De rechtbank Gelderland heeft op 30 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige vrouw, die werd verdacht van verduistering van geld van een zorginstelling en van cliënten van de zorginstelling. De rechtbank sprak de vrouw vrij van beide beschuldigingen. Ten aanzien van de verdenking van verduistering van geld of goederen van cliënten, volgde de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat er onvoldoende bewijs was. Hierdoor kregen de cliënten geen schadevergoeding binnen het strafproces.
De officier van justitie vond wel bewezen dat de vrouw geld had verduisterd van de zorginstelling, maar de rechtbank was van mening dat de vrouw niet kon worden gelinkt aan de niet-traceerbare pintransacties van de bankrekeningen van de zorginstelling. Andere personeelsleden hadden ook gebruikgemaakt van de pinpassen, waardoor de opnames niet voldoende op de verdachte konden worden teruggevoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de vrouw opzettelijk geld of goederen van cliënten had verduisterd.
De rechtbank behandelde ook civiele vorderingen van benadeelde partijen, maar verklaarde deze niet-ontvankelijk omdat de verdachte volledig werd vrijgesproken. De beslissing van de rechtbank werd genomen na onderzoek op de terechtzittingen van 11 december 2017 en 16 september 2019. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank in Zutphen.