ECLI:NL:RBGEL:2019:4599

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
C/05/358870 / KZ RK 19-152
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele vorderingsprocedure wegens weigering videobeelden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 8 oktober 2019 een verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een partij in een civiele vorderingsprocedure, die tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2019 videobeelden wilde tonen. De rechter weigerde dit, omdat alle stukken tien dagen voor de behandeling ingediend moesten zijn. De partij stelde dat deze weigering blijk gaf van vooringenomenheid en partijdigheid, wat leidde tot het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De weigering om de videobeelden te tonen werd gezien als een inhoudelijke beslissing die binnen de ruimte van het KEI-procesreglement viel. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden tot een andere conclusie kunnen leiden. De aangevoerde gronden voor wraking voldeden niet aan deze hoge drempel.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, omdat de wrakingskamer geen aanwijzingen vond voor partijdigheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/358870 / KZ RK 19-152
Beslissing van 8 oktober 2019
in de zaak van
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: “verzoekster”,
advocaat mr. R.A. van Huussen te Veenendaal,
tegen
MR. S. KOMPIER,
hierna te noemen: “de rechter”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 11 september 2019 in de civiele vorderingsprocedure met zaaknummer NL19.8961 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
  • de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer op 30 september 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • mr. Van Huussen, voornoemd,
  • de rechter.
1.3.
Vervolgens heeft de wrakingskamer de beslissing bepaald op 14 oktober 2019, of zoveel eerder als mogelijk.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, thans belast met de behandeling van de civiele vorderingsprocedure met zaaknummer NL19.8961. In die zaak heeft op
11 september 2019 een mondelinge behandeling plaatsgehad. Tijdens deze mondelinge behandeling is namens verzoekster kenbaar gemaakt dat zij videobeelden wenste te tonen van de gebeurtenissen in de nacht van 13 op 14 juli 2018. De rechter heeft het tonen van de videobeelden geweigerd onder verwijzing naar het procesreglement voor KEI-zaken. Daarin staat dat partijen alle stukken behoren in te dienen voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Vervolgens is namens verzoekster mondeling om wraking van de rechter verzocht.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter blijkt geeft van vooringenomenheid en partijdigheid doordat zij het tonen van de videobeelden ter mondelinge behandeling heeft geweigerd. Volgens verzoekster is er in KEI-procedures maar één mogelijkheid om stellingen mondeling toe te lichten en dat is tijdens de mondelinge behandeling. Verzoekster heeft aangevoerd dat de rechter haar deze mogelijkheid heeft afgenomen. Dat geeft blijk van vooringenomenheid, aldus verzoekster.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer is geen appelinstantie. Een rechterlijke (tussen)beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking. Dat geldt ook voor de motivering van die beslissing, zelfs als die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of ontbreekt. Dit is alleen anders als de motivering in het licht van alle omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing gaf.
3.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is de weigering van de rechter om de beelden te tonen een inhoudelijke beslissing. Het betreft een gemotiveerde beslissing binnen de ruimte die het KEI-procesreglement de rechter biedt. In artikel 4.1.10 van het KEI-procesreglement staat namelijk dat een partij die tijdens de mondelinge behandeling bewijsstukken in het geding wenst te brengen ervoor moet zorgen dat de rechtbank en iedere andere partij uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling de in het geding te brengen bewijsstukken heeft ontvangen. Door te beslissen dat verzoekster de videobeelden niet mocht tonen ter mondelinge behandeling, is beslist conform de hoofdregel die voor dergelijke gevallen geldt. Alleen als de beslissing van de rechter gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel naar het oordeel van de wrakingskamer niet.
3.4.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen. Wat door verzoekster meer of anders is aangevoerd, leidt zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd niet tot een ander oordeel zodat verdere bespreking niet nodig is.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
-
wijst afhet verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.F.M. Houbiers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.