ECLI:NL:RBGEL:2019:4254

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
7690158 \ CV EXPL 19-4731
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremies en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens achterstallige zorgpremies. De gedaagde heeft tussen 2015 en 2018 de verschuldigde premies voor zowel de hoofdverzekering als de aanvullende verzekering niet volledig voldaan, ondanks herhaalde aanmaningen van Menzis. De gedaagde heeft echter verweer gevoerd, waarbij zij aanvoert dat zij in een WSNP-traject heeft gezeten dat in 2014 is beëindigd met een schone lei. Sindsdien wordt zij begeleid door Bureau Schuldhulp en Budgetadvies, dat alle facturen van Menzis heeft voldaan. De gedaagde heeft ook om uitleg gevraagd over de vordering, maar kreeg geen duidelijkheid van Menzis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Menzis eerder een vergelijkbare vordering heeft ingesteld, die op 31 oktober 2018 is afgewezen. Menzis heeft vervolgens verzocht om doorhaling van de procedure, maar de gedaagde heeft alleen akkoord gegeven onder de voorwaarde dat de proceskosten door Menzis worden gedragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Menzis ongegrond is, omdat de dagvaarding en de inhoud daarvan onduidelijk zijn. Menzis is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de gedaagde dragen, inclusief een eigen bijdrage aan de Raad voor Rechtsbijstand.

De kantonrechter heeft de vordering van Menzis afgewezen en Menzis veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 145,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 72,50 aan toekomstige kosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7690158 \ CV EXPL 19-4731 \ 42693 \ 32568
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
eisende partij
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.C. Noordijk
procederende krachtens toevoegingsnummer [0XX0000]
Partijen worden hierna Menzis en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 maart 2019 met een productie
- de conclusie van antwoord met producties
- de akte doorhaling aan de zijde van Menzis
- de brief van 24 juli 2019 aan de zijde van [gedaagde]
- de akte van 28 augustus 2019 aan de zijde van Menzis.

2.De vordering en de beoordeling daarvan

2.1.
Bij dagvaarding vordert Menzis dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen € 189,69, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2019, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Menzis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] bij haar een zorgverzekering heeft afgesloten. [gedaagde] heeft ondanks aanmaningen de door haar verschuldigde premie voor de hoofdverzekering en de aanvullende verzekering tussen 2015 en 2018 niet volledig voldaan, aldus Menzis. Menzis maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
2.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] heeft het WSNP-traject doorlopen, dat in 2014 is geëindigd met een schone lei. Vanaf dat moment is zij begeleid door Bureau Schuldhulp en Budgetadvies [woonplaats] . Deze organisatie heeft alle facturen van Menzis voldaan. [gedaagde] heeft verder diverse keren om uitleg gevraagd over de vordering, maar kreeg van de gemachtigde van Menzis geen duidelijkheid. Daarnaast is [gedaagde] eerder door Menzis gedagvaard en is ook toen door haar om uitleg gevraagd over hoe die vermeende vordering opgebouwd was. Bij vonnis van 31 oktober 2018 is de vordering van Menzis afgewezen.
2.4.
Vervolgens heeft Menzis bij akte doorhaling verzocht om de procedure, om haar moverende redenen, door te halen.
2.5.
Bij brief van 24 juli 2019 heeft [gedaagde] daarop laten weten alleen akkoord te gaan met doorhaling van de procedure onder de voorwaarde dat de kosten eigen bijdrage, opgelegd door de Raad voor Rechtsbijstand van € 145,00, worden gedragen door de wederpartij.
2.6.
Bij akte heeft Menzis laten weten niet akkoord te gaan met betaling van een bedrag van € 145,00.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Doorhaling van de procedure als bedoeld in artikel 246 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) alleen kan plaatsvinden op verzoek van beide partijen. Nu daarvan geen sprake van is, is doorhaling niet mogelijk. De vordering van Menzis komt, mede gelet op het verzoek tot doorhaling, onrechtmatig en ongegrond voor. De vordering van Menzis wordt daarom afgewezen.
2.8.
Menzis wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] dragen. In beginsel wordt bij de berekening van de hoogte van de proceskostenveroordeling aansluiting gezocht bij het liquidatietarief. Het verzoek van [gedaagde] om betaling van haar eigen bijdrage van € 145,00 aan de Raad voor Rechtsbijstand is eigenlijk een verzoek om volledige proceskostenveroordeling, dat wil zeggen voor het gedeelte van de eigen bijdrage. Een dergelijke proceskostenveroordeling is alleen onder buitengewone omstandigheden toewijsbaar. Hierbij kan met name worden gedacht aan misbruik van procesrecht of een onrechtmatige daad. De kantonrechter is van oordeel dat er in dit geval sprake is van misbruik van procesrecht aan de kant van Menzis door het instellen van haar vordering, die gelet op de evidente ongegrondheid ervan en in verband met de betrokken (financiële) belangen van [gedaagde] , achterwege had behoren te blijven. Daarbij weegt mee dat Menzis met onderhavige dagvaarding voor de tweede keer binnen een jaar een vordering van een relatief gering bedrag tegen [gedaagde] heeft ingediend. In de eerste plaats is niet duidelijk om welke reden dit niet had kunnen worden afgedaan in één procedure. In de tweede plaats geldt dat de eerste dagvaarding (van 28 februari 2018) is geëindigd in een vonnis van 31 oktober 2018 (6720520 CV EXPL 18-2303), waarin onder meer is overwogen:
De specificatie bij en inhoud van de dagvaarding en het overzicht wijken zodanig af en zijn zo onoverzichtelijk dat hieruit niet kan volgen dat Menzis aanspraak kan maken op het door haar gevorderde bedrag.In de tweede, onderhavige, dagvaarding is wederom door Menzis aanspraak gemaakt op achterstallige premie. Het is in het licht van het gemotiveerde verweer evenwel weer onduidelijk waar die vordering op is gebaseerd. Menzis besloot na het verweer (dan ook) om deze procedure door te halen. Twee maal achter elkaar is [gedaagde] dus gedagvaard om beweerdelijke achterstallige premiebedragen te betalen, terwijl tot twee maal toe een uitleg van die bedragen ontbreekt. Dit terwijl [gedaagde] al vanaf 2011 wordt bijgestaan door Bureau Schuldhulp en Budgetadvies [woonplaats] , dat in de loop der tijd meerdere malen bij Menzis om opheldering gevraagd heeft omdat er volgens dat bureau geen sprake meer was van een achterstand bij Menzis. Onbestreden is gebleven dat dat bureau geen duidelijkheid heeft gekregen van Menzis. De kantonrechter ziet gezien deze gang van zaken aanleiding om Menzis in de verzochte proceskosten van [gedaagde] , te weten € 145,00, te veroordelen. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 72,50 zijnde de helft van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 120,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De rente over de proceskosten wordt, indien het vonnis is betekend, toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Menzis in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] begroot op € 145,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 72,50 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis, dit alles te betalen aan de gemachtigde van [gedaagde] ;
3.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op