ECLI:NL:RBGEL:2019:4807

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
05.108826.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal door stelselmatige dader met eerdere veroordelingen

Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man uit Ede, die verdacht werd van drie diefstallen en twee pogingen daartoe. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot diefstal bij een cafetaria en de diefstal met braak uit de Beatrixkerk. Hoewel er een schroevendraaier met een DNA-profiel van de verdachte werd aangetroffen, waren er ook andere DNA-profielen op het voorwerp aanwezig, waardoor de betrokkenheid van de verdachte niet kon worden bewezen. De man werd echter wel veroordeeld voor de diefstal van een elektrische fiets en een poging tot diefstal met braak bij een verzorgingstehuis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanzienlijke schade en overlast had veroorzaakt en dat hij de bewoners van het verzorgingstehuis gevoelens van angst en onveiligheid had bezorgd. Gezien zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij nog in de proeftijd liep, werd de verdachte aangemerkt als stelselmatige dader. De rechtbank legde de maximale maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren, en daarnaast moest de man schadevergoeding betalen aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05.108826.19
Datum uitspraak : 24 oktober 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
gedetineerd in PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier in Vught,
raadsman: mr. J.P.J. Botterblom, advocaat in Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 augustus 2019 en 10 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Ede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit/in een verzorgingstehuis ( [naam 1] , gevestigd aan de [adres 1] ) een of meerdere (reserve) sleutel(s)(-bosjes) in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de [naam 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een bedrijfspand) een verzorgingstehuis (de [naam 1] , gevestigd aan de [adres 1] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of voormeld(e) goed(eren) onder verdachtes bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, dat verdachte door met voormeld oogmerk de toegangsdeur van de parkeergarage en/of de bergingen (behorende bij voornoemd verzorgingstehuis) heeft geforceerd en/of zich de toegang heeft verschaft met een sleutel, doordat verdachte (een) onrechtmatig verkregen sleutel(s) heeft gebruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Ede, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (van het merk Stella Vicenza Black) en/of 2 fietstassen en/of een accu (van het merk Bosch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2019 tot en met 28 februari 2019 te Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (cafetaria [naam 2] , gevestigd aan de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of cafetaria [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of voormeld(e) goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, dat verdachte door met voormeld oogmerk de toegangsdeur van dat bedrijfspand heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2019 tot en met 18 februari 2019 te Ede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kerk ( [naam 3] gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een of meerdere (2) computers (van het merk HP C5x65es- Abh) en/of een of meerdere (2) beelscherm(en) (van het merk Benq) en/of een of meerdere (4) (ingangs)sleutel(s) en/of een of meerdere (2) kluiskastsleutel(s) en/of een (geluids)kastsleutel en/of een kastsleutel (van de printerruimte) en/of een Usb-stick, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel (door het forceren van de (toegangs)deur(en) van deze kerk en/of het forceren van een raam(kozijn) en/of het door middel van het gebruiken van een sleutel, namelijk door het gebruiken van (een) sleutel(s) waarover de verdachte onrechtmatig beschikte, betreden van deze ruimte(n)).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3. Voor de feiten 4 en 5 heeft zij vrijspraak gevorderd. De officier van justitie heeft bij feit 4 gesteld dat slechts één verbalisant verdachte op de foto’s heeft herkend en dat het moeilijk is op de foto’s iemand te kunnen herkennen. Bij feit 5 heeft zij betoogd dat DNA van verdachte op de schroevendraaier is aangetroffen en dat dit een aanwijzing is voor zijn betrokkenheid. Nu ook DNA van anderen op de schroevendraaier is aangetroffen, kan niet worden uitgesloten dat een ander de inbraak heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 3, 4 en 5. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman betoogd dat het de vraag is of het verdachte is die de fiets van aangeefster meeneemt. Daarnaast is het nog maar de vraag of het de fiets van aangeefster is. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat de verbalisant verdachte op foto’s heeft herkend aan de contouren van diens gezicht. Volgens de raadsman zijn op de foto’s echter geen contouren van het gezicht van de persoon te zien. Verdachte ontkent het feit en ander bewijs, dat het feit aan verdachte linkt, ontbreekt. Wat betreft feit 5 heeft de raadsman betoogd dat in het op de schroevendraaier aangetroffen sporenmateriaal ook DNA van een ander is aangetroffen. Er is geen ander bewijs dat aan verdachte kan worden gelinkt.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Er is ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 bewezen en grondt het bewijs van de feiten op:
- de bevindingen van verbalisanten [2] ;
- de verklaring van [benadeelde 1] [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [4] .
Hierbij is ieder bewijsmiddel gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het bewijsmiddel kennelijk ziet.
Feit 3
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat haar fiets van het merk Stella, type Vicenza Black B, op 23 maart 2019 op het parkeerterrein voor de Albert Heijn aan het Bunschoterplein in Ede om 11.30 uur is gestolen. De fiets stond op slot. Op de zwarte fiets zaten zwarte Stella (zij)fietstassen. De fiets was voorzien van een accu van het merk Bosch. [5]
Op beelden van 23 maart 2019 tussen 11.10 en 11.40 uur van een camera die staat gericht op de ingang en de fietsenrekken naast de ingang van de Albert Heijn, is te zien dat een vrouw aan komt fietsen. Ze fietst op een elektrische fiets met een zwarte middenmotor en zwarte fietstassen. De vrouw zette de fiets aan het eind van de rekken neer en deed de fiets op slot.
Op door de gemeente Ede aangeleverde camerabeelden is te zien dat een man op een wit-/zilvergrijze fiets met een witte kettingkast aan komt. Hij zet de fiets tussen rekken. Tussen zijn fiets en de fiets van aangeefster staat een bromfiets. De man kijkt om zich heen en op zijn telefoon en loopt dan de Albert Heijn in. De man heeft een blanke huidskleur, een fors postuur en dikke benen. Hij draagt een grijze stoffen muts, een blauwe jas tot op de heupen, een blauwe spijkerbroek en Adidas sneakers in donkere kleur met drie witte Adidas strepen. De man komt korte tijd later uit de Albert Heijn. Hij loopt naar de fiets waarmee hij is gekomen en haalt de fiets van het slot. Hij haalt de fiets uit het rek, wacht en kijkt om zich heen en op zijn telefoon. Dan zet hij de fiets naast de fiets van aangeefster. Hij haalt wat uit zijn zak, beweegt zich naar de fiets van aangeefster en buigt zich voorover naar de fiets van aangeefster. Na een paar seconden is te zien dat het zwarte schakel- of kabelslot waar de fiets mee vast staat los valt. De man haalt het slot van de fiets en stopt deze in een van de fietstassen. Vervolgens haalt hij de fiets uit de rij en rijdt erop weg. Na een paar minuten komt de man terug lopen, pakt de witte fiets en rijdt daarmee weg. [6]
Op camerabeelden van Albert Heijn wordt de man door meerdere verbalisanten herkend.
In de Albert Heijn doet hij zijn muts af. Verbalisant [naam 4] herkent verdachte aan zijn gelaat, zijn kale ronde hoofd en zijn gezicht. Verder herkent hij verdachte aan zijn postuur, fors tot dik, de jas en muts (dezelfde als die hij bij andere diefstallen droeg) en schoenen, bruine Adidas sneakers (die op alle beelden precies hetzelfde van kleur, vorm en tekening zijn). Ook herkent [naam 4] de typische manier van lopen: dikke benen in lichte x-vorm, typische manier van afwikkelen van zijn voet, met name het plat op de grond laten komen van zijn voorvoeten. [7]
Verbalisant [naam 5] , die verdachte in een andere zaak heeft gehoord en het Facebook profiel waarvan verdachte gebruik maakt heeft bekeken, herkent de persoon op de afbeeldingen met 100% zekerheid als verdachte. Het gezicht van verdachte op een foto op Facebook heeft dezelfde contouren als die van de man op de foto’s. [8] Verbalisant [naam 6] kent verdachte uit een onderzoek naar meerdere fietsendiefstallen en heeft verdachte gehoord. Hij herkent verdachte op de camerabeelden aan zijn stevige postuur, zijn gelaat en zijn kale hoofd. [9]
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat op de afbeelding in de Albert Heijn, op pagina 148 van het dossier, verdachte is te zien, met een zwarte jas, en dat op de afbeelding in de Albert Heijn, op pagina 149 van het dossier, dezelfde man te zien is, met een zwarte jas, een muts op met een loszittend gedeelte bovenop het hoofd en sneakers met drie witte strepen. Buiten de Albert Heijn is eerst op de witte fiets een man met een soortgelijke zwarte jas en soortgelijke muts, met loszittend gedeelte bovenop het hoofd, te zien (pagina 147 van het dossier). Op pagina 151 van het dossier is een man te zien met een soortgelijke zwarte jas, soortgelijke muts, met loszittend gedeelte bovenop het hoofd, sneakers met drie witte strepen en met de zwarte fiets. [10]
Op de afbeelding op pagina 149 van het dossier is als opnametijdstip vermeld “2019-03-23 11:32:32.”
De rechtbank overweegt dat verdachte door meerdere verbalisanten is herkend. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze, door de verbalisanten nader gemotiveerde, herkenningen. De afbeelding die ziet op de persoon binnen de Albert Heijn (pagina 148 van het dossier) is ook dermate duidelijk dat aan de hand daarvan een herkenning heeft kunnen plaatsvinden. Ook de rechtbank heeft waargenomen dat op die afbeelding verdachte te zien is en dat de persoon op de afbeelding op pagina 149 dezelfde man is. Nu de persoon buiten de Albert Heijn soortgelijke kleding en schoenen draagt, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die de fiets heeft gestolen. Dat hij de fiets van aangeefster heeft gestolen blijkt uit de beschrijving van de beelden van de camera die gericht is op de ingang van de Albert Heijn en de fietsenrekken naast de ingang. Verdachte is ook rond het tijdstip dat de fiets is gestolen in de Albert Heijn geweest. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 4 en 5
De rechtbank acht deze feiten niet bewezen.
De rechtbank overweegt dat de foto’s behorend bij feit 4 dermate onduidelijk en vaag zijn dat sterk betwijfeld moet worden dat verbalisanten aan de hand daarvan een betrouwbare herkenning hebben kunnen doen.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank dat op de schroevendraaier die bij de inbraak is gepleegd DNA is aangetroffen. Het betreft echter een gemengd profiel, waarbij naast het DNA van verdachte ook DNA van anderen is vastgesteld. Niet kan worden uitgesloten dat een ander de inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de feiten 4 en 5.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks5 mei 2019 te Ede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit/in een verzorgingstehuis ( [naam 1] , gevestigd aan de [adres 1] )
een ofmeerdere (reserve) sleutel(s)(-bosjes) in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten deletoebehorende aan de [naam 1]
en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op
of omstreeks5 mei 2019 te Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
(een bedrijfspand)een verzorgingstehuis (de [naam 1] , gevestigd aan de [adres 1] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn verdachtes gading,
geheel of ten deletoebehorende aan de [naam 1] en/of
[benadeelde 1] , in elk gevalaan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen
en/of voormeld(e) goed(eren) onder verdachtes bereik te brengendoor middel van braak,
verbreking en/of inklimmingen
/ofeen valse sleutel, dat verdachte door met voormeld oogmerk de toegangsdeur van de parkeergarage en/of de bergingen (behorende bij voornoemd verzorgingstehuis) heeft geforceerd en/of zich de toegang heeft verschaft met een sleutel, doordat verdachte (een) onrechtmatig verkregen sleutel(s) heeft gebruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks23 maart 2019 te Ede,
althans in Nederlandmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (van het merk Stella Vicenza Black) en
/of2 fietstassen en
/ofeen accu (van het merk Bosch),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Diefstal;
Feit 2:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels;
Feit 3:
Diefstal.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ISD-maatregel). De officier van justitie acht aftrek van twee maanden hechtenis redelijk, nu de vertraging van de strafzaak niet aan verdachte te wijten is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de insteek van de reclassering vanaf het begin is geweest dat een ISD-maatregel zal worden opgelegd. Alternatieven zijn niet onderzocht. Een ISD-maatregel is het uiterste om recidive te voorkomen. Voor verdachte zijn er nog alternatieven. Hij moet eerst de mogelijkheid krijgen om te worden behandeld. Verdachte heeft in detentie trainingen gevolgd en is gepromoveerd naar het plusprogramma. De raadsman verzoekt verdachte nog een (laatste) kans te geven en geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Voor zover de rechtbank dat wel doet, verzoekt de raadsman het door verdachte ondergane voorarrest daarop in mindering te brengen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan sleutels en een zogenoemde druppel in een verzorgingshuis. Met die sleutels en druppel heeft hij zich toegang verschaft tot de parkeergarage en heeft hij vervolgens geprobeerd toegang te krijgen tot de bergingen behorend bij het verzorgingstehuis. Toen dat niet lukte heeft hij met een schroevendraaier geprobeerd de deuren te openen. Hij is daarbij op heterdaad betrapt. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets met fietstassen. Verdachte heeft door zijn handelen gezorgd voor schade, overlast en wat betreft de bewoners van het verzorgingstehuis ook gevoelens van angst en onveiligheid.
Door de officier van justitie is de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd.
De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel, of een vrijheidsbeperkende maatregel veroordeeld, dan wel is hem onherroepelijk een taakstraf opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Uit het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van
28 augustus 2019 komt naar voren dat verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft en dat beschermende factoren niet aanwezig lijken te zijn. Verdachte staat geregistreerd als stelselmatige dader. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte ter zake van drie veroordelingen nog in een proeftijd liep. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen, zodat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De maatregel strekt dus tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
In het hierboven genoemde reclasseringsrapport staat verder vermeld dat verdachte in januari 2019 is gestart met een behandeling bij Kairos. In maart 2019 is verdachte ook aangehouden en toen is een afstraffing zonder voorwaarden geadviseerd om het toezicht een kans te geven en zijn gestarte behandeling bij Kairos doorgang te laten vinden.
De behandeling bij Kairos is uiteindelijk gestopt door zijn detentie voor weer een nieuw strafbaar feit. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voortzetting van de voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet verder op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee (2) jaren opleggen. Van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht dient twee maanden in mindering te worden gebracht op de duur van de maatregel.

8. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.690,88, verhoogd met de wettelijke rente, voor materiële schade, te weten:
  • € 1.697,00 voor twee opdekdeuren minus de vergoeding van de verzekering van
  • € 1.050,00 voor drie elektrische sloten;
  • € 57,50 voor een sensor voor het alarmsysteem;
  • € 105,88 voor het stellen van ontwrichte kunststof deuren;
  • € 25,00 voor het slot van het sleutelkastje;
  • € 1.952,50 voor arbeidsuren van diverse medewerkers.
De benadeelde [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.200,-, verhoogd met de wettelijke rente.
De benadeelde [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 900,-, verhoogd met de wettelijke rente voor schade en reparatie van de deur, schade aan het camerasysteem en misgelopen omzet.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich wat betreft de vordering van [naam 1] op het standpunt gesteld dat de eigen bijdrage die door de verzekering niet is vergoed (€ 500,00) en het bedrag voor het slot van het sleutelkastje (€ 25,00) toewijsbaar zijn. De door de medewerkers gemaakte uren zijn onvoldoende onderbouwd en deze post kan daarom niet in zijn geheel worden toegewezen; mogelijk kan een schatting plaatsvinden. Van de overige schade blijkt niet dat deze aan verdachte kan worden toegerekend.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is, eventueel met een kleine aanpassing in verband met de afschrijving van de fiets.
Volgens de officier van justitie moet [benadeelde 3] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering gelet op de door haar gevorderde vrijspraak van feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van [naam 1] op het standpunt gesteld dat alleen de eigen bijdrage van € 500,- kan worden toegewezen. Alle overige kosten zijn niet onderbouwd.
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraak van feit 3 betoogd dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat rekening moet worden gehouden met een afschrijving, omdat de batterijen van een fiets gemiddeld maar ongeveer vijf jaar meegaan.
[benadeelde 3] dient volgens de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Voor zover het feit toch tot een bewezenverklaring leidt, dient [benadeelde 3] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, dan wel dient de vordering te worden afgewezen, omdat deze niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 1] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank acht de volgende schade toewijsbaar:
  • € 1.697,00 voor twee opdekdeuren;
  • € 1.050,00 voor drie elektrische sloten;
  • € 57,50 voor een sensor voor het alarmsysteem;
  • € 105,88 voor het stellen van ontwrichte kunststof deuren;
  • € 25,00voor het slot van het sleutelkastje.
Totaal € 2.935,38
De rechtbank overweegt in dit verband dat de heer [benadeelde 1] , vertegenwoordiger van [naam 1] , heeft verklaard dat de elektrische sloten voor het incident niet kapot waren. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
De rechtbank acht daarnaast een bedrag van € 1.000,- billijk voor de inzet van de medewerkers naar aanleiding van het incident en door hen in dat verband gemaakte
uren.
Het totale bedrag komt daarmee uit op € 3.935,38. Hierop dient het door de verzekering vergoede bedrag in mindering te worden gebracht, te weten € 1.197,00.
Van de vordering is dus een bedrag van € 2.738,38 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2019. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
[naam 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank overweegt dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 2.200,00 schade heeft geleden. Nu het om een nieuwe fiets ging die nog geen half jaar oud was, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het berekenen van een afschrijving. De vordering is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019, voor toewijzing vatbaar en verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij [benadeelde 3] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van de benadeelde partijen [naam 1] en [benadeelde 2] .

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
 bepaalt dat voor de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee maanden in mindering worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 1], ten bedrage van
€ 2.738,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • verklaart de
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1] , een bedrag
te betalen van € 2.738,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
37 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. G. Noordraven en
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en mr. M. Langstraat, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 7] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019202324, gesloten op 13 juni 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 31.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 44-46.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2019.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 139, 141.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 142-143.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 158
8.Proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 161.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
10.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 oktober 2019.