ECLI:NL:RBGEL:2019:4598

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
: C/05/358879 / KZ RK 19-153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over deskundigenbenoeming

Op 8 oktober 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking van de rechter, mr. M. Engelbert-Clarenbeek, afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te Neede, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Wery. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de benoeming van deskundigen in een civiele procedure, waarbij één van de deskundigen had laten weten zijn benoeming niet te kunnen aanvaarden. De griffier had partijen hierover geïnformeerd en gevraagd naar andere kandidaat-deskundigen. Verzoekster stelde dat de rechter blijk gaf van vooringenomenheid en partijdigheid door te proberen een oplossing te vinden voor de ontstane situatie, wat volgens haar in strijd was met de lijdelijke rol van de rechter.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter vooral een praktische oplossing zocht en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, zelfs niet als deze onjuist of onbegrijpelijk lijkt. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de aangevoerde gronden niet voldeden aan de hoge drempel voor het aannemen van vooringenomenheid.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/358879 / KZ RK 19-153
Beslissing van 8 oktober 2019
in de zaak van
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster]
gevestigd te Neede, gemeente Berkelland,
verzoekster,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede
tegen
MR. M. ENGELBERT-CLARENBEEK,
hierna te noemen: “de rechter”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de e-mail van verzoekster aan de griffie van deze rechtbank, afdeling kanton,
d.d. 12 juli 2019, waarmee verzoekster een wrakingsverzoek heeft ingediend,
  • het verweerschrift van de rechter, ingekomen bij de griffie van de wrakingskamer d.d. 19 september 2019,
  • de e-mail van verzoekster d.d. 23 september 2019,
  • de schriftelijke reactie van W.B.C. Projekten II B.V. (hierna: “WBC”), wederpartij van verzoekster, ingekomen per e-mail d.d. 27 september 2019,
  • de pleitaantekeningen van de advocaat van verzoekster.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgehad op
30 oktober 2019. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [mevrouw A] ,
  • [de heer B] ,
  • mr. Wery, voornoemd.
1.3.
De rechter is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.4.
De wrakingskamer heeft de beslissing bepaald op 14 oktober 2019, of zoveel eerder als mogelijk.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 5396210 \ AZ VERZ 16-29. In deze procedure is op 20 juni 2019 een beschikking gewezen.
2.2.
In de beschikking van 20 juni 2019 heeft de rechter twee deskundigen benoemd ter schatting van de waarde van een (voormalige) onderneming van verzoekster en WBC. Vervolgens heeft één van de twee benoemde deskundigen – namelijk de deskundige die WBC had aangedragen – aan de rechter laten weten dat hij zijn benoeming niet kon aanvaarden. De griffier heeft partijen daarvan op de hoogte gebracht per e-mail van 11 juli 2019. In deze e-mail heeft de griffier tevens aan de gemachtigde van WBC gevraagd of de andere, door haar aangedragen kandidaat-deskundigen wel benoembaar waren. WBC heeft daarop per e-mail van 24 juli 2019 laten weten dat de overige twee kandidaat-deskundigen evenmin benoembaar waren, maar dat een derde kandidaat-deskundige wel beschikbaar was. Verzoekster heeft tegen deze gang van zaken bezwaar gemaakt per e-mail van 12 juli 2019 en daarbij (onder meer) verzocht om wraking van de rechter.
2.3.
Verzoekster heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter blijk geeft van vooringenomenheid en partijdigheid. Ter onderbouwing heeft verzoekster aangevoerd dat de rechter in strijd heeft gehandeld met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen door na de eindbeschikking van 20 juni 2019 aan te sturen op de benoeming van een andere deskundige. Ook is de rechter daarmee buiten de grenzen van het geschil getreden en heeft zij gehandeld in strijd met haar lijdelijke rol. Van een kennelijke fout is in de beschikking van 20 juni 2019 geen sprake, aldus verzoekster. Evenmin heeft de rechter verzuimd om in de beschikking een beslissing te geven over een deel van het verzochte. Een herstelbeschikking zoals bedoeld in de artikelen 31 en 32 Rv is dus niet mogelijk, aldus verzoekster. Daar komt volgens verzoekster nog bij dat de beschikking van 20 juni 2019 een veel ruimere taakstelling voor de deskundigen bevat dan het verzoekschrift en de daaraan ten grondslag liggende statuten van de (voormalige) onderneming van verzoekster en WBC. Ook heeft de rechter specifiek aan WBC gevraagd of haar overige twee kandidaat-deskundigen wel benoembaar waren, aldus verzoekster. De rechter is kennelijk voornemens om een door WBC veroorzaakte fout ongevraagd te herstellen en geeft daarmee blijk van vooringenomenheid, nog steeds aldus verzoekster. Ter zitting concludeert verzoekster primair tot niet-ontvankelijk verklaring van haar verzoek, subsidiair handhaaft zij haar verzoek tot wraking.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer is geen appelinstantie. Een rechterlijke beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking, zelfs niet als die beslissing of de motivering daarvan onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of ontbreekt. Dit is alleen anders als de beslissing in het licht van alle omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing gaf.
3.3.
In de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 5396210 \ AZ VERZ 16-29 heeft de rechter een beslissing genomen die inhield dat elke partij één deskundige heeft mogen aanleveren. Na de benoeming van de twee deskundigen bij beschikking van 20 juni 2019 is gebleken dat de door WBC aangedragen deskundige de benoeming niet kon aanvaarden. De wrakingskamer overweegt dat daarmee een situatie is ontstaan die zich niet zonder meer door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering laat oplossen. Uit de e-mail van de griffier van 11 juli 2019 volgt dat de rechter vooral een praktische oplossing voor ogen heeft gehad. Wat hier ook van te zeggen valt; er blijkt niet zonder meer uit dat sprake is geweest van vooringenomenheid. Dit geldt te meer nu de rechter in haar vervolgbeschikking van
27 augustus 2019 heeft aangekondigd dat zij de thans ontstane situatie met partijen op een zitting wenst te bespreken en daartoe dan ook een mondelinge behandeling heeft bepaald. Dit alles maakt dat de wrakingskamer het verzoek, zowel wat betreft de primaire als subsidiaire strekking, zal afwijzen.
3.4.
De stelling dat de rechter in de beschikking van 20 juni 2019 volgens verzoekster van een te ruime taakstelling is uitgegaan levert evenmin een grond voor wraking op. De juistheid van deze rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
3.5.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen. Wat door verzoekster meer of anders is aangevoerd, leidt zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd niet tot een ander oordeel zodat verdere bespreking niet nodig is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
-
wijst afhet verzoek tot wraking;
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.F.M. Houbiers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.