1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2019, in de gemeente Nijmegen en/of te Ewijk en/of Winssen, in de gemeente Beuningen, in ieder geval in Nederland, ondermeer op de Energieweg, in ieder geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 520 Euro en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goederen en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht de door
(geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder(s) van die bankpas(sen) niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was/waren, in ieder geval door middel van een valse sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan
voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 520 Euro en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goederen en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) door de rekeninghouder(s) van de bankpas(sen) niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 1] in zijn/hun, verdachtes, auto heeft/hebben laten instappen en/of een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp en/of een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd ze wilden dat hij moest gaan pinnen, in ieder geval woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met dat vuurwapen buiten de auto heeft/hebben geschoten en/of
- ( bij een pinautomaat aangekomen) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij zijn bankpas en pincode af moest geven, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- onder bedreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij uit de auto moest stappen en op zijn buik in de berm moest gaan liggen en/of heeft/hebben geroepen dat er geschoten moest worden en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp in de richting van de nek/hals/keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp op de nek/hals/keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet/gedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] wederom in zijn/hun, verdachtes, auto heeft/hebben laten instappen en/of meermalen, in ieder geval éénmaal, dat vuurwapen op het voorhoofd en/of in de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of
- die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat vuurwapen heeft/hebben gedwongen naar de woning gelegen aan de Gitaar te Ewijk te gaan;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2019, in de gemeente Nijmegen en/of te Ewijk en/of Winssen, in de gemeente Beuningen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of één of meer
van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp en/of een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen (nadat die [slachtoffer 1] in zijn/hun, verdachtes, auto was gestapt) in die auto te blijven zitten, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) met die auto bleven rijden en/of
- die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat mes en dat vuurwapen gedwongen uit de auto te stappen en/of in de berm te gaan liggen en/of vervolgens weer in de auto te stappen en/of naar een woning gelegen aan de Gitaar te Ewijk te gaan;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2019, te Ewijk en/of Winssen, in de gemeente Beuningen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een nog onbekend geldbedrag en/of een huissleutel en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- een geldbedrag van 750 Euro en/of een bankpas en/of een pincode, in elk
geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een geldbedrag van 800 Euro en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht de door (geheime) pincode(s) van voornoemde bankpas(sen) te (laten) gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder(s) van die bankpas(sen) niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was/waren, in ieder geval door middel van een valse sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] en/of voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een nog onbekend geldbedrag en/of een huissleutel en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- een geldbedrag van 750 Euro en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een geldbedrag van 800 Euro en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed en/of informatie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht de door (geheime) pincode(s) van voornoemde bankpas(sen) te (laten) gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder(s) van de bankpas(sen) niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was/waren, in ieder geval door middel van een valse sleutel, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- met die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, heeft/hebben gedwongen naar een woning gelegen aan de Gitaar te Ewijk te gaan en/of
- die woning vervolgens heeft/hebben betreden en/of (direct) die [slachtoffer 3] met een mes in het gezicht en/of de rug, in ieder geval in het lichaam heeft/hebben gesneden/gestoken/geprikt en/of - een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] (constant) heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd dat ze geld moesten hebben en dat ze op een rij op de bank moesten gaan zitten en/of dat ze mee moesten gaan pinnen en/of dat hij al 6 jaar had gezeten voor doodslag, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd dat hij dood moest en/of dat hij hem zou neersteken en/of dat hij hem moest doodmaken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met veel kracht aan een deur heeft/hebben getrokken (waardoor deze deur uit de deursponning los kwam) en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] onder bedreiging van het mes en/of het vuurwapen naar buiten heeft/hebben gedwongen en/of vervolgens heeft/hebben gedwongen in een auto te stappen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij hun handen tegen het dak van de auto moesten plaatsen en/of dat vuurwapen naar achteren in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- bij (een) pinautoma(a)t(en) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gewdongen uit de auto te stappen om te gaan pinnen en/of - tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat hij ze wilde afmaken en/of dat ze hen kapot moesten maken, omdat zij hun gezichten hadden gezien, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 1 januari 2019, te Ewijk en/of Winssen, in de gemeente Beuningen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] onder bedreiging van een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp en/of een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen in een woning te blijven en/of op de bank te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] gedwongen in een auto te stappen en/of (nadat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] in zijn/hun, verdachtes, auto waren gestapt) in die auto te blijven zitten, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) met die auto bleven rijden en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] onder bedreiging van dat vuurwapen gedwongen uit de auto te stappen en/of te gaan pinnen;
5.
hij op of omstreeks 1 januari 2019, te Ewijk, in de gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, in het gezicht en/of in de rug, in ieder geval in het lichaam, heeft/hebben gesneden/gestoken/geprikt;
6.
hij op of omstreeks 7 januari 2019 in de gemeente Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,96 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 16,53 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle zes tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het vijfde feit heeft de officier van justitie gesteld dat het medeplegen van een poging tot doodslag niet kan worden bewezen, maar wel het medeplegen van een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig een overgelegde schriftelijke pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2, 4 en 5. Ten aanzien van feit 3 en 6 dient een partiële vrijspraak te volgen.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] over feit 1 en 2 onvoldoende wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 3 moet verdachte worden vrijgesproken van alle geweldscomponenten omdat niet bewezen kan worden dat verdachte een (vuur)wapen had. Verdachte heeft hierover een verklaring afgelegd en die wordt ondersteund door objectieve camerabeelden terwijl de verklaringen van aangevers onderling tegenstrijdig en niet consistent zijn. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4 nu de verklaringen van de aangevers feitelijk onjuist zijn en de verklaring van verdachte moet worden gevolgd. Subsidiair heeft de raadsman bij feit 3 en 4 gesteld dat alle handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1] niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 5 kan verdachte niet worden veroordeeld voor medeplegen nu hij zich voldoende heeft gedistantieerd van het geweld. Hij was bovendien niet eens in de buurt toen er gestoken werd. Subsidiair moet verdachte worden vrijgesproken van de onder feit 5 ten laste gelegde poging tot doodslag omdat er geen aanmerkelijke kans bestond dat door de messteken fataal letsel zou ontstaan. Ten aanzien van feit 6 kan verdachte niet worden veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne nu de cocaïne zich in zeer goed verborgen compartimenten in de auto bevond en de auto niet van verdachte was.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 1 januari 2019 vanuit de stad in Nijmegen naar huis in Ewijk liep. Een auto stopte en de twee inzittenden boden hem een lift aan. [slachtoffer 1] heeft aangeboden hier € 20,- voor te betalen. In de auto zag hij dat de bestuurder een mes had en dat de bijrijder een vuurwapen op hem richtte en zei dat hij moest gaan pinnen. Ze zijn bij een bank gestopt waarna aangever zijn pincode moest intoetsen en het geld van zijn rekening werd gehaald. Na het pinnen sloeg de grote man, de bijrijder, een arm om hem heen en zei dat het wel goed kwam. In de auto zei de grote man dat aangever meer geld moest regelen en toen [slachtoffer 1] opkeek schoot de grote man uit het open raam. Bij een donker stuk bij afslag Deest zijn ze gestopt en daar moest aangever op zijn buik in de berm gaan liggen waarbij de kleine man, de bestuurder, zei dat er geschoten moest worden. De kleine man heeft hier ook een mes op de keel van [slachtoffer 1] gezet. Toen er een auto aan kwam zijn ze weer ingestapt en naar Ewijk gereden. In de auto heeft de bijrijder meerdere malen het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] gezet. De mannen wilden dat [slachtoffer 1] thuis geld zou halen. Omdat de huissleutel van [slachtoffer 1] bij aangever [slachtoffer 3] lag, zijn ze naar de woning van [slachtoffer 3] gegaan. In de woning zei de bijrijder dat hij € 600,- voor zijn jas wilde hebben. [slachtoffer 3] reageerde waarna de kleinere man [slachtoffer 3] in zijn rug stak. [slachtoffer 1] zag later via internetbankieren dat er € 520,- van zijn rekening is gehaald.
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] met twee mannen de woning van [slachtoffer 3] binnen kwam. De mannen zeiden dat er bloed op de jas van de grote man was gekomen en dat dit vergoed moest worden. De kleine man was zeer agressief en riep dat aangever [slachtoffer 4] neergestoken moest worden. De kleine man liep naar de keuken en maakte vervolgens een slaande beweging richting de rug van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 4] zag dat een mes in de rug van [slachtoffer 3] terecht kwam. De grote man had een vuurwapen in zijn hand. Vervolgens werd [slachtoffer 3] door de kleine man in zijn gezicht gestoken. De vier aangevers moesten in een auto stappen, terwijl [slachtoffer 1] achter bleef in de woning. De grote man zat met het vuurwapen op de bijrijdersstoel. De aangevers zijn met de grote man uitgestapt en de kleine man reed weg met de auto. [slachtoffer 4] pinde als eerste. De grote man duwde hem vervolgens aan de kant en haalde € 750,- van zijn rekening. Daarna moest een van de andere aangevers pinnen. Toen er geen geld meer uit de automaat kwam, belde de grote man iemand op en zei ‘kom me ophalen, ik ga niet lopen’. Hierop kwam de kleine man teruggereden.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] binnen kwam met twee mannen en dat zij een schadevergoeding wilden hebben omdat er bloed op de jas zat. De grote man zei dat hij net vrij was in verband met doodslag en vervolgens liet hij een vuurwapen zien. De kleine man had een mes vast en kwam naar de aangevers toegelopen. Hij stak [slachtoffer 3] in de rug met het mes en daarna in de wang. De kleine man was erg agressief. De vier aangevers moesten mee in de auto naar een pinautomaat. De grote man liep mee naar de pinautomaat. [slachtoffer 4] moest eerst pinnen en daarna moest [slachtoffer 2] . De grote man heeft € 800,- van zijn rekening afgehaald.
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij omstreeks 05.30 uur in zijn woning was met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] . Ongeveer 20 minuten later kwam [slachtoffer 1] met de twee mannen binnen. [slachtoffer 3] gaf een weerwoord toen een van de mannen aan het schreeuwen was en voelde een prik in zijn wang. Vervolgens voelde hij een prik in zijn rug. Hij had toen door dat hij gestoken was. De andere man trok een pistool en wilde in de portemonnees van de aangevers kijken. Alle aangevers moesten op de bank gaan zitten. Hij wilde € 600,- omdat het bloed van [slachtoffer 1] op zijn jas was gekomen. Omdat er niet genoeg in de portemonnees zat, moesten ze gaan pinnen. Vlak voordat ze weg gingen draaide de kleinere man door. Hij stond op dat moment in de gang. Beide mannen trokken zo hard aan de deur dat de deur uit het kozijn is gekomen. Vervolgens moest iedereen mee naar buiten om te gaan pinnen, behalve [slachtoffer 1] . De kleine man bestuurde de auto en de grote man zat op de bijrijdersstoel met een pistool. Aangevers moesten hun handen tegen het dak plaatsen. Toen [slachtoffer 3] moest pinnen gaf de pinautomaat aan dat hij buiten werking was. De grote man zei dat ze geen aangifte mochten doen omdat hij anders zijn vrienden op ze af zou sturen.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 3] een snijwond in zijn rug en in zijn wang had.
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de grote man het vuurwapen op de aangevers richtte en zei dat hij hen dood zou schieten als zij niet zouden betalen. Hij heeft het wapen doorgeladen om te laten zien dat het een echt vuurwapen was. In de auto zijn ze onder schot gehouden. Na het pinnen ontstond een discussie omdat de kleine man vond dat ze doodgeschoten moesten worden en de grote man vond dat ze bang genoeg waren en toch geen aangifte zouden doen.
In de woning van aangever [slachtoffer 3] zijn door de politie bloedspatten aangetroffen op de vloer van de hal, op de vloer bij de deur in de woonkamer en op de vloer bij de bank in de woonkamer. Verder zaten er bloedvegen op de toegangsdeur naar de eerste verdieping, lagen er bebloede tissues op en voor de bank in de woonkamer en lag er een bebloede handdoek op de grond bij de eettafel. Ook was het onderste scharnier van de toegangsdeur naar de woonkamer vernield.
De politie heeft de camerabeelden van een pinautomaat aan de Hatertseweg in Nijmegen en een pinautomaat aan de Leegstraat in Winssen uitgekeken. Op de beelden van de bank op de Hatertseweg is aangever [slachtoffer 1] te zien met een man. Op de beelden van de Leegstraat in Winssen zijn de vier andere aangevers te zien met deze man.Een van de aangevers houdt een doekje tegen zijn gezicht en gaat op de grond zitten.De op dat moment nog onbekende man wordt door verbalisanten herkend als verdachte Sibley.
Op 7 januari 2019 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in een Renault Clio met kenteken [kenteken] .Tijdens de fouillering werd in de kleding van verdachte een zakje met brokken aangetroffen.Uit het rapport van het NFI blijkt dat de deze brokken, in totaal 9,96 gram, heroïne bevatten.
Onder medeverdachte [medeverdachte] is een mes in beslag genomen.De snijrand van dit mes is door het NFI onderzocht op DNA sporen. Van het DNA in deze bemonstering is een DNA-profiel verkregen van tenminste één man. Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht zijn onder de daarbij beschreven aannames (die naar de rechtbank vaststelt, in deze procedure niet ter discussie staan) de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1 : de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] .
Hypothese 2 : de bemonstering bevat DNA van een willekeurige persoon.
Volgens het NFI is het verkregen DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Op basis van deze resultaten, de locatie van het aantreffen van het mes en de plaats delict komt de rechtbank tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] de (hoofd)donor is van het celmateriaal op de snijrand van het mes.
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
Aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben vlak na het incident een verklaring afgelegd. De verklaringen van de vijf aangevers komen op grote lijnen en essentiële punten overeen. De rechtbank acht die verklaringen daarom betrouwbaar. Zo verklaren alle aangevers dat de grote man een vuurwapen had en de kleine man een mes. Alle aangevers verklaren dat de kleine man het meest agressief was en dat deze kleine man [slachtoffer 3] met het mes heeft gestoken. De verklaringen van de aangevers worden ook ondersteund door overige bewijsmiddelen. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 3] inderdaad in zijn wang en rug gestoken is. Ook het sporenonderzoek in de woning bevestigt de verklaring van de aangevers. Weliswaar bevatten de verklaringen van aangevers enige verschillen of onduidelijkheden, maar deze zijn, bezien in het licht van de omstandigheden van dat moment, begrijpelijk en ook niet van zodanige aard dat deze de verklaringen ongeloofwaardig maken.
Medeplegen
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 sprake is geweest van medeplegen. Dat geldt zoals hierna nader uitgewerkt, ook voor het steken/snijden van [slachtoffer 3] , ook al staat vast dat verdachte niet zelf het mes heeft gehanteerd. Het voortdurend gebruiken door verdachte en de andere man van wapens (vuurwapen en mes) in en buiten de auto en in de woning van [slachtoffer 3] , het eisen van geld door beide mannen als ‘vergoeding van de jas’ alsmede de verbale met wapengebruik versterkte bedreigingen en instructies aan aangevers geven blijk van de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die ander.
Betrouwbaarheid verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] een lift heeft gegeven en met hem is gaan pinnen. Volgens verdachte hebben de vier vrienden van [slachtoffer 1] vervolgens aangeboden om ook te gaan pinnen en samen zijn ze naar een pinautomaat gereden. Hierbij heeft volgens verdachte geen geweld of bedreiging met geweld plaatsgevonden. In eerste instantie heeft verdachte bij de politie niets verklaard over een mes of een steekpartij in de woning. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er wel is gestoken, maar dat hij het steken zelf niet heeft gezien en dat hij zich ervan distantieert.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Niet valt in te zien dat en waarom [slachtoffer 1] vrijwillig € 520,- zou pinnen voor verdachte en de andere man in ruil voor een lift van Nijmegen naar Ewijk. Evenmin valt in te zien dat de vier andere aangevers vrijwillig in een auto zijn gestapt nadat één van hen twee keer is gestoken in de woning. Ook verre van aannemelijk is geworden dat drie van de aangevers hun pincode vrijwillig in hebben getoetst zodat verdachte hun bankrekening kon leegtrekken.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte niet consistent is in zijn verklaringen, doordat hij in eerste instantie niets heeft verklaard over de steekpartij in de woning. Van een uitgebreide betrouwbare verklaring, direct afgelegd na zijn aanhouding, is dan ook geen sprake. Het voorgaande betekent dat de rechtbank voorbijgaat aan de verklaringen van verdachte over de toedracht en het verloop van de feiten.
Feit 3
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met een ander, in de nacht van 1 januari 2019 bij aangever [slachtoffer 3] in de woning was. In de woning is aangever [slachtoffer 3] in zijn wang en rug gestoken door die ander. Vervolgens zijn verdachte en die ander, met de aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] naar een pinautomaat in Winssen gereden en hebben zij € 750,- van de rekening van aangever [slachtoffer 4] gepind en € 800,- van de rekening van aangever [slachtoffer 2] . Verdachte heeft dit geld in zijn zak gestopt. Verdachte bekent dit ook tot zover.
Nu de rechtbank de verklaringen van aangevers als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeelt, gaat de rechtbank uit van deze verklaringen. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte zowel in de woning als in de auto, heeft gedreigd met een vuurwapen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte en/of de andere man heeft gezegd dat ze geld wilden hebben voor de jas, dat aangevers mee moesten gaan pinnen, dat verdachte al zes jaar heeft gezeten voor doodslag en dat [slachtoffer 4] dood moest/neergestoken zou worden. Beide mannen hebben zo hard aan de deur getrokken dat deze los kwam uit de deursponning. Vervolgens hebben ze de aangevers onder bedreiging van een mes en een vuurwapen gedwongen in de auto te stappen en gezegd dat zij hun handen tegen het dak van de auto moesten plaatsen. Tot slot heeft verdachte aangevers gedwongen hun pincode in te toetsen. Op de camerabeelden is ook te zien dat verdachte het geld uit de pinautomaat pakt nadat aangevers hun code hebben ingetoetst. Dit ondersteunt het scenario dat aangevers niet uit vrije wil hebben gepind.
Het door middel van geweld en bedreiging met geweld iemand dwingen tot het intoetsen van zijn pincode en het leeghalen van zijn rekening, levert zowel afpersing als diefstal met geweld op. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beide alternatief-cumulatief onder feit 3 tenlastegelegde feiten wettig en bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit blijkt dat verdachte sleutels, een pinpas en/of andere goederen van aangevers heeft gestolen. Ten aanzien van dit deel van het tenlastegelegde onder feit 3 spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank hierboven bij feit 3 vastgesteld dat verdachte, samen met een ander, in de woning van [slachtoffer 3] was. Verdachte had een vuurwapen in zijn handen waarmee hij dreigde. De andere man had een mes waarmee hij in dreigde en [slachtoffer 3] in zijn wang en rug heeft gestoken. Uit deze feiten blijkt dat door verdachte en die ander een zeer bedreigende en agressieve sfeer was gecreëerd die maakte dat aangevers niet vrij waren in hun keuze om wel of niet bij verdachte en die ander, die de auto bestuurde, in de auto te stappen en om zich al dan niet aan de situatie te onttrekken. In de auto moesten de aangevers hun handen tegen het dak houden en werd er door verdachte een vuurwapen op ze gericht. Gelet op het voorgaande hebben verdachte en die ander aangevers naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd. Van omstandigheden die aantonen dat aangevers vrijwillig in de auto zijn gestapt is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 4.
Feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met een ander, in de nacht van 1 januari 2019 met aangever [slachtoffer 1] naar een pinautomaat in Nijmegen is gereden en €520,- heeft opgenomen van de rekening van [slachtoffer 1] . Tot zover heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De vraag die de rechtbank onder meer moet beantwoorden is of hierbij tegen [slachtoffer 1] geweld is gebruikt of gedreigd is met geweld.
Door de verdediging is bepleit dat alleen [slachtoffer 1] heeft verklaard over de geweldshandelingen en bedreigingen in de auto, bij de pinautomaat en onderweg naar Ewijk. Nu alleen [slachtoffer 1] hierover kan verklaren en verdachte dit ontkent, is er volgens de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de geweldshandelingen en bedreigingen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de geweldhandelingen en bedreiging wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Alle andere aangevers hebben net als [slachtoffer 1] eveneens verklaard dat verdachte een vuurwapen bij zich had en de andere man een mes. Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van de aangevers betrouwbaar en geloofwaardig en heeft zij reeds vastgesteld dat verdachte later op de avond in de woning een vuurwapen bij zich droeg. Onder medeverdachte [medeverdachte] is bovendien een mes aangetroffen op het snijvlak waarvan celmateriaal is aangetroffen waarvan de rechtbank hiervoor reeds heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] de (hoofd)donor is. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit mes bij het plegen van de feiten is gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Nu de verklaring van [slachtoffer 1] op deze specifieke punten wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van het eerste feit. Het door middel van geweld en bedreiging met geweld iemand dwingen tot het intoetsen van zijn pincode en het leeghalen van zijn rekening, levert zowel afpersing als diefstal met geweld op. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beide alternatief-cumulatief onder feit 1 tenlastegelegde feiten wettig en bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit blijkt dat verdachte een telefoon, pinpas en/of andere goederen van aangever heeft gestolen. Ten aanzien van dit deel van het tenlastegelegde onder feit 1 spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank hierboven bij feit 1 vastgesteld dat verdachte, samen met een ander, in de nacht van 1 januari 2019 met aangever [slachtoffer 1] naar een pinautomaat in Nijmegen is gereden en €520,- heeft opgenomen van de rekening van [slachtoffer 1] . Ook is vastgesteld dat verdachte dreigde met een vuurwapen en de andere man een mes bij zich had. Na het pinnen is [slachtoffer 1] onder bedreiging van het vuurwapen gedwongen om uit te auto te stappen en op zijn buik in de berm te gaan liggen. Hierbij is een mes tegen zijn keel gehouden en is hij bedreigd. Vervolgens is hij gedwongen weer in te stappen en zijn ze naar Ewijk gereden.
Uit deze feiten blijkt dat door verdachte en die ander een zeer bedreigende en agressieve sfeer was gecreëerd die maakte dat aangever niet vrij was in zijn keuze om uit de auto te stappen of zich al dan niet aan de situatie te onttrekken. Dat aangever in eerste instantie vrijwillig in de auto is gestapt maakt dat niet anders. Pas in de auto ontstond een dreigende en agressieve sfeer.
Gelet op het voorgaande hebben verdachte en die ander naar het oordeel van de rechtbank aangever [slachtoffer 1] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. Van omstandigheden die aantonen dat aangever vrijwillig in de auto is blijven zitten en opnieuw is ingestapt is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 2.
Feit 5
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank hierboven vastgesteld dat verdachte, samen met een ander, in de nacht van 1 januari 2019 bij aangever [slachtoffer 3] in de woning was. In de woning is aangever [slachtoffer 3] in zijn wang en rug gestoken door die ander. De vraag is welk strafbaar feit dit oplevert: verdachte wordt verweten dat hij als medepleger heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [slachtoffer 3] . Voor een bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van de handelingen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarnaast moet verdachte, waarvan wel vaststaat dat hij het mes niet heeft gehanteerd, als medepleger kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Verdachte is, gewapend met een vuurwapen, met een ander die gewapend was met een mes, de woning van [slachtoffer 3] binnen gegaan met het oogmerk om de aangevers geld afhandig te maken. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere man die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering bij de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het steken met het mes overweegt de rechtbank nog het volgende. Verdachte wist dat de andere man eerder op de avond een mes tegen de keel van [slachtoffer 1] heeft gezet en heeft geroepen dat er geschoten moest worden op het moment dat [slachtoffer 1] in de berm lag. Verdachte was dus op de hoogte van het mes en de agressieve houding van zijn medepleger. Verdachte moet rekening hebben gehouden met de aanmerkelijke kans dat zijn medepleger iemand zou verwonden met het mes. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen bij feit 5.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat bij het steken/snijden met het mes de dader [slachtoffer 3] wilde doden of de kans daarop op de koop toe nam. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde (medeplegen poging tot doodslag).
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. [slachtoffer 3] is twee keer gestoken, één keer in zijn gezicht en één keer in zijn rug. De kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen was gelet hierop aanmerkelijk. Bij het steken in de romp en het gezicht bestaat naar algemene ervaringsregels immers een aanmerkelijke kans dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. Er bevinden zich veel kwetsbare delen in de romp en het gezicht. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de andere man – het met een mes uithalen naar het gezicht en de rug van aangever [slachtoffer 3] – kan het niet anders zijn dan dat de andere man, zich bewust is geweest van die aanmerkelijke kans en die kans willens en wetens heeft aanvaard. Nu verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder feit 5 alternatief tenlastegelegde medeplegen van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook al heeft verdachte niet zelf het mes gehanteerd.
Feit 6
Tijdens de fouillering werd in de kleding van verdachte een zakje met brokken aangetroffen. Uit het rapport van het NFI blijkt dat deze brokken heroïne bevatten. Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de heroïne. Wel is door de raadsman bepleit dat het bezit van de in de auto aangetroffen cocaïne niet kan worden bewezen. De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om te kunnen vaststellen dat verdachte cocaïne in zijn bezit heeft gehad nu de cocaïne zich in een verborgen compartiment in de auto bevond en verdachte geen eigenaar of bezitter van de auto was. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 9,96 gram heroïne aanwezig heeft gehad.