In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 8 oktober 2019 een verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een partij in een civiele vorderingsprocedure, die tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2019 videobeelden wilde tonen. De rechter weigerde dit, omdat alle stukken tien dagen voor de behandeling ingediend moesten zijn. De partij stelde dat deze weigering blijk gaf van vooringenomenheid en partijdigheid, wat leidde tot het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De weigering om de videobeelden te tonen werd gezien als een inhoudelijke beslissing die binnen de ruimte van het KEI-procesreglement viel. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden tot een andere conclusie kunnen leiden. De aangevoerde gronden voor wraking voldeden niet aan deze hoge drempel.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, omdat de wrakingskamer geen aanwijzingen vond voor partijdigheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.