ECLI:NL:RBGEL:2019:4787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
05/800066-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld en bedreiging met de dood

Op 23 oktober 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 37-jarige man uit Wamel veroordeeld voor huiselijk geweld tegen zijn ex-partner gedurende een periode van meer dan een jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn levensgezel meerdere keren heeft mishandeld en bedreigd. De mishandelingen vonden plaats op verschillende tijdstippen, met als meest recente incident op 25 augustus 2018 in Nijmegen. De verdachte heeft zijn partner geslagen en gestompt, en haar met de dood bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte is, wat heeft geleid tot een vereenvoudigde bewijsvoering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen, waaronder het feit dat de mishandelingen plaatsvonden in de eigen woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de mishandelingen op het slachtoffer, die als zeer traumatisch kunnen worden ervaren.

De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van 140 uur. De verdediging pleitte voor een minder zware straf, gezien de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering en een psycholoog overgenomen en heeft besloten om de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot een werkstraf van 140 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800066-18
Datum uitspraak : 23 oktober 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij:
  • zijn levensgezel/partner [slachtoffer] meerdere keren heeft mishandeld op 25 augustus 2018 in Nijmegen (feit 1);
  • zijn levensgezel/partner [slachtoffer] in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018 meerdere keren heeft mishandeld (feit 2);
  • zijn levensgezel/partner [slachtoffer] in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018 meerdere keren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling (feit 3).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1: de mishandeling op 25 augustus 2018
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 17 en 18;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2019.
Ten aanzien van feit 2: de mishandelingen in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 8 en 9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2019.
Ten aanzien van feit 3: de bedreigingen in de periode van 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 21 en 22;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 26;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen op
of omstreeks25 augustus 2018 te Nijmegen zijn levensgezel / partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar in haar gezicht en
/oftegen haar hoofd en
/oftegen haar lichaam te stompen en
/ofte slaan;
2.
hij op verschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018 te Nijmegen
(telkens
)zijn levensgezel/partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar in haar gezicht en
/oftegen haar lichaam te slaan en
/ofte stompen
en/of met een bezemsteel in haar gezicht te slaan en/of te duwen;
3.
hij op verschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 april 2017 tot en met 25 augustus 2018 te Nijmegen
(telkens
)[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je bij de ouders bent dan vermoord ik hun, als je bij me weggaat dan maak ik je kapot" en
/of:"Ik zet je in brand of ik snij je nek door",
althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een werkstraf van 140 uur (met aftrek), te vervangen door 70 dagen hechtenis. Aan het voorwaardelijk deel moeten de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, ambulante behandeling door Kairos, ambulante begeleiding door Zorgplus en een contactverbod met het slachtoffer, voor zover en zolang de reclassering dat nodig vinden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht uitsluitend een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf op te leggen. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. De door de officier van justitie gevorderde werkstraf is aan de hoge kant. Belangrijk is dat verdachte een stok achter de deur heeft. Een langere voorwaardelijke gevangenisstraf kan hierbij helpen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 17 september 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 25 september 2019;
- een monodisciplinair rapport van drs. [psycholoog] , psycholoog, gedateerd 24 december 2018.
Bij de bepaling van de aard en de hoogte van de straf heeft de rechtbank het volgende laten meewegen. Verdachte heeft langer dan één jaar huiselijk geweld gepleegd tegen zijn partner. Hij heeft haar meerdere malen en op verschillende tijdstippen geslagen en gestompt in haar gezicht, op haar hoofd en tegen haar lichaam. Deze mishandelingen vonden plaats eigen huis, een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Daarnaast heeft hij haar meerdere malen bedreigd met de dood en gedreigd haar ouders te zullen vermoorden. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid en op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan. Bekend is dat slachtoffers van mishandeling dit als zeer traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lang niet veilig voelen. De rechtbank vindt het daarnaast bijzonder kwalijk dat de zoon van [slachtoffer] het mishandelen bij het mishandelen van zijn moeder aanwezig was. Ook de ouders van [slachtoffer] zijn bedreigd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Ook tijdens het plegen van de feiten was hier sprake van. De psycholoog adviseert om verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderende mate toe te rekenen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte moet worden verplicht zich ambulant te laten behandelen bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Toezicht door de reclassering is hierbij nodig.
De rechtbank houdt tot slot rekening dat de reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, ambulante begeleiding door Zorgplus ten behoeve van het regelen van praktische zaken en een contactverbod met het slachtoffer, voor zover en zolang de reclassering dat nodig acht.
De rechtbank neemt de adviezen van de reclassering en de psycholoog over.
Daarom zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar, met de bijzondere voorwaarde zoals hierboven zijn genoemd. Daarnaast acht de rechtbank het uitvoeren van een werkstraf van 140 uur passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 De algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 De bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich blijft melden bij reclassering Nederland locatie [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich laat behandelen door Kairos [plaats] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • zich laat begeleiden door Zorgplus, ten behoeve van het regelen van praktische zaken, voor zover en zolang de reclassering dat nodig acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met aangeefster [slachtoffer] , voor zover en zolang de reclassering dit verbod nodig acht. Contact met [slachtoffer] is wel toegestaan in het kader van de omgangsregeling met de gezamenlijke dochter, maar uitsluitend na voorafgaande toestemming van de reclassering en/of Zorgplus.
 legt op een
werkstrafgedurende
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe en mr. F.L. van Weelden, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2019.
mr. Van Laethem, mr. Croll en mr. Van Weelden zijn buitenstaat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstipen op of omstreeks 25 augustus 2018 te Nijmegen zijn levensgezel/partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar lichaam te stompen en/of te slaan;
2.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2017 tot en met 24 augustus 2018 te Nijmegen (telkens) zijn levensgezel/partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar in haar gezicht en/of tegen haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of met een bezemsteel in haar gezicht te slaan en/of te duwen;
3.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 25 augustus 2018 te Nijmegen (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je bij de ouders bent dan vermoord ik hun, als je bij me weggaat dan maak ik je kapot" en/of: "Ik zet je in brand of ik snij je nek door", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is te vinden in Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018434258, gesloten op 20 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.