ECLI:NL:RBGEL:2019:4569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
05/760062-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting door indienen van valse facturen bij Defensie

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De verdachte had twee valse facturen ingediend bij het Ministerie van Defensie om een voorschot te verkrijgen voor het volgen van een cursus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 9 september 2015 te Nieuw Milligen, gemeente Apeldoorn, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, het Ministerie van Defensie heeft bewogen tot de afgifte van geld door middel van listige kunstgrepen en vervalste documenten. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De militaire kamer heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan oplichting en heeft haar veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 50 uren met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de vastgestelde PTSS, en de omstandigheid dat het een oud feit betreft. De verdachte heeft het onterecht verkregen bedrag inmiddels terugbetaald aan Defensie. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de werkstraf, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling voor haar PTSS.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760062-17
Datum uitspraak : 17 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. T.H. ten Wolde, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2018, 26 november 2018 en 17 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 09 september 2015 te Nieuw Milligen, gemeente Apeldoorn,,
althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het uitbetalen van twee rekeningen, voor het volgen van een cursus van NEVI, door
een valse en/of vervalste rekening voor het lidmaatschap en/of voor een cursus van NEVI ter uitbetaling bij het Ministerie van Defensie in te dienen als zou zij, verdachte, deze cursus
van NEVI hebben gevolgd en/of deze rekeningen zelf zou hebben voldaan aan NEVI;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 09 september 2015 te Nieuw Milligen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
rekening van NEVI - Pursprective B.V. als ware het echt en onvervalst, door
via/middels declaratiesysteem DIDO van het Ministerie van Defensie een
declaratie in te dienen voor studiekosten met als bijlage voornoemde
valse/vervalste rekening.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [belanghebbende] , namens het Ministerie van Defensie, p. 13-14;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
op ofomstreeks 09 september 2015 te Nieuw Milligen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederlandmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor
listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het uitbetalen van twee rekeningen,
voor het volgen van een cursus van NEVI, door
een valse en/of vervalste rekening voor het lidmaatschap en
/ofvoor een cursus van NEVI ter uitbetaling bij het Ministerie van Defensie in te dienen als zou zij, verdachte,
deze cursus
van NEVI hebben gevolgd en/ofdeze rekeningen zelf
zouhebben voldaan aan NEVI.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Oplichting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 70 uren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling en indien nodig een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij verdachte PTSS is vastgesteld. Deze PTSS is dienst gerelateerd. De verdediging heeft verzocht om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast is het een oud feit, heeft verdachte het bedrag reeds terugbetaald aan defensie en is verdachte ontslagen door defensie. De verdediging heeft daarom verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. De verdediging heeft subsidiair verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen van 30 uren met een proeftijd van 1 jaar zonder reclasseringstoezicht.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 30 april 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 6 augustus 2018 en 25 april 2019;
- een monodisciplinair rapport van drs. [naam 1] , GZ-psycholoog, gedateerd 4 maart 2019.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft bij defensie twee valse dan wel vervalste facturen ingediend om zo een voorschot te krijgen op een tweetal rekeningen die zij moest betalen in verband met het volgen van een cursus. Verdachte heeft daarmee niet alleen het algemeen vertrouwen geschaad dat gesteld moet kunnen worden in bewijsstukken maar ook het in haar gestelde vertrouwen door defensie op een grove wijze geschaad. De militaire kamer rekent dat de verdachte zwaar aan. De militaire kamer is daarom van oordeel dat in beginsel een flinke werkstraf op zijn plaats is.
De militaire kamer neemt echter ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in haar beoordeling. Door een psycholoog is een rapportage over verdachte opgesteld. Hierin is te lezen dat verdachte gedurende een lange tijd bij defensie werkzaam is geweest en daarbij is uitgezonden naar oorlogsgebieden. Als gevolg daarvan is bij verdachte sprake van PTSS. In de periode van het ten laste gelegde is de PTSS niet behandeld en niet voldoende onderkend. Verdachte kreeg toestemming om een opleiding te volgen. Toen bleek dat zij deze facturen moest voorschieten en zij daar geen geld voor had, kwam er veel bij verdachte naar boven. Boosheid, geen gevoelens van angst kennen en niet worden geremd door haar geweten. Zij heeft daarom de facturen vervalst. Volgens de psycholoog past dit gedrag bij de uiting van de PTSS en kon verdachte door de PTSS de gevolgen van haar gedrag niet overzien. De psycholoog adviseert dan ook het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De militaire kamer neemt dit advies over.
In het reclasseringsrapport is te lezen dat verdachte inmiddels ziektebesef heeft en gemotiveerd is voor het ondergaan van een behandeling. De geboden behandeling heeft tot op heden onvoldoende effect gehad. Verdachte zal worden doorverwezen naar een intensievere behandeling via Centrum Sinaï voor de duur van 13 weken. Ter terechtzitting heeft de verdediging aangegeven dat deze behandeling mogelijk in augustus van dit jaar kan starten.
De militaire kamer neemt daarnaast ook mee in haar beoordeling dat het een oud feit betreft en dat verdachte reeds is ontslagen door defensie. Daar komt bij dat verdachte het ten onrechte gekregen bedrag inmiddels heeft terugbetaald aan defensie.
Gelet op al deze omstandigheden is de militaire kamer van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren, met een proeftijd van twee jaren. Een rechterlijk pardon, zoals is aangevoerd door de verdediging, is naar het oordeel van de militaire kamer niet passend gelet op de ernst van het feit.
De militaire kamer acht het daarnaast van belang dat verdachte een behandeling ondergaat voor haar PTSS. De militaire kamer verbindt dan ook aan deze voorwaardelijke werkstraf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling en indien dit nodig is een klinische behandeling voor de duur van 13 weken bij Centrum Sinaï.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
50 (vijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen;
 bepaalt, dat deze werkstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland te Enschede ( [adres] ) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich ambulant zal laten behandelen voor haar PTSS bij Centrum Sinaï of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt een klinische opname voor de duur van 13 weken bij Centrum Sinaï, of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering;
  • Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
  • Stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • Stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y. van Wezel, rechter, en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester 1e klasse [naam 2] van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, brigade Veluwe, afdeling recherche opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 16-001518 gesloten op 13 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.