Uitspraak
1.De procedure
2.Het verzoek en het verweer
€ PM
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 oktober 2019 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen Stichting Achmea Rechtsbijstand en Ryanair DAC. Achmea vorderde betaling van een bedrag van € 1.181,50 van Ryanair, dat voortvloeide uit compensatie voor passagiers die een vertraging van meer dan vijf uur hadden opgelopen tijdens een vlucht van Düsseldorf naar Londen op 3 augustus 2017. Achmea stelde dat de passagiers hun vorderingen rechtsgeldig aan haar hadden gecedeerd, maar Ryanair voerde aan dat er een cessieverbod in de algemene voorwaarden was opgenomen, waardoor de vorderingen niet rechtsgeldig konden worden overgedragen.
De kantonrechter oordeelde dat de Europese procedure voor geringe vorderingen van toepassing was, aangezien de vordering onder de grens van € 5.000,00 viel en beide partijen in lidstaten van de EU gevestigd waren. De rechter onderzocht vervolgens het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair en kwam tot de voorlopige conclusie dat dit beding onredelijk bezwarend was voor de passagiers. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat het cessieverbod de passagiers belemmerde in hun recht om hun vordering over te dragen aan een derde partij, zoals een claimorganisatie, en dat dit in strijd was met de goede trouw.
De kantonrechter stelde Ryanair in de gelegenheid om zich uit te laten over dit voorlopige oordeel en hield verdere beslissingen aan. De zaak illustreert de spanningen tussen consumentenrechten en de voorwaarden die luchtvaartmaatschappijen hanteren, en de noodzaak voor rechters om te toetsen of dergelijke voorwaarden in overeenstemming zijn met de bescherming van consumenten.