ECLI:NL:RBGEL:2019:4470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
05/881218-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en poging tot afpersing tijdens woningoverval met vuurwapen

Op 7 oktober 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 33-jarige man uit Deventer en een 22-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van zes jaar voor hun rol in een gewapende woningoverval op een echtpaar van 68 en 70 jaar oud in Zutphen op 8 juli 2018. Tijdens de overval werd het echtpaar bedreigd en werd er op de man geschoten, waardoor hij gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten, waaronder DNA- en dactyloscopische sporen. De rechtbank kwalificeerde de feiten als medeplegen van poging tot doodslag en poging tot afpersing, waarbij de verdachten ook verplicht werden tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, wat leidde tot de opgelegde gevangenisstraf van zes jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881218-18
Datum uitspraak : 7 oktober 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Arnhem.
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 september 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 08 juli 2018 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal met geweld (in vereniging) of een poging tot afpersing (in vereniging) van een hoeveelheid geld(geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ),
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 juli 2018 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning (gelegen aan de [adres] ), ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (te weten de echtgenote van die [slachtoffer 1] ), in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (te weten de echtgenote van die [slachtoffer 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)),
welke poging tot diefstal werd voorafgaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/heeft, zijn/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-geheel in het zwart gekleed en/of met (een) bivakmuts(en) en/of een (zwart) petje op, althans met bedekt gelaat, de woning van die [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of binnengelopen en/of
-die [slachtoffer 1] met een (hard) voorwerp tegen het gezicht/hoofd en/of elders op het lichaam geslagen en/of met die [slachtoffer 1] in een worsteling geraakt en/of
-die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam geschopt/getrapt en/of
-meermalen, althans eenmaal, (op dreigende/intimiderende toon) geroepen/ geschreeuwd(zakelijk weergegeven): "Geld, geld" en/of "Dit is een overval" en/of
-een vuurwapen(met geluidsdemper)op die [slachtoffer 1] gericht en/of aan die [slachtoffer 1] getoond en/of
-met voornoemd vuurwapen (een of meermalen) op het (onder) lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 juli 2018 zijn twee personen de woonwagen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Zutphen binnengedrongen. [slachtoffer 1] is met een vuurwapen beschoten en in zijn onderrug geraakt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De aangetroffen sporen van verdachte impliceren nog geen daderschap omdat niet kan worden bepaald wanneer de sporen op de voorwerpen zijn achtergebleven. De verklaring van verdachte met betrekking tot de sporen kan niet als volstrekt onwaarschijnlijk terzijde worden geschoven.
Beoordeling door de rechtbank
Poging tot diefstal of poging tot afpersing
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de twee daders bivakmutsen droegen. [3] De eerste dader die de woonwagen in kwam heeft [slachtoffer 1] een aantal klappen gegeven met een sok of tas met iets hards erin. [4] Er werd geroepen: “Geld, waar is het geld” [5] en iets van: “Geld, geld, dit is een overval” [6] , maar er is geen geld meegenomen. [7]
De rechtbank kwalificeert het bovenstaande als een poging tot afpersing.
Poging tot doodslag
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de gang van de woonwagen is beschoten door een persoon die bij de ingang van de wagen stond. [8] De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] zich op korte afstand van de schutter bevond.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar het letsel van [slachtoffer 1] . Er was sprake van één doorschotverwonding, met een perforatie aan de rechter bil en een grotere huidperforatie aan de rug (juist rechts van de wervelkolom). De rapporteur heeft geconcludeerd dat de schotverwonding inwendige schade heeft veroorzaakt, maar dat de kans op een direct intredende ernstige of dodelijke complicaties klein was. Er hadden echter ernstige of dodelijke letsels kunnen worden veroorzaakt indien nabijgelegen inwendige organen waren betrokken, zoals bloedvaten en buikorganen. [9] De rechtbank overweegt dat de kans dat [slachtoffer 1] zou zijn overleden dus reëel en niet onwaarschijnlijk was.
Door van korte afstand op het onderlichaam van [slachtoffer 1] te schieten, heeft de schutter naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden als gevolg van ernstige verwondingen.
Medeplegen en opzet van de daders
Twee daders zijn de woonwagen binnen gegaan, in het zwart gekleed en met bivakmutsen op. Verder hadden ze een tas bij zich, naar de rechtbank aanneemt voor de verwachte buit, en had een van de daders een wapen bij zich. Een derde dader bleef in de vluchtauto en toeterde op een gegeven moment, waarna de twee anderen naar buiten kwamen. [10] Een en ander heeft de uiterlijke verschijningsvorm van een in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde overval, die vooraf is gepland. Het meenemen van een wapen, in dit geval met een demper [11] , bij een woningoverval impliceert naar het oordeel van de rechtbank ook het eventuele gebruik van dat wapen. Elk van de daders moet daarvan weet hebben gehad, zodat van meet af aan bij ieder sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op vuurwapengebruik en dus op levensberoving. Het gebruik van het vuurwapen zoals dat heeft plaatsgevonden kan dan ook aan beide daders worden toegerekend.
De betrokkenheid van verdachte
- De aanwezigheid van DNA en een dactyloscopisch spoor
Bij de voordeur van de woonwagen is een petje gevonden [12] , dat volgens [slachtoffer 1] van een van de daders was. [13]
Het NFI heeft een bemonstering van een bloedspoor op de binnenrand van de pet onderzocht. Er is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Het DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer 1] en verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en verdachte dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende persoon. [14]
In de woonwagen is ook een grijs/witte tas van IKEA aangetroffen. [15] [slachtoffer 1] heeft verklaard die tas niet eerder bij hen binnen te hebben gezien. [16] Ook [slachtoffer 2] herkent de tas niet [17] en deze is ook niet van de kleinkinderen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [18]
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen op de tas. Op de buitenzijde van de tas is een handpalmafdruk gevonden. Onderzoek heeft geleid tot individualisatie op verdachte. Er is een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd en onverklaarbare dactyloscopische verschillen zijn afwezig. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van verdachte afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [19]
Het NFI heeft verder op de hengsels van de tas een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen aangetroffen. Het DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer 1] , [medeverdachte] en minimaal twee andere personen. De rapporteur heeft geconcludeerd dat dit DNA-mengproflel meer dan een miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] , [medeverdachte] en twee willekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en drie willekeurige onbekende personen. [20]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat er DNA van verdachte op de binnenrand van de pet is aangetroffen. Ook is er een dactyloscopisch spoor van verdachte op de tas gevonden. Beide voorwerpen zijn door de daders meegenomen naar de woonwagen en daar achtergebleven.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van verdachte over het uitlenen en weggeven van petjes en het gebruik van een big shopper door zijn schoonmoeder te weinig concreet. Ook uit de verhoren die naar aanleiding van deze verklaring zijn gehouden, volgt niet dat specifiek de bij de woonwagen gevonden pet en tas door verdachte zijn uitgeleend of weggegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de combinatie van de van verdachte afkomstige sporen op de pet en de tas, op welke tas tevens DNA van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen, erop duidt dat verdachte op 8 juli 2018 bij/in de woonwagen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geweest.
- De OVC-gesprekken
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn detentie gesprekken gevoerd met bezoekers die hij ontving in de penitentiaire inrichting. Op 13 februari 2019 vond het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte] en bezoeker [getuige] :
“ [medeverdachte] :
Die tas daar hebben we daar laten liggen
[getuige] :
Maar hij zei die andere zit ook vast
(…)
[medeverdachte] :
Zit hij ook vast?
[getuige] :
Nee, hij zei tegen mij ‘die andere zit vast’.
[medeverdachte] :
Ja
[getuige] :
Die 33 jarige man
[medeverdachte] :
Die, onze zaak.
[getuige] :
Ja
[medeverdachte] :
Ja, ja, ja maar ik weet niet hoe oud die is, snap je. Misschien is iemand die die tas heeft vastgehouden ofzo, snap je?
[getuige] :
Ja, maar dan had hij dat niet gezegd.
[medeverdachte] :
Nee, is vast die andere jongen die mee is gegaan. Maar hij zag er niet uit als 33 gewoon, maar blijkbaar is hij dus 33. Maar ik weet hij praat toch niet. Niemand praat in deze zaak
[getuige] :
Is belangrijk.” [21]
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 12 februari 2019 is aangehouden en dat hij op dat moment 33 jaar oud was. [22]
Conclusie van de rechtbank
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het aangetroffen DNA van verdachte op de binnenrand van de pet, het aangetroffen dactyloscopische spoor van verdachte op de tas, op welke tas bovendien DNA van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen, en de uitlating van [medeverdachte] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primaire feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 juli 2018 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk
[slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet
meermalen, althans eenmaal,met een vuurwapen op het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vooromschreven poging tot doodslag werd
gevolgd,vergezeld
en/of voorafgegaanvan enig strafbaar feit, te weten
een poging tot diefstal met geweld (in vereniging) ofeen poging tot afpersing (in vereniging) van een hoeveelheid geld (geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ),
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden,gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft met zijn mededader een overval gepleegd op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , destijds 70 jaar respectievelijk 68 jaar oud. Zij werden plotseling geconfronteerd met twee mannen die hun woonwagen binnenkwamen, om geld schreeuwden, geweld tegen [slachtoffer 1] gebruikten en hem ook beschoten. Een dergelijke overval is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring, waar zij nog jarenlang last van hebben, zeker als de overval plaatsvindt in de eigen woning, de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beschreven welke enorme impact de overval op hun leven heeft gehad. De gevolgen zijn zowel lichamelijk als psychisch zeer fors. [slachtoffer 1] krijgt nog morfinepleisters ter bestrijding van de voor hem ondraaglijke pijn en het is nog maar de vraag of hij volledig zal genezen.
Verdachte is eerder veroordeeld wegens belediging, bedreiging en openlijk geweld. De
rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De reclassering heeft op 23 mei 2019 een rapport over verdachte uitgebracht. Kijkend naar de verdenking, de delictgeschiedenis en eerdere ervaringen met de reclassering kan worden gesteld dat het psychosociaal functioneren, het sociale netwerk en de houding van verdachte risicofactoren zijn voor delictgedrag in de toekomst. Verdachte lijkt weloverwogen keuzes te maken. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Toezicht is op dit moment niet nodig.
De oriëntatiepunten die de rechtbanken hanteren gaan bij een woningoverval met meer dan licht geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar. In het onderhavige geval maken het gebruik van het vuurwapen, het medeplegen, het letsel van [slachtoffer 1] en de documentatie van verdachte dat de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar passend en nodig vindt.
8. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding.
[slachtoffer 1] vordert € 2.527,41 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade. De vordering van [slachtoffer 2] bedraagt € 494,91 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] geheel toewijsbaar is. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de gevraagde shockschade. Voor het overige kan ook die vordering worden toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen hoofdelijk worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen niet inhoudelijk zijn betwist. De rechtbank vindt ook aannemelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] immateriële schade hebben. Nu de gevorderde bedragen niet zijn weersproken zal de rechtbank beide vorderingen volledig toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2018. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen en bepalen dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.527,41 (zeventienduizend vijfhonderd zevenentwintig euro en eenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 17.527,41 (zeventienduizend vijfhonderd zevenentwintig euro en eenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 122 (honderd tweeëntwintig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van een bedrag van € 6.494,91 (zesduizend vierhonderd vierennegentig euro en eenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 6.494,91 (zesduizend vierhonderd vierennegentig euro en eenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. Y. Yeniay-Cenik en
mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2019.
mr. Kleinrensink en mr. Krabbe zijn
buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] , brigadier van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON3R018087 (Iseki), gesloten op 15 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1606-1607.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1640-1642 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] ,
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1642 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1650.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1606-1607.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1640.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1645.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1640.
9.Rapport NFI 15 januari 2019, p. 1686.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 1715.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 1643.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 954.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1606.
14.Rapport NFI 11 juli 2018, p. 1030-1033 en Rapport NFI 22 augustus 2018, p. 1034-1035.
15.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 955 en 957.
16.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , p. 1702.
17.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 1719.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1733.
19.Rapport NFI Onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen 15 oktober 2018, p. 1077-1084 en Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor met als bijlage Rapport dactyloscopisch onderzoek, p. 1094-1097.
20.Rapport NFI 11 januari 2019, p. 1074-1076.
21.Proces-verbaal uitluisteren OVC 13 februari 2019, p. 1268-1269.
22.Proces-verbaal van aanhouding, p. 1474-1475.