor een bedrag van € 244.769,05.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de verzochte vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de bewezenverklaring volgt dat [benadeelde] is opgelicht voor een bedrag van
€ 235.911,44. Zij heeft ter hoogte van dat bedrag schade geleden. [benadeelde] is echter overleden. Aan de erven van [benadeelde] is door de bewezenverklaarde feiten geen rechtstreekse schade toegebracht. De erven van [benadeelde] hebben derhalve – conform vaste jurisprudentie – geen vordering in kunnen dienen op grond van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering en kunnen slechts een vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijddie op
drie jarenwordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

De beslissing op de vordering tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan het slachtoffer [benadeelde]
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffer [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 235.911,44(tweehonderd en vijfendertig duizend negenhonderd en elf euro en vierenveertig eurocent), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 365 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 6] van de politie Eenheid Amsterdam, districtsrecherche Amsterdam-Centrum/-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1300-2014228012, onderzoek 13FINANCIELE ONTNEMINGEN/13RIO15001, gesloten op 25 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Aangifte door de erfgenamen van mw. [benadeelde] , p. 9-10; proces-verbaal, p. 1-2.
3.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 320-439; rekeningafschriften verdachte, p. 106-316.
4.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 320-439; overzicht afgeschreven bedragen van bankrekening mevr. [benadeelde] p. 39-42; proces-verbaal, p. 4; rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 6 februari 2017, p. 4.
5.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 359, 357, 376 en 378.
6.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 361.
7.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 377.
8.Er is eerst € 6.759,00 afgeboekt en daarna € 259,00 bij- of teruggeboekt.
9.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 349; Rekeningafschrift [bedrijf 6] , p. 552.
10.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 320-439.
11.Rekeningafschriften van [benadeelde] , p. 347 en 422.
12.Intakerapport d.d. 21 maart 2007, p. 477-482.
13.Behandelingsplan d.d. 15 februari 2008, p. 483 en 488.
14.Behandelingsplan, p. 489.
15.Verpleegplan, p. 484.
16.Intakelijst [naam 2] , p. 485.
17.Intakelijst, p. 487.
18.Behandelingsplan, p. 489.
19.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 12 december 2017.
20.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 2] d.d. 12 december 2017.
21.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] d.d. 12 december 2017; Verklaring bij de politie van [getuige 3] , p. 474-475.
22.Brief van [bedrijf 7] , p. 14.
23.Lijst [bedrijf 7] bestelde en geleverde goederen, p. 15-35.
24.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 12 december 2017; proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 2] d.d. 12 december 2017; proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] d.d. 12 december 2017; Verklaring bij de politie van [getuige 3] , p. 474-475; proces-verbaal van bevindingen, p. 472-473.
25.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 6 februari 2017, p. 4.
26.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 12 december 2017; proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 2] d.d. 12 december 2017; proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] d.d. 12 december 2017; Verklaring bij de politie van [getuige 3] , p. 474-475; proces-verbaal van bevindingen, p. 472-473.
27.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 12 december 2017.
28.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 2] d.d. 12 december 2017.
29.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] d.d. 12 december 2017.
30.Intakelijst, p. 486.
31.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 49-50; Facturen en orderbevestigingen, p. 52-59.
32.Rekeningafschrift [benadeelde] , p. 357, 376 en 378.
33.Rekeningafschrift [benadeelde] , p. 359.
34.Intakelijst, p. 485.
35.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] d.d. 12 december 2017.
36.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 2] d.d. 12 december 2017.
37.Factuur d.d. 16 januari 2010, p. 53; orderbevestiging p. 56.
38.Rekeningafschrift [benadeelde] , p. 361.
39.Rekeningafschrift [benadeelde] , p. 359.
40.Factuur d.d. 20 april 2010, p. 48.
41.Factuur [bedrijf 6] , p. 63.
42.E-mail van [bedrijf 6] , p. 62.
43.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 65, met bijlagen, p. 66-94.
44.Specificatie, p. 74.
45.Nachtregistratieformulier, p. 76-77.
46.Boeking informatie [bedrijf 4] , p. 97-105.
47.Er is eerst € 6.759,00 afgeboekt en daarna € 259,00 bij- of teruggeboekt.
48.OLO, p. 545.
49.OLO, p. 551.
50.OLO, p. 547.
51.OLO, p. 548.
52.OLO, p. 550.
53.OLO, p. 552.
54.OLO, p. 549 en 553.
55.Rekeningafschriften [benadeelde] , (resp.) p. 361, 357, 377, 347, 436, 377, 432, 478.
56.Proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2016.
57.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 6 februari 2017, p. 4; OLO’s, p. 318-319 en 53-544.
58.Bijlage bij proces-verbaal van 29 april 2019.
59.Proces-verbaal van 29 april 2019.
60.Proces-verbaal van 29 april 2019.