ECLI:NL:RBGEL:2019:4747

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
05.167621.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing in Nijmegen

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op een ontploffing was. De officier van justitie had geëist dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 236 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn voor het opzet op het teweegbrengen van een ontploffing.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2019 werd vastgesteld dat de verdachte een bevestigingsmoer van een gasleiding had losgedraaid, waardoor gas was vrijgekomen. De rechtbank concludeerde echter dat de gedragingen van de verdachte niet voldoende waren om te spreken van een aanmerkelijke kans op een ontploffing. Er was geen gasconcentratie gemeten in de woning van de verdachte, en er was geen bewijs dat de gaskraan lange tijd open had gestaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank besloot daarom om de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.167621.19
Datum uitspraak : 29 oktober 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.W.H.M. Janssen, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Nijmegen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk
een ontploffing te veroorzaken in een woning gelegen aan de
[adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet:
- zich naar de meterkast buiten zijn, verdachtes, woning heeft bewogen
en/of (vervolgens) de gaskraan open heeft gezet/gedraaid en/of
(vervolgens)
- zich heeft bewogen naar voornoemde woning en/of de voordeur van
voornoemde woning met een of meerdere (hang)sloten en/of kettingen
en/of een balk en/of een kast en/of een fiets heeft
afgesloten/gebarricadeerd en/of
- ( daarbij) alle ramen en/of deuren van voornoemde woning heeft
afgesloten en/of afgesloten heeft gehouden, en/of
- één of meerdere ventilatieschacht(en) van voornoemde woning heeft
losgeschroefd en/of heeft afgeplakt en/of
- de cv-installatie van voornoemde woning heeft vernield en/of de afvoer
van de cv-installatie dichtgedrukt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, te weten een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, waarvan 236 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor (voorwaardelijk) opzet op het teweegbrengen van een ontploffing en daarnaast omdat de gedragingen van verdachte niet zijn aan te merken als een begin van uitvoering daarvan.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte in een meterkast aan de buitenzijde van zijn woning een bevestigingsmoer/wartel van een gasleiding heeft losgedraaid, waardoor er een gaslucht is vrijgekomen. Voorts zou kunnen worden bewezen dat verdachte ook de andere ten laste gelegde gedragingen heeft uitgevoerd, te weten het afsluiten van alle ramen en deuren (inclusief de voordeur), het afplakken van ventilatieschachten en het vernielen en dichtdrukken van de afvoer van de cv-ketel. Echter, het is de rechtbank niet voldoende duidelijk geworden dat deze gedragingen een aanmerkelijke kans op het teweegbrengen van een ontploffing in het leven hebben geroepen, noch dat verdachtes opzet daarop was gericht. Verdachte heeft namelijk direct en consistent verklaard aan of nabij de gaskraan in de meterkast - die zich buiten zijn woning bevindt - een handeling te hebben verricht ten gevolge waarvan gedurende korte tijd gas is ontsnapt, met als gevolg dat het reeds vrijgekomen gas naar buiten over de galerij is uitgestroomd. Deze uitstroom van het gas kan volgens de rechtbank niet bijdragen aan het ontstaan van een ontploffing in zijn woning zoals is ten laste gelegd. Bovendien heeft verdachte voor de - beperkte - gasuitstroom naar het oordeel van de rechtbank een redengevende verklaring afgelegd en zijn uit het dossier onvoldoende omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aan deze verklaring doet twijfelen. Daarbij acht de rechtbank ook nog van belang dat er geen gasconcentratie in zijn woning is gemeten, de aanwezigheid van een mogelijke ontstekingsbron in zijn woning niet is gebleken en evenmin vast is komen te staan dat de gaskraan zodanig lange tijd heeft open gestaan dat er een risico van onmiddellijk ontploffingsgevaar zou zijn opgetreden. De verklaring van getuige [getuige] dat er zeker een ontploffing zou hebben plaatsgevonden indien verdachte de cv-installatie zou hebben aangezet, acht de rechtbank, mede gelet op de verklaring van dezelfde getuige dat in de woning geen gas is gemeten, onvoldoende om een bewezenverklaring op te baseren. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat uit de verklaring van de dienstdoende brandweercommandant d.d. 22 juli 2019 volgt dat verdachte door het dichtplakken van de ventilatieschachten eigenlijk alleen zichzelf in gevaar zou hebben gebracht, omdat hij daardoor mogelijk koolstofmonoxidevergiftiging had kunnen oplopen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet valt vast te stellen of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat een ontploffing zou plaatsvinden, waardoor niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. G. Pesselse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. F.L. van Weelden, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2019.
mr. F.L. van Weelden is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
mr. G. Pesselse is buiten staat dit
Vonnis mede te ondertekenen.