ECLI:NL:RBGEL:2019:449

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
05/881024-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een voorbijganger tijdens Oud en Nieuw in Bemmel

Op 5 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 januari 2018 in Bemmel, waar de verdachte samen met mededaders een voorbijganger zwaar heeft mishandeld. De aangever, die met zijn vrouw en autistische zoontje op weg naar huis was na festiviteiten, werd door een groep jongens belaagd nadat zij vuurwerk naar hen hadden gegooid. Toen de aangever de jongens aansprak, werd hij door hen zwaar mishandeld, wat resulteerde in meerdere breuken in de oogkas, een luxatie aan de pink en gekneusde ribben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig was aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 1.837,- toegewezen kreeg, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881024-18
Datum uitspraak : 5 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
9 oktober 2018, 4 januari 2019 en 22 januari 2019

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Bemmel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere):
- meerdere breuken in de linker oogkas (orbitabodem en/of orbitawand) met daarbij een forse bloeduitstorting en/of een barst wond regio linker wenkbrauw en/of
- een luxatie aan de linker pink en/of
- gekneusde ribben, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk (met kracht):
- een kopstoot te geven en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Bemmel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, (met kracht) die [slachtoffer] :
- een kopstoot heeft gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Bemmel, althans in Nederland, met een ander of anderen, openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de van Nispenlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, geven van een kopstoot en/of slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of het vasthouden van die [slachtoffer] (terwijl zijn mededader(s) die [slachtoffer] schopten en/of sloegen).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever, in vereniging gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte één van de personen is die aangever hebben mishandeld en heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat van zwaar lichamelijk letsel geen sprake is.
Beoordeling door de rechtbank
De aangifte
Aangever [slachtoffer] is in de nacht van 1 januari 2018 met zijn vrouw en zoon op weg naar huis als er door drie jongens zwaar vuurwerk naar hen wordt gegooid. Aangever spreekt deze jongens daarop aan. Eén van de jongens – die aanzienlijker groter was dan aangever – liep naar hem toe en de jongen kwam met zijn borst tegen aangever aan staan. Aangever is zelf 1.72 meter. De jongen gaf hem een kopstoot. Voordat hij het wist, lag hij op de grond en lagen de drie jongens op hem. Hij werd door de lange jongen vastgehouden en de twee andere jongens hebben hem geslagen en geschopt. De lange jongen heeft ook geslagen. Op een gegeven moment is hij bewusteloos geraakt. Hij is ongeveer 10 minuten buiten westen geweest. [2]
Aangever geeft van de drie bij de mishandeling betrokken mannelijke personen het volgende signalement:
Dader 1: ongeveer 190 cm, donkere jas met capuchon, donkere broek, zwarte rugtas, rond de 20 jaar, slungelig postuur.
Dader 2: ongeveer 17 jaar, fel oranje gewatteerde jas half lang met capuchon (ski jas/ gestikte blokjes), donker haar, getinte huidskleur vermoedelijk Marokkaan ook te horen aan hoe hij sprak, donkere broek, donkere schoenen, ongeveer 168/172 cm, normaal postuur.
Dader 3: donkere kleding, donkere haren, ongeveer 18/22 jaar, ongeveer 175/180 cm, in het zwart gekleed, normaal postuur, donker haar. [3]
[getuige 1] – vrouw van [slachtoffer] – heeft verklaard dat de drie jongens haar man schopten en sloegen, ook toen hij op de grond lag. Na de mishandeling zat haar man helemaal onder het bloed en was enige tijd niet meer aanspreekbaar. Eén van de drie daders droeg een gewatteerde oranje jas met capuchon, was ongeveer 170 cm of iets kleiner, had donker haar en donkere ogen en een gaaf gezicht. Een van de andere daders was ongeveer 1.90 meter lang met lange benen en maakte een slungelige indruk. [4]
Naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer] is door de politie een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de identiteit van de daders. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of [medeverdachte] bij de mishandeling van [slachtoffer] betrokken was.
Betrokkenheid [medeverdachte]
Verbalisant [naam 1] heeft verklaard dat zij bij het signalement van één van de daders direct aansloeg op [medeverdachte] uit Bemmel, omdat hij zeker 190 cm lang is en een slungelig postuur heeft. [5]
[medeverdachte] wordt ook wel de [bijnaam 1] , [bijnaam 1] of [bijnaam 1] genoemd. Verdachte wordt regelmatig aangeduid met de bijnaam ‘ [bijnaam 2] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ of [bijnaam 2] ’. [6]
Op dinsdag 27 februari 2018 is aandacht besteed aan de onderhavige zaak in het programma Opsporing Verzocht. Mede naar aanleiding van deze uitzending worden er diverse telefoons getapt en worden gesprekken opgenomen.
In een gesprek op 28 februari 2018 tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wordt het volgende gezegd:

[betrokkene 2]: Ik zag echt wel dat het [bijnaam 1] was man.
[betrokkene 1]: Ja maar [bijnaam 2] niet weet je en dat vindt ik kut.
[betrokkene 2]: zag je die jas die hij aan had tijdens de reconstructie, die oranje jas.
[betrokkene 1]: Ja, hahahaha, ja precies toch en eerst een rotje geroken op dat bankje.’ [7]
Op 1 maart 2018 vindt er een gesprek tussen [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] plaats. Zij zeggen het volgende:

[betrokkene 4]: Ik heb gehoord hoe het is gegaan. Diegene, hij dus, heeft het mij zelf tegen mij gezegd hoe het is gegaan en hij zei ook, weet je wat het is zei die. Die gozer is zo’n kankerkneus zie die. Je snapt toch zelf wel dat wij nie vuurwerk naar een blaag gaan gooien. Hij zei ‘wij gooien vuurwerk en ineens “hee stelletje kneuzen”.
[betrokkene 5]: Zo is hij echt die vent hoor.
[betrokkene 4]: Zo hij ie, en toen had [medeverdachte] gezegd, en dat klopt, dat zie je wel gister, “wat moet jij nou”. Waarom zegt hij ineens wat moet jij nou. Dus hij, hij kwam meteen op me aflopen en ik zal je zeggen ik kreeg de eerste klap gelijk in mijn gezicht.
[betrokkene 5]: Ja daar zie ik ‘m voor aan.
[betrokkene 4]: Hij had ook zo’n een blauw oog toen en ja hij zei, toen was het vechten en vechten en dan hoor je die vrouw heeft 1 van de jongens eraf getrokken. Dat is dikke lul want hun waren aan het vechten.
[betrokkene 5]: En toen ging die man op uh [medeverdachte] .
[betrokkene 4]: Op [medeverdachte] . Nee, nee die vrouw die……aan hem dus hij is onderuit geflikkert en die kerel is bovenop hem gegaan en die zat zo op hem en toen is [bijnaam 2] aan komen rennen en die heeft hem een trap in zijn gezicht gegeven en toen is ie eraf gerol en hij zei, toen heb ik hem zelfs op laten staan en toen heb ik hem alsnog boem 1, 2 en hij zei die derde boem en hij zei bam hij lag neer en toe zij we ook gelijk met z’n allen weggegaan.’ [8]
[medeverdachte] bespreekt op 1 maart 2018 in een cafetaria de beelden uit Opsporing Verzocht. Daarbij wordt het volgende gezegd:
[medeverdachte] : “Als ik hier loop. Iedereen herkent mij. Ik ben public enemy nummero 1 maat.’
[betrokkene 6] : ‘Je hebt geluk dat je niet hier was. Ze hebben het hier op tv gedaan. (…) Joel riep meteen ‘ja dat is [medeverdachte] gewoon hardop. Iedereen hoorde het.’
(…)
[medeverdachte] : ‘Heb je het gezien? (…) Opsporing verzocht?’
[betrokkene 7] : ‘Ja lijp joh. Jouw zie je gewoon lopen met je….. [bijnaam 2] en [naam 2] zie je helemaal niet.’
(…)
[medeverdachte] : Goh [bijnaam 1] komt 1 keer op het nieuws komt ie gelijk met 2 zaken op opsporing verzocht.’
(…)
[betrokkene 4] : ‘Je staat er echt kanker goed op he.’
(…)
Verdachte: ‘Alles wordt wel heel sneu gebracht. (…) Tuurlijk met alles, autistisch kind dit dat terwijl het helemaal niet zo sneu is gegaan allemaal.’
(…)
[betrokkene 4] : ‘Ze kunnen dat toch niet hardmaken?’
[medeverdachte] : ‘Misschien kunnen ze mij wel hard maken zij mij hard voor… dan is die zaak gesloten, dan maken ze me hard voor tien maanden voor mishandeling. Ik heb ook tegen hem gezegd. De graagste man die ze willen, ik onderschatten hem, [bijnaam 2] die lult jonge, ik heb hem alles vaak zat al verteld weet je dat hij echt niet zo moet denken van, doe maar zwijgrecht, komt alles goed. Want die jongen, die duiken op hem maat. Want ze weten, hij is altijd in de buurt, hij weet alles ik kan hem leeg maat met jaren celstraf. Maar ik heb hem goed, goed gesproken. Ik heb het zo vaak doorgesproken, dat hij er helemaal gek van werd’.
Verdachte: ‘Ik weet precies jonge, ik ga niet eens over mezelf antwoorden. (…) Als ik mag zwijgen waarom zou ik dan niet zwijgen.’ [9]
Op de telefoon van [getuige 2] treft de politie een filmpje aan van een man met bloed op zijn gezicht, een bloedend wondje op zijn rechterhand en bloed op zijn beschadigde shirt. Deze man in het filmpje wordt door de verbalisant [naam 3] herkend als [medeverdachte] . Dit filmpje is op de telefoon van [getuige 2] opgeslagen op 1 januari 2018 om 02.38 uur. In de telefoon staat een screenshot van 1 januari 2018 rond 03.00 uur van een persbericht over de zware mishandeling in de nacht van oud en nieuw in Bemmel. [10]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het filmpje op zijn telefoon gaat over de mishandeling in Bemmel en dat [medeverdachte] er op te zien is. [medeverdachte] heeft hem over de app verteld dat hij had gevochten in Bemmel en dat het uit de hand was gelopen. [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] schrok van de uitzending van Opsporing verzocht, omdat hij zijn kop in beeld had gezien. [11]
[medeverdachte] appt tussen 1 januari 2018 om 06:28 uur en 2 januari 2018 om 03:09 uur aan [betrokkene 8]
dat hij een fitti [12] heeft gehad en ongeslagen is, dat het 3 tegen 1 was, dat hij ook overal bloed heeft en dat de anderen in een heli en ambu zijn weggegaan. [13]
Tussenconclusie
Uit de voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] één van de daders is van de mishandeling van [slachtoffer] op 1 januari 2018 in Bemmel en wel de dader die door aangever wordt omschreven als dader 1.
Betrokkenheid van verdachte
De volgende vraag die de rechtbank zal beantwoorden is of verdachte betrokken was bij de mishandeling van [slachtoffer] .
Uit de hierboven beschreven camerabeelden van het gesprek van 1 maart 2018 in een cafetaria blijkt dat [medeverdachte] en verdachte elkaar kennen en met anderen de uitzending van Opsporing Verzocht bespreken. Daarbij wordt ook gesproken over de betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling:
[betrokkene 7] : ‘Jouw zie je gewoon lopen met je….. [bijnaam 2] en [naam 2] zie je helemaal niet.’ [14]
(…)
[medeverdachte] : ‘ [bijnaam 2] die lult jonge, ik heb hem alles vaak zat al verteld weet je dat hij echt niet zo moet denken van, doe maar zwijgrecht, komt alles goed. Want die jongen, die duiken op hem maat.’
Verdachte: ‘Ik weet precies jonge, ik ga niet eens over mezelf antwoorden.’ [15]
Eigen wetenschap van de verdachte over de mishandeling van [slachtoffer] blijkt als verdachte zegt in het gesprek: ‘Alles wordt wel heel sneu gebracht. (…) Tuurlijk met alles, autistisch kind dit dat terwijl het helemaal niet zo sneu is gegaan allemaal.’ [16]
Het gesprek tussen [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] op 1 maart 2018 in de cafetaria bevat aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling:
‘ [betrokkene 4] : (…) hij is onderuit geflikkert en die kerel is bovenop hem gegaan en die zat zo op hem en toen is [bijnaam 2] aan komen rennen en die heeft hem een trap in zijn gezicht gegeven en toen is ie eraf gerol en hij zei, toen heb ik hem zelfs op laten staan en toen heb ik hem alsnog boem 1, 2 en hij zei die derde boem en hij zei bam hij lag neer en toe zij we ook gelijk met z’n allen weggegaan.’ [17]
Ook het gesprek van 28 februari 2018 tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bevat verwijzingen naar verdachte:

[betrokkene 2]: Ik zag echt wel dat het [bijnaam 1] was man.
[betrokkene 1]: Ja maar [bijnaam 2] niet weet je en dat vindt ik kut.
[betrokkene 2]: zag je die jas die hij aan had tijdens de reconstructie, die oranje jas.
[betrokkene 1]: Ja, hahahaha, ja precies toch en eerst een rotje geroken op dat bankje. (…)
:Weet je wat ik zuur vindt, het is wel weer [bijnaam 1] die bekend is eigenlijk moeten ze die [bijnaam 2] een keer pakken weet je. ’ [18]
Naar aanleiding van getapte telefoongesprekken wordt getuige [getuige 2] door de politie verhoord. Volgens [getuige 2] heeft [medeverdachte] hem verteld dat [bijnaam 2] bij de mishandeling betrokken is. [19] Met [bijnaam 2] bedoelt hij [verdachte] , die in Bemmel woont. [20]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij van [getuige 2] heeft gehoord dat [medeverdachte] en verdachte betrokken waren bij de vechtpartij. [21]
De oranje jas
Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [getuige 1] blijkt dat één van de daders een fel oranje gewatteerde jas met capuchon droeg tijdens de mishandeling van [slachtoffer] .
De eigenaresse van een cafetaria in Bemmel heeft op 5 januari 2018 bij de politie gemeld dat zij overlast ervaart van een groep jongeren waartoe behoort een kleine jongen met een fel gekleurde oranje jas. [22] Op camerabeelden van de cafetaria zien de verbalisanten dat op 9 januari 2018 rond 21.20 uur [medeverdachte] , verdachte en nog een derde persoon binnenkomen. De eigenaresse van de cafetaria wijst verdachte aan als de kleine jongen die eerder een oranje jas droeg. [23]
[getuige 4] verklaart bij de politie dat haar buurjongen, verdachte, een oranje jas heeft en dat hij deze jas al een tijdje niet meer aan had. [24]
In het op de telefoon van [betrokkene 8] aangetroffen Whats-app gesprek tussen haar en [medeverdachte] tussen 1 januari 2018 06:28 uur en 2 januari 2018 03:09 uur appt [medeverdachte] aan [betrokkene 8]
dat hij zich niet veilig voelt naast de mandarijn/ sinaasappel. [25]
[betrokkene 8] antwoordt dat het heel gevaarlijk kan zijn en dat het gevaar oranje is. [26]
Tussenconclusie betrokkenheid van verdachte
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte betrokken is bij de mishandeling van [slachtoffer] op 1 januari 2018.
[slachtoffer] en zijn vrouw [getuige 1] hebben verklaard dat een van de daders een oranje jas had. Meerdere getuigen, zoals de eigenaresse van de cafetaria en [getuige 4] , verklaren dat verdachte in het bezit is geweest van een oranje jas. Uit het WhatsAppgesprek van kort na de mishandeling tussen medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene 8] , welk gesprek naar het oordeel van de rechtbank gaat over de onderhavige mishandeling, volgt dat [medeverdachte] aan verdachte refereert met mandarijn/ sinaasappel en dat [betrokkene 8] zegt dat oranje het gevaar is.
Ook uit de in de cafetaria opgenomen gesprekken blijkt, in onderling samenhang bezien, dat verdachte betrokken is geweest bij de onderhavige mishandeling. Zo beschrijft [betrokkene 4] dat hij heeft gehoord dat verdachte kwam aanrennen en aangever een trap in zijn gezicht gaf en verklaart [betrokkene 1] dat hij het jammer vindt dat op de beelden van Opsporing Verzocht alleen [medeverdachte] duidelijk herkenbaar is en verdachte niet.
Verder blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij van [medeverdachte] heeft gehoord dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling. De rechtbank vindt de verklaring van getuige [getuige 2] alhoewel het een de auditu-verklaring betreft, wel degelijk bruikbaar als bewijs. Wat [getuige 2] verklaart, heeft hij immers direct gehoord van [medeverdachte] , die door de rechtbank wordt gezien als één van de mededaders. Bovendien heeft [getuige 3] verklaard dat zij van [getuige 2] heeft gehoord dat [medeverdachte] en verdachte betrokken waren bij de vechtpartij.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [slachtoffer] .
De rechtbank zal tot slot de vraag moeten beantwoorden of het letsel dat is toegebracht aan [slachtoffer] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Het letsel van aangever bestaat uit meerdere breuken in de linker oogkas (orbitabodem en/of orbitawand) met daarbij een forse bloeduitstorting bij linkeroog, linkerwang, voorhoofd, neusrug en linkerslaap. Ook is er een barstwond in de regio linker wenkbrauw, zijn er matige oppervlakkige schaafverwondingen aan de linker handrug en is er sprake van een luxatie van de linker pink. Het litteken van de hechtwond in de regio van de linker wenkbrauw zal blijvend zijn. De huisarts heeft geconstateerd dat [slachtoffer] een aantal gekneusde ribben heeft.
Er hebben regelmatig oogheelkundige controles plaatsgevonden met betrekking tot het evalueren van de linkeroogfunctie. De linker oogfunctie blijkt zich nagenoeg restloos hersteld te hebben.
De forensisch arts concludeert dat nu er meerdere botbreuken zijn geconstateerd de mechanische impact op het hoofd zwaar moet zijn geweest. [27]
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend. De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Op grond van de letselverklaring staat vast dat [slachtoffer] als gevolg van de mishandeling door verdachte en zijn mededaders meerdere breuken van de oogkas heeft opgelopen, alsmede bloeduitstortingen in het gezicht en een barstwond bij zijn linker wenkbrauw. Het letsel was direct uitwendig zichtbaar. Aangever is enige tijd buiten bewustzijn geweest.
Breuken van de oogkas zijn naar hun aard letsels waarvan de genezing doorgaans enige tijd in beslag neemt. Volgens aangever heeft hij als gevolg van de mishandeling zeven weken niet kunnen werken.
De aard van het letsel, met name de breuken van de oogkas, alsmede de omstandigheden waaronder het letsel is toegebracht zoals hiervoor omschreven, maakt dat de rechtbank het letsel als zwaar lichamelijk letsel aanmerkt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 januari 2018 te Bemmel tezamen en in vereniging met anderen aangever [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij op
of omstreeks1 januari 2018 te Bemmel
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere):
- meerdere breuken in de linker oogkas (orbitabodem en/of orbitawand) met daarbij een forse bloeduitstorting en
/ofeen barstwond regio linker wenkbrauw
en
/of -een luxatie aan de linker pink en
/of -gekneusde ribben,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk (met kracht):
- een kopstoot te geven en
/of
- meermalen
, althans eenmaalop/tegen het hoofd en
/ofhet lichaam te slaan/stompen en
/of
- meermalen
, althans eenmaalop/tegen het hoofd en
/ofhet lichaam te schoppen/trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte al zwaar is gestraft doordat hij al (te) lang in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook het feit dat aangever zich niet onbetuigd heeft gelaten is een factor die mee moet wegen, aldus de raadsman. De eis van de officier van justitie is volgens de raadsman disproportioneel en doet geen recht aan vergelijkbare uitspraken in den lande. Al met al heeft de raadsman oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit met daarnaast een geheel voorwaardelijke straf met een proeftijd van 2 jaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 augustus 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 28 december 2018;
- een rapport van [naam 4] , klinisch psycholoog, gedateerd 30 oktober 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit. Hij heeft samen met de mededaders een voorbijganger, die een opmerking maakte toen er zwaar vuurwerk naar hem en zijn gezin was gegooid, zwaar mishandeld. Aangever [slachtoffer] is daarbij meermalen met kracht in het gezicht gestompt en geschopt en wel zo hard dat [slachtoffer] bewusteloos is geraakt. Later zijn onder andere meerdere breuken van de oogkas vastgesteld.
Verdachte en zijn mededaders hebben daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast het ernstige lichamelijke letsel dat het slachtoffer hierbij heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Het gaat bovendien om een ernstig geweldsdelict dat niet alleen voor het slachtoffer en zijn naasten, maar ook voor de samenleving schokkend is en tot gevoelens van onrust en onveiligheid leidt.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering. Gelet op de ontkenning van verdachte kan de reclassering geen inschatting maken van het recidiverisico. Verdachte heeft momenteel geen zinvolle dagbesteding en heeft beperkte werkervaring, waardoor hij matig bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt. Financieel gezien is hij volledig afhankelijk van zijn moeder en moet hij samen met zijn moeder rondkomen van haar uitkering. Verdachte heeft ook meerdere schulden vanwege achterstallige betalingen. Verder heeft de reclassering zorgen over het sociale netwerk van verdachte waaronder de medeverdachten. Tijdens preventieve hechtenis is verdachte teruggevallen in cannabisgebruik en scoorde hij positief op het gebruik hiervan. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek. De psycholoog ziet geen aanwijzingen voor beperkingen in de intelligentie en geen beperkingen die samen kunnen hangen met een ontwikkelingsstoornis.
Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de geldende oriëntatiepunten en de straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank rekent het verdachte echter zwaar aan dat hij met Oud en Nieuw samen met zijn mededaders uit het niets een toevallige voorbijganger midden op straat heeft mishandeld en dat zijn vrouw en zijn autistische zoon hiervan getuigen waren. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Gelet op de ernst van het feit, in samenhang met de persoonlijke omstandigheden van verdachte,
is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet
aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden, voorwaardelijk op te leggen teneinde
verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het
voorwaardelijk deel van de straf zal een proeftijd worden verbonden voor de duur van drie jaar.
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het rapport van de reclassering zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden als genoemd in het reclasseringsrapport.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 741,-- aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,-- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het materiële deel van de gevorderde schadevergoeding heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing. Ten aanzien van het immateriële deel van de gevorderde schadevergoeding heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is, nu verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het materiële deel afgewezen dan wel gematigd moet worden. Volgens de verdediging is niet voldoende inzichtelijk gemaakt wat de kosten zijn van de kapotte kleding en daarbij lijkt de benadeelde partij te zijn uitgegaan van nieuwwaarde en niet van vervangingswaarde.
Voor wat betreft de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden, dan wel aanzienlijk gematigd dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde feit materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 587,--. De rechtbank ziet aanleiding af te wijken van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 751,--, nu de benadeelde partij bij het bepalen van de omvang van haar schade ten onrechte lijkt te zijn uitgegaan van de aanschafwaarde van de te vervangen zaken en niet van de vervangingswaarde, zoals te doen gebruikelijk. De rechtbank heeft daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruik gemaakt en de waarde van de jeans, jas, trui en blouse geschat op in totaal € 150,--. De overige gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd en toewijsbaar, zodat de rechtbank derhalve een bedrag van € 587,-- toewijst. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Daarnaast wordt er door de benadeelde partij een bedrag van € 2.500,-- aan immateriële schadevergoeding gevorderd. De benadeelde partij heeft daarover verklaard dat hij als gevolg van de mishandeling veel pijn heeft gehad; het heeft hem bang gemaakt en het gevoel van een veilige woonomgeving is volledig verdwenen.
De rechtbank houdt bij het begroten van de immateriële schade rekening met deze omstandigheden. Anderzijds dient de rechtbank ook rekening te houden met de bedragen die in vergelijkbare zaken aan schadevergoeding zijn toegekend. De rechtbank ziet, alles overwegende, aanleiding de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 1.250,-.
De verdachte is voor de schade − naar burgerlijk recht − aansprakelijk. De vordering dient tot een bedrag van 1.837,- te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan hem, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte hoofdelijk met zijn mededaders aansprakelijk is voor de toegewezen vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3 (drie) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich
uiterlijk binnen 5 dagenna het ingaan van de proeftijd zal melden bij de
Reclassering Nederland, [adres] (telefoonnummer [telefoonnummer] ) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- wordt verplicht mee te werken aan diagnostiek en mogelijk voortvloeiende behandeling bij forensisch polikliniek Jan Arends, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Tevens zal hij meewerken aan ambulante begeleiding op de praktische leefgebieden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.837,-,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
● legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.837,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 28 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. Y. Cenik rechters, in tegenwoordigheid van E. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PLON4R018002, gesloten op 17 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 68 -70.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 68 -70.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 98 – 101.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 172 – 178.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 189 en 190.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191 – 193.
9.Proces-verbaal van bevindingen [naam 6] , p. 201-208.
10.Proces-verbaal van onderzoek telefoon [getuige 2] , p. 247 en 248.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 302.
12.Uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 373 volgt dat “fitti” volgens het straatwoordenboek ruzie betekent.
13.Proces-verbaal van bevindingen Iphone 5s [betrokkene 8] maart 2018, p. 372 - 384.
14.Proces-verbaal van bevindingen [naam 6] , p. 201 -2018.
15.Proces-verbaal van bevindingen [naam 6] , p. 201-208.
16.Proces-verbaal van bevindingen [naam 6] , p. 201 – 208.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191 - 193.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 189 en 190.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 302.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 238.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 261.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 145 en 146.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 125 en 126.
25.Proces-verbaal van bevindingen Iphone 5s [betrokkene 8] maart 2018, p. 372 - 384.
26.Proces-verbaal van bevindingen Iphone 5s [betrokkene 8] maart 2018, p. 372 - 384.
27.Geneeskundige verklaring, p. 94 - 97.