ECLI:NL:RBGEL:2019:4299

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
05/740585-17 en 05/740540-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor seksueel corrumperen van kinderen

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel corrumperen van kinderen en schennis van de eerbaarheid. De zaak betrof twee parketnummers: 05/740585-17 en 05/740540-18. De verdachte werd beschuldigd van het benaderen van minderjarige meisjes met ontuchtig oogmerk en het vertonen van ongepast gedrag in de nabijheid van deze kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten onder parketnummer 05/740585-17, en sprak hem vrij van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Echter, onder parketnummer 05/740540-18 werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, waarbij hij op 28 januari 2018 in Apeldoorn aan een groep jonge meisjes zijn geslachtsdeel toonde en hen vroeg wat zij daarvan vonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag de seksuele ontwikkeling van de kinderen in gevaar had gebracht en dat hij zich bewust was van de leeftijd van de meisjes. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en vond het zorgelijk dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740585-17 en 05/740540-18
Datum uitspraak : 25 september 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte](hierna: verdachte)
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 september 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 05/740585-17 ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Twello, twee personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, er met ontuchtig oogmerk toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] te benaderen in een speeltuin terwijl hij zichzelf ontuchtig (aan zijn penis) aan het betasten was terwijl dat voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] zichtbaar was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 06 mei 2017 te Twello, gemeente Voorst, de eerbaarheid heeft geschonden door zich op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij een speelveldje aan de [adres 2] met ontbloot geslachtsdeel te bevinden.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/740540-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Apeldoorn, de eerbaarheid heeft geschonden door zich op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 3] , met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te masturberen;
2.
primair
hij op 28 januari 2018 te Apeldoorn, meerdere personen van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door ten overstaan van enkele minderjarige meisjes te masturberen danwel zijn ontblote penis te betasten, nadat hij hen had aangesproken;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op 28 januari 2018 te Apeldoorn, de eerbaarheid heeft geschonden door zich op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 4] , met ontbloot geslachtsdeel
te bevinden.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder parketnummer 05/740585-17. Ook kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2 van parketnummer 05/740540-18. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte past in het signalement en dat hij een kleine witte auto heeft waar telkens over wordt gesproken door de aangevers en getuigen. Daarnaast hebben alle incidenten in het weekend plaatsgevonden en verblijft verdachte doordeweeks in het buitenland in verband met zijn werk. Verdachte is een aantal keer gevolgd door de politie en hierbij viel op dat hij steeds bij basisscholen en speelpleintjes bleef stilstaan. Op 28 januari 2018 was er bovendien sprake van een heterdaadsituatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. In het dossier is een groot aantal incidenten beschreven, die niet zien op de ten laste gelegde feiten. Al deze incidenten moeten buiten beschouwing worden gelaten, aldus de raadsman. Het tenlastegelegde onder parketnummer 05/740585-17 kan niet worden bewezen omdat het signalement van de schennispleger niet overeenkomt met verdachte, dat heeft de politie zelf ook geconstateerd. Voor het overige is er onvoldoende bewijs om verdachte te veroordelen. Het tenlastegelegde onder parketnummer 05/740540-18 kan evenmin worden bewezen volgens de raadsman. Het enige bewijs dat zich in het dossier bevindt ten aanzien van feit 1 is een filmpje waarop een witte auto te zien is. Niet vastgesteld kan worden dat dit de auto van verdachte is. Voor het overige bevindt zich geen bewijs in het dossier dat het verdachte was die de meisjes heeft aangesproken. Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/740540-18 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [aangeefster] onjuistheden bevat en om die reden onbetrouwbaar is. De politie heeft bovendien suggestieve vragen gesteld aan de meisjes en het is vreemd dat de meisjes niet weggelopen zijn bij de auto terwijl kinderen dit normaal gesproken wel doen als zij met onzedelijk gedrag worden geconfronteerd. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat [aangeefster] te klein was om in de auto te kunnen kijken als zij naast de auto, in de buurt van het slot van de linker autoportier, stond zoals zij zelf verklaarde.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/740585-17
Onder feit 1 is aan verdachte (primair) seksueel corrumperen en (subsidiair) schennis van de eerbaarheid ten laste gelegd. Op 6 mei 2017 wordt door meerdere kinderen op een veldje in Twello een man gezien met zijn geslachtsdeel uit zijn broek. Ook zat hij met zijn handen aan zijn geslachtsdeel. Verbalisanten zijn op zoek gegaan naar de man en hebben verdachte in een [automerk 1] in Twello zien rijden. Omdat verdachte niet precies voldeed aan het signalement is hij niet aangehouden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of uit de vorenstaande omstandigheden wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel corrumperen dan wel schennis van de eerbaarheid in Twello op 6 mei 2017.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank overweegt dat op basis van de bewijsmiddelen niet vastgesteld kan worden dat het verdachte was die op 6 mei 2017 op het betreffende veldje in Twello liep. Dat verdachte relatief kort na het feit in de buurt reed in een kleine witte auto, en dat hij in verband is gebracht met eerdere meldingen van schennispleging waarbij de schennispleger in een kleine witte auto zou rijden, is onvoldoende om tot een veroordeling te komen van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/740585-17. Het door de kinderen gegeven signalement is onvoldoende onderscheidend om enkel op basis hiervan de verdachte als dader van de schennispleging aan te merken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder parketnummer 05/740585-17.
Parketnummer 05/740540-18
Feit 1
Onder feit 1 is aan verdachte schennis van de eerbaarheid op 19 november 2017 in Apeldoorn ten laste gelegd. Twee meisjes waren aan het spelen op het schoolplein aan de [adres 3] in Apeldoorn en zagen dat er een man naar hen toe kwam lopen die zijn geslachtsdeel in zijn hand had. De man is in een kleine witte auto weggereden en één van de meisjes heeft dit gefilmd. Het kenteken en de bestuurder zijn niet herkenbaar te zien op de opname. Op basis van deze feiten en omstandigheden werd door een wijkagent gedacht aan verdachte. De verbalisanten zijn naar de woning van verdachte gereden en zagen een [automerk 1] staan.
Op 21 en 28 januari 2018 is de politie verdachte gevolgd toen hij in zijn [automerk 1] door Apeldoorn reed. Het viel de politie op dat verdachte langs schoolpleinen en speelplaatsjes reed, stopte als er meisjes aan het spelen waren en wegreed als er iemand aankwam of de kinderen naar binnen gingen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of uit de vorenstaande omstandigheden wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op 19 november 2017 in Apeldoorn.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank overweegt wederom dat op basis van de bewijsmiddelen niet vastgesteld kan worden dat het verdachte was die op 19 november 2017 op het schoolplein aan de [adres 3] in Apeldoorn liep. Dat verdachte een kleine witte auto heeft en in verband is gebracht met meerdere meldingen van schennispleging, is onvoldoende om tot een veroordeling te komen van het tenlastegelegde onder feit 1. Ook hier vindt de rechtbank het gegeven signalement van de schennispleger, in combinatie met de genoemde kleine witte auto, te weinig onderscheidend om vast te stellen dat verdachte de schennispleger is. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 tenlastegelegde bij parketnummer 05/740540-18.
Feit 2
Bewijsmiddelen [1]
Op 28 januari 2018 volgden verbalisanten de verdachte toen hij in een [automerk 1] door Apeldoorn reed. Zij zagen dat verdachte vaart minderde halverwege de [adres 4] in Apeldoorn naast drie meisjes die zich op de stoep bevonden. Er kwam een man over de stoep aanlopen waarna verdachte doorreed. Vervolgens reed verdachte achteruit opnieuw de [adres 4] in en stopte opnieuw ter hoogte van de drie meisjes. Het raam van de auto was open en de meisjes liepen naar de auto van verdachte toe. Het grootste meisje was in gesprek met verdachte. Toen een van de verbalisanten uit de auto stapte en naar de auto van verdachte toe liep, reed verdachte weg. De verbalisant hoorde van het grootste meisje, [aangeefster] , dat verdachte had gevraagd waar zij op school zaten en dat hij had gezegd dat hij zich daar ging verstoppen. Hij zat volgens [aangeefster] tijdens het gesprek met zijn handen aan zijn piemel en vroeg aan de meisjes wat zij daarvan vonden. De verbalisant heeft deze informatie aan collega’s doorgegeven waarna verdachte is aangehouden. [2] Door [naam 1] , de moeder van [aangeefster] , is aangifte gedaan. Haar dochter, geboren op 13 april 2009, was op dat moment 8 jaar oud. [3]
Aangeefster [naam 2] heeft namens haar dochter [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Zij verklaarde dat haar dochters op zondag 28 januari 2018 buiten speelden met het buurmeisje, [aangeefster] . Een man in een auto vroeg hen waar ze op school zaten en liet vervolgens zijn geslachtsdeel zien aan [aangeefster] . Haar dochter, [slachtoffer 3] , was te klein om naar binnen te kijken en heeft niets gezien. Haar andere dochter was bezig met haar fiets en heeft ook niets gezien. [4]
Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 28 januari 2018 zijn verbalisanten verdachte gevolgd toen hij door Apeldoorn reed. De verbalisanten zagen dat verdachte afremde vlakbij bij drie meisjes, maar doorreed toen er iemand aan kwam lopen. Daarna reed verdachte terug de straat in en stopte hij bij de meisjes. Toen een van de verbalisanten naar verdachte toe liep, is hij weggereden.
Door de verbalisant is direct nadat verdachte is weggereden aan de meisjes gevraagd wat de meneer in de auto aan hen gevraagd had. Door [aangeefster] is hierop antwoord gegeven, namelijk dat hij vroeg waar zij op school zaten en dat hij zei dat hij zich daar ging verstoppen. Ook verklaarde [aangeefster] dat de man aan zijn piemel zat en aan hen vroeg wat zij daarvan vonden. De rechtbank overweegt dat deze verklaring zeer specifiek is, en enkele seconden na het incident is afgelegd. [aangeefster] heeft in een studioverhoor haar verklaring herhaald. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [aangeefster] authentiek is en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. De verklaring van [aangeefster] is daarmee bruikbaar voor het bewijs. Dat [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte in een [automerk 2] reed, in plaats van een [automerk 1] maakt haar verklaring over hetgeen verdachte zei en deed niet minder betrouwbaar. De verklaringen van [aangeefster] worden bovendien ondersteund door de aangifte van de moeder van [slachtoffer 3] en door de observaties van de politieagenten. Anders dan de verdediging heeft bepleit, beoordeelt de rechtbank de vraag van de verbalisant aan de meisjes ‘wat heeft de man gevraagd’ niet als een suggestieve vraag, maar als een open vraag. [aangeefster] kon op dat moment niet weten dat de verbalisanten verdachte volgden in verband met een verdenking van schennispleging.
Juridische overwegingen
[aangeefster] was op 28 januari 2018 acht jaar oud en met 1.30m de langste van de drie meisjes. De zusjes [slachtoffer 3] waren 4 en 7 jaar oud. Gelet hierop kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat de meisjes nog geen 16 jaar waren. Op dit punt is ook geen verweer gevoerd.
De juridische vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of deze gedraging seksueel corrumperen in de zin van artikel 248d Sr oplevert of schennispleging in de zin van artikel 239 Sr. Het eerstgenoemde artikel is een uitbreiding van de strafbaarstelling van laatstgenoemd artikel. Van belang voor deze beoordeling is de vraag of sprake is van een ‘ontuchtig oogmerk’. In de wetsgeschiedenis worden voorbeelden genoemd ten aanzien van de vraag wanneer van een ontuchtig oogmerk sprake is. Een van de voorbeelden is het geval waarin verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een minderjarige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan in de onderhavige strafzaak sprake. Dit blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte is met zijn auto gestopt naast drie zeer jonge meisjes op de stoep en hij heeft hen aangesproken. Vervolgens heeft hij zijn geslachtsdeel vastgepakt en terwijl hij naar zijn schoot keek aan de meisjes gevraagd wat zij hiervan vonden. In de hiervoor beschreven gedragingen ligt besloten dat verdachte de meisjes bewust heeft opgezocht, hen ertoe heeft bewogen getuige te zijn van het vastpakken van zijn geslachtsdeel, en dat dit opzoeken zijn eigen seksueel gerief diende, zodat sprake is van een ontuchtig oogmerk.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel bij de kinderen is gestopt maar dat hij de weg naar de supermarkt aan hen heeft gevraagd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring ongeloofwaardig is gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde onder feit 2 bij parketnummer 05/740540-18 wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 2 bij parketnummer 05/740540-18 heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 januari 2018 te Apeldoorn, meerdere personen van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door ten overstaan van enkele minderjarige meisjes
te masturberen danwelzijn ontblote penis te betasten, nadat hij hen had aangesproken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde onder parketnummer 05/740585-17 en ter zake van feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2 van parketnummer 05/740540-18 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting indien de reclassering dit nodig acht, en voorts tot het verrichten van 80 uren taakstraf te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 29 juli 2019.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf in het bijzonder rekening met de volgende omstandigheden.
Bewezen is dat verdachte met een ontuchtig oogmerk zijn geslachtsdeel heeft vastgepakt in het bijzijn van een achtjarig meisje. Het kan voor willekeurige omstanders, en met name kinderen, heel vervelend en beangstigend zijn om in een openbare gelegenheid plotseling geconfronteerd te worden met een man met een ontbloot geslachtsdeel, zeker wanneer hij ook nog seksuele handelingen verricht. Dergelijke handelingen kunnen een ongewenste en schadelijke invloed hebben op de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen, reden waarom kinderen van deze leeftijd hiertegen moeten worden beschermd. Van verdachte, een volwassen man, mag worden verwacht dat hij in zijn contacten met kinderen beneden de 16 jaar een grote mate van zorgvuldigheid in acht neemt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan en vindt het zorgelijk dat hij deze grens heeft overschreden, dat hij gezien zijn proceshouding geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en dat hij de achterliggende problematiek van zijn gedraging niet erkent.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden acht. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uur op, met aftrek van het voorarrest. Het voorwaardelijk deel dient als waarschuwing voor verdachte en om herhaling te voorkomen. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van alle drie de ten laste gelegde feiten, maar van één feit. Gelet hierop legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit onder 05/740585-17 en spreekt verdachte ook vrij van feit 1 onder parketnummer 05/740540-18;
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 2 bij parketnummer 05/740540-18, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
  • bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
  • dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2019.
mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. B.F. Schuver zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018512839 gesloten op 21 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 34
3.Proces-verbaal van aangifte namens [aangeefster] , p. 50
4.Proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 3] , p 25 en 26