ECLI:NL:RBGEL:2019:4376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
05/202555-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering door ex-medewerker van zorginstelling

De rechtbank Gelderland heeft op 30 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige vrouw, die werd verdacht van verduistering van geld van een zorginstelling en van cliënten van de zorginstelling. De rechtbank sprak de vrouw vrij van beide beschuldigingen. Ten aanzien van de verdenking van verduistering van geld of goederen van cliënten, volgde de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat er onvoldoende bewijs was. Hierdoor kregen de cliënten geen schadevergoeding binnen het strafproces.

De officier van justitie vond wel bewezen dat de vrouw geld had verduisterd van de zorginstelling, maar de rechtbank was van mening dat de vrouw niet kon worden gelinkt aan de niet-traceerbare pintransacties van de bankrekeningen van de zorginstelling. Andere personeelsleden hadden ook gebruikgemaakt van de pinpassen, waardoor de opnames niet voldoende op de verdachte konden worden teruggevoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de vrouw opzettelijk geld of goederen van cliënten had verduisterd.

De rechtbank behandelde ook civiele vorderingen van benadeelde partijen, maar verklaarde deze niet-ontvankelijk omdat de verdachte volledig werd vrijgesproken. De beslissing van de rechtbank werd genomen na onderzoek op de terechtzittingen van 11 december 2017 en 16 september 2019. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank in Zutphen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/202555-16
Datum uitspraak : 30 september 2019
tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Raadsman: mr. F. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 december 2017 en 16 september 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot
24 december 2015 te Groesbeek, althans in Nederland
opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaal geldbedrag van 50822 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als kasbeheerder en/of persoonlijkbegeleider, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.Vrijspraak

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van verduistering in de hoedanigheid van persoonlijk begeleider en daarmee in dienstverband, van een totaalbedrag van
€ 13.000, toebehorende aan instelling [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). Volgens de officier kan niet worden bewezen dat verdachte uit hoofde van haar functie ook opzettelijk geld dan wel goederen toebehorende aan cliënten van [bedrijf] wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zoals eveneens ten laste is gelegd, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft volledige vrijspraak bepleit. Ten aanzien van verduistering in dienstverband van geld/goederen van de in de tenlastelegging genoemde cliënten van [bedrijf] , heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier. Ter zake van de ten laste gelegde verduistering in dienstverband van geld toebehorende aan [bedrijf] , heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier geen enkel bewijs bevat dat verdachte verantwoordelijk is voor de volgens [bedrijf] niet-traceerbare pintransacties van haar bankrekening(en) en overigens dat behalve verdachte ook andere medewerkers van [bedrijf] gebruik maakten van de betreffende bankpas(sen).
Beoordeling door de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uit hoofde van haar dienstbetrekking opzettelijk geld dan wel andere goederen toebehorende aan één of meer in de tenlastelegging genoemde cliënten van [bedrijf] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uit hoofde van haar functie opzettelijk een geldbedrag van totaal € 13.000 toebehorende aan [bedrijf] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In het dossier bevindt zich een overzicht van - volgens de (toenmalige) clusterleider van [bedrijf] - afwijkende en niet-traceerbare pintransacties van de bankrekening(en) van [bedrijf] die hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode. Verdachte heeft verklaard dat zij in die periode vanuit haar functie als persoonlijk begeleider ten behoeve van (cliënten van) [bedrijf] gebruik heeft gemaakt van de bankpas(sen) van [bedrijf] en dat zij deze bankpas(sen) wel eens mee naar huis nam. Ook volgt uit het dossier dat andere persoonlijk begeleiders bij [bedrijf] in die periode van de bankpas(sen) gebruik hebben gemaakt. In dit licht is de enkele omstandigheid dat verdachte één van de personen is die gebruik heeft gemaakt van de bankpas(sen) van [bedrijf] en deze wel eens mee naar huis heeft genomen - zonder nader, concreet op verdachte wijzendbewijs - onvoldoende voor bewezenverklaring dat verdachte degene is geweest die de volgens [bedrijf] niet-traceerbare pintransacties heeft verricht. Gezien het vorenstaande zal de rechtbank verdachte volledig vrijspreken van het tenlastegelegde.

3.De beoordeling van de civiele vorderingen

[gemachtigde 1] heeft zich namens [slachtoffer 1] , cliënt van [bedrijf] , in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 7.249 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder volgt uit het bijgevoegde ‘terugkoppelformulier bij voeging’ dat er met [bedrijf] afspraken lopen inzake compensatie/schadeloosstelling door [bedrijf] .
Verder heeft [slachtoffer 5] zich namens [slachtoffer 9] , cliënt van [bedrijf] , in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.221,65 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en reiskostenvergoeding van € 7,28.
Tot slot heeft [gemachtigde 2] zich namens [slachtoffer 2] , cliënt van [bedrijf] , in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 2.200,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder volgt uit het bijgevoegde ‘terugkoppelformulier bij voeging’ dat [bedrijf] de schade heeft uitgekeerd als voorschot.
Het standpunt van de officier van justitie
Onder verwijzing naar de deels door hem verzochte vrijspraak, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bovenstaande benadeelde partijen allen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, waarbij hij primair heeft verwezen naar de bepleite integrale vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Omdat de rechtbank verdachte volledig zal vrijspreken van het tenlastegelegde, moet zij de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. Om die reden komt zij aan een verdere beoordeling van die vorderingen niet toe.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 9] niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2019.
mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.