ECLI:NL:RBGEL:2019:4009

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
05/004606-19, 05/094621-19, 05/049845-19 en 05/044634-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS voor meervoudige mishandeling en bedreiging in jeugdinstelling

Op 30 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in een periode van vier maanden meerdere misdrijven heeft gepleegd tijdens zijn verblijf in een jeugdinstelling en later in een jeugdinrichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van meerdere medewerkers van de instelling, waarbij hij hen met planken met spijkers heeft geslagen, hen heeft gebeten en hen heeft bedreigd met zware mishandeling en de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verstandelijke beperking en autisme, langdurige klinische behandeling nodig heeft om het recidiverisico te verlagen. De deskundigen adviseerden om de verdachte volgens het volwassenen strafrecht te berechten, omdat pedagogische beïnvloeding in zijn geval weinig kansrijk werd geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van anderen eist dat deze maatregel wordt opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het herhalingsgevaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/004606-19, 05/094621-19, 05/049845-19 en 05/044634-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 30 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te Hartelborgt Opvang te Spijkenisse.
Raadsvrouw: mr. V.W.A.M. van de Port, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni en
16 augustus 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/004606-19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere goed(eren), te weten een deur en/of een of meer ruit(en) (van een pand gevestigd aan de [adres] aldaar), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Pluryn (gevestigd aan de [adres] aldaar) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/094621-19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,01 gram (van een materiaal bevattende) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/049845-19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer 1] (arbeid- en wooncoördinator bij Pluryn) en/of [slachtoffer 2] (begeleider bij Pluryn) en/of [slachtoffer 3] (begeleider bij Pluryn) en/of [slachtoffer 4] (begeleider bij Pluryn) heeft mishandeld door een of meerdere malen:
- die voornoemde [slachtoffer 1] in de arm, althans in het lichaam, te bijten en/of
- die voornoemde [slachtoffer 1] bij de haren vast te pakken en/of
- die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 4] op de grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 1] , te
weten blijvende littekens, ten gevolge heeft gehad;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/044634-19ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 22 februari 2019 te Beekbergen, althans in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 15,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), en/of 0,18 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal zijnde amfetamine (speed), zijnde MDMA (XTC) en/of amfetamine (speed), (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 92 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende XTC (MDMA), zijnde amfetamine en/of XTC (MDMA), (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 14 april 2019 te Nijmegen, althans in
Nederland, een of meerdere medewerkers van de JJI-inrichting Hunnerberg, te weten
[slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend een of meerdere stenen naar, althans in de richting van, die voornoemde
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 10] , gegooid en/of
- opzettelijk dreigend achter die [slachtoffer 10] aan gerend en/of
- opzettelijk dreigend een of meerdere planken/balken met daarop spijkers en/of schroeven, in
elk geval een of meerdere scherp en/of zwaar (houten) voorwerp(en), in de hand genomen en
die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
daarmee benaderd en/of op die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] gericht en/of daarmee zwaaiende bewegingen gemaakt naar,
althans in de richting van, die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of die voorwerpen omhoog getild en/of
- ( hierbij) die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
dreigend de woorden toegevoegd: “Als ik je te pakken krijg, maak ik je kapot” en/of “Dan maak
ik je dood” en/of “Ik maak iedereen kapot, jullie gaan eraan” en/of “nog één stap dichterbij of ik
sla jullie allemaal kapot” en/of “Niet dichterbij komen, ik heb een paal in de hand met spijkers
en ga daar mee slaan” en/of “ik pak jullie buiten, wacht maar totdat jullie buiten zijn, dan pak ik
jullie een voor een met mijn vrienden”, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 14 april 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een of meerdere medewerkers van de JJI-inrichting Hunnerberg, te weten
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] , heeft mishandeld door een of meerder malen:
- die voornoemde [slachtoffer 6] op/tegen de arm, althans op/tegen het lichaam, met een of
meerdere plank(en)/balk(en) met spijkers en/of schroeven te slaan en/of
- die voornoemde [slachtoffer 7] op/tegen het lichaam met een of meerdere plank(en)/balk(en) met
spijkers te slaan en/of
- die voornoemde [slachtoffer 5] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, met een of meerdere
plank(en)/balk(en) met spijkers en/of schroeven te slaan en/of
- die voornoemde [slachtoffer 8] op/tegen het hoofd en/of de hand, althans op/tegen het lichaam,
met een of meerdere plank(en)/balk(en) met spijkers en/of schroeven te slaan en/of te
schampen en/of
- die voornoemde [slachtoffer 11] aan de haren te trekken en/of
- diens, verdachtes, duim in het oog van voornoemde [slachtoffer 11] te drukken en/of
- die voornoemde [slachtoffer 11] een vuistslag op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, van die
[slachtoffer 11] te geven, in ieder geval die voornoemde [slachtoffer 11] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die voornoemde [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] op/tegen het
lichaam te schoppen en/of te slaan en/of te stompen.

2.2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 05/049845-19 ten laste gelegde mishandeling bij Pluryn, heeft de officier meer in het bijzonder gesteld dat de door verdachte veroorzaakte blijvende littekens in de arm van [slachtoffer 1] zijn aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Dat verdachte [slachtoffer 1] ook bij de haren heeft vastgepakt, kan volgens de officier niet worden bewezen zodat ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak is gevorderd.
Ter zake van feit 1 in de zaak met parketnummer 05/044634-19 heeft de officier gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte op de ten laste gelegde datum ook heeft gehandeld in harddrugs zodat in zoverre vrijspraak moet volgen.
Voor wat betreft de in de zaak met parketnummer 05/044634-19 ten laste gelede mishandeling in De Hunnerberg, heeft de officier aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is dat verdachte [slachtoffer 7] heeft geslagen en dat verdachte met zijn duim in het oog van [slachtoffer 11] heeft gedrukt en [slachtoffer 11] daardoor pijn of letsel heeft opgelopen zodat verdachte ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging eveneens moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 05/004606-19 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte meer dan één ruit heeft vernield.
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 05/049845-19 ten laste gelegde mishandeling, heeft de raadsvrouw betwist dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] , nu volgens haar niet is vast te stellen dat [slachtoffer 1] blijvende littekens heeft overgehouden aan het handelen van verdachte. Evenmin kan in de visie van de raadsvrouw worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] bij de haren heeft vastgepakt.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 05/044634-19 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de harddrugs die hij aanwezig had, dan wel dat hij deze (gratis) heeft verstrekt. Ter zake van feit 3 in de zaak met parketnummer 05/044634-19, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit en dat deze bewoordingen een redelijke vrees hebben kunnen opwekken dat de bedreigingen daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Tot slot heeft de raadsvrouw vanwege het ontbreken van steunbewijs gedeeltelijke vrijspraak bepleit van de onder 4 ten laste gelegde mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer
05-004606-19 [1]
Aangeefster [slachtoffer 12] heeft verklaard dat ze heeft gezien dat verdachte op 6 januari 2019 in Beekbergen een balk tegen het raam gooide boven en dat ze zag dat het raam gebarsten was. Ze zag dat verdachte met hout en stalen pijpen naar de voordeur liep. Ze hoorde harde knallen bij de voordeur en zag dat er een gat in het hout was ontstaan, dat de deurvergrendeling kapot was geslagen, dat er een barst was ontstaan in de ruit naast de voordeur. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij boos was en dat hij spullen heeft vernield. Hij heeft de voordeur en het raam ernaast en de deurvergrendeling vernield met een stuk van zijn oude bed. Een raam op zijn kamer heeft hij eerder vernield, een ander raam was al beschadigd, aldus verdachte. [3]
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande de vernieling van 2 ruiten (1boven en 1 bij voordeur) en de deur(vergrendeling) wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet geen reden voor twijfel aan de verklaring van aangeefster dat zij zag dat verdachte een raam boven (ook) vernielde. Van de vernieling van een derde raam wordt verdachte vrijgesproken, omdat uit het dossier niet valt op te maken dat hij dit heeft gedaan.
Parketnummer
05/094621-19 [4]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
-verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2019;
-proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 24.
Parketnummer
05/049845-19 [5]
Ter zitting van 16 augustus 2019 heeft verdachte verklaard dat hij die dag erg boos was en begeleiders van Pluryn heeft geslagen en gebeten. [6] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij weet dat hij ook nog haren of iets van iemand vast had. [7]
Aangever [slachtoffer 2] , begeleider bij Pluryn in Beekbergen, gemeente Apeldoorn, heeft het volgende verklaard. Op 27 februari 2019 hebben hij en zijn collega [slachtoffer 4] verdachte vastgepakt om hem naar zijn kamer te begeleiden. Verdachte verzette zich en haalde met zijn vuist uit richting het gezicht van aangever. Aangever werd vol op zijn kaak geraakt en voelde direct pijn. Vervolgens zag hij dat verdachte met beide vuisten uithaalde naar [slachtoffer 4] en andere collega’s die in de buurt stonden. [8]
Aangever [slachtoffer 4] , begeleider bij Pluryn, heeft verklaard dat hij verdachte samen met collega [slachtoffer 2] heeft vastgepakt, toen verdachte weigerde naar zijn kamer te gaan. Aangever zag dat verdachte hierop [slachtoffer 2] met de vuist sloeg en hem ter hoogte van zijn kaak raakte. Hierna heeft verdachte hem, aangever, met de vuist op het hoofd geslagen. Aangever voelde direct pijn. Door de worsteling viel hij samen met verdachte op de grond. Ook zag aangever dat verdachte [slachtoffer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] vastpakte aan haar haren. [9]
Aangever [slachtoffer 3] , begeleider bij Pluryn, heeft verklaard dat hij collega’s [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] heeft ondersteund tijdens de worsteling met verdachte. Verdachte heeft daarbij met zijn vuist uitgehaald naar het hoofd van aangever. Aangever voelde een klap op zijn hoofd en een hevige pijn. [10]
Aangeefster [slachtoffer 1] , arbeids- en wooncoördinator bij Pluryn, heeft verklaard dat zij zag dat verdachte hevig om zich heen sloeg en schopte en ten minste drie medewerkers raakte. Op een gegeven moment lukte het haar om verdachte vast te pakken. Verdachte zag toen kans om in haar arm te bijten. Zij voelde direct een hevige pijn in haar arm. Pas toen verdachte door anderen naar de grond werd gebracht, liet hij met zijn tanden haar arm los. [11]
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft verricht en daarbij minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangevers hierdoor pijn of letsel zou toebrengen. Ten aanzien van het bij de haren vastpakken van [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake was van een hevige worsteling, waarbij verdachte zodanig agressief was dat de betrokken medewerkers grote moeite hadden om verdachte onder controle te krijgen. Mede in dit licht, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte [slachtoffer 1] met kracht bij de haren heeft vastgepakt en haar hierdoor pijn heeft gedaan. Dat [slachtoffer 1] , die direct na het incident is gehoord, in de commotie en chaos hierover zelf niet heeft verklaard, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van de beschikbare stukken niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] (blijvende) littekens op haar arm heeft overgehouden aan de beet van verdachte, zodat reeds hierom niet kan worden bewezen dat zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Parketnummer
05/044634-19
Feit 1
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij wel eens (een) XTC-pil(len) heeft verstrekt. Echter, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte juist op de ten laste gelegde datum harddrugs als XTC of speed heeft verstrekt/verkocht/afgeleverd; een periode is niet tenlastegelegd. De rechtbank zal verdachte daarom in zoverre van het hem tenlastegelegde “dealen” (verstrekken) vrijspreken.
Voor het overige (bezit XTC en speed) is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
-verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van
16 augustus 2019, gelezen in onderlinge samenhang met het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 22 februari 2019 met nummer PL0600-2019080905-2 (doorgenummerde pagina’s 17-18);
- een in de wettelijke vorm door de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakt proces-verbaal NFiDENT van 19 maart 2019;
-een in de wettelijke vorm door de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen PL0600-2019080905-23, p. 1-9 (niet doorgenummerd).
Het verweer van de raadsvrouw dat uit het dossier niet blijkt waar de ten laste gelegde hoeveelheid van 0,18 gram amfetamine/speed vandaan komt, volgt de rechtbank niet. Uit bovenstaand proces-verbaal van aanhouding volgt namelijk dat de politie bij verdachte
zakjes met daarin een poederachtige substantie heeft aangetroffen en dat verdachte desgevraagd heeft verklaard dat er speed in zit. De politie heeft van de inhoud van de zakjes monsters genomen en daarmee een indicatieve test uitgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat één van de zakjes met een nettogewicht van 0,18 gram positief scoort op de aanwezigheid van amfetamine (monster AAMQ5293NL).
Feit 2
In een proces-verbaal van aanhouding is geverbaliseerd dat de politie op 7 maart 2019 te Beekbergen aanwezig was tijdens een door het personeel van het Hietveld op de kamer van verdachte uitgevoerde kamercontrole. Een medewerker van het Hietveld overhandigde aan de verbalisant een brillenkoker met gripzakjes die waren gevuld met pillen. De medewerker vertelde dat zij deze had gevonden tussen de kussens van de bank op de kamer van verdachte. Verbalisant overhandigde de brillenkoker aan zijn collega die op dat moment bij verdachte stond. Hij hoorde verdachte zeggen: “oh nee hè” en vervolgens bevestigen dat het om xtc-pillen ging. [12] Verdachte heeft zelf verklaard dat hij nog 2 XTC-pillen onder de wasbak had liggen en dat hij niet weet waarom hij die niet bij de leiding heeft ingeleverd. [13]
Een in de wettelijke vorm door de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakt proces-verbaal NFiDENT van 25 april 2019, houdt in dat 92 pillen zijn onderzocht en positief zijn getest op de aanwezigheid van MDMA.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 7 maart 2019 op de kamer van verdachte 92 pillen bevattende MDMA zijn aangetroffen.
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit, omdat verdachte de aangetroffen XTC-pillen al vóór de ten laste gelede datum voorhanden had en hij ervan uitging dat de leiding van het Hietveld de pillen al vóór de opheffing van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 11 maart 2019 in zijn kamer had gevonden.
De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat wordt betwist dat verdachte de pillen op 7 maart 2019 (nog steeds) opzettelijk aanwezig had. De rechtbank acht dit verweer niet aannemelijk geworden omdat het gaat om een bijzonder grote hoeveelheid en bovendien omdat verdachte van de pillen bij de wastafel toegaf te weten dat hij die nog wel had.
Bewijsmiddelen feit 3 en 4 [14]
Gelet op de samenhang tussen feit 3 en 4 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
[slachtoffer 10] , medewerker van JJI-inrichting Hunnerberg in Nijmegen, heeft het volgende verklaard. Op 14 april 2019 rende verdachte boos weg. Toen het verdachte niet lukte om het terrein van de instelling te verlaten, is verdachte achter hem, [slachtoffer 10] , aangerend. [slachtoffer 10] hoorde verdachte daarbij op dreigende en boze toon zeggen: "als ik je te pakken krijg, maak ik je kapot" en "dan maak ik je dood"
.[slachtoffer 10] voelde zich hierdoor erg bedreigd. Even later zag [slachtoffer 10] dat verdachte stenen ter grootte van zijn handpalm vastpakte en deze bovenhands en gericht naar hem toe gooide. Als [slachtoffer 10] de stenen niet had ontweken, was hij zeker geraakt. Op een bepaald moment pakte verdachte twee houten balken (ongeveer 70 centimeter lang en 7 centimeter dik), waar, zo bleek later, spijkers in zaten. [slachtoffer 10] zag dat verdachte hiermee met beide handen met kracht slaande bewegingen in hun richting maakte. Vervolgens heeft een worsteling plaatsgevonden met verdachte. Tijdens de worsteling heeft verdachte een aantal collega’s met de balken geslagen. [slachtoffer 10] zag dat verdachte collega [slachtoffer 6] met de balk raakte, vermoedelijk op de arm, en collega [slachtoffer 5] op het hoofd. Ook zag hij dat verdachte collega [slachtoffer 11] aan zijn haren trok. Tijdens de worsteling riep verdachte meerdere malen: "Ik maak iedereen kapot, jullie gaan eraan". [15] Medewerker [slachtoffer 5] zag dat verdachte stenen gooide in de richting van hem en collega’s [slachtoffer 7] en [slachtoffer 10] . Even later liepen hij en collega's [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] op verdachte af, waarop verdachte met een plank uithaalde in hun richting. Verdachte was heel boos en agressief en riep onder meer
:"Als jullie in de buurt komen dan sla ik"
.[slachtoffer 5] was bang dat verdachte daadwerkelijk zou gaan slaan. Terwijl verdachte door collega’s van [slachtoffer 5] naar de grond werd gewerkt, sloeg verdachte hem met de plank met kracht op zijn hoofd. De klap kwam heel hard aan en veroorzaakte een zwelling, aldus [slachtoffer 5] . [16]
Medewerker [slachtoffer 8] heeft verklaard dat verdachte volledig door het lint ging. Toen hij verdachte sommeerde om de planken te laten vallen, hoorde hij verdachte zeggen: "nog één stap dichterbij of ik sla jullie allemaal kapot". Terwijl [slachtoffer 8] verdachte bij zijn middel vasthad, probeerde verdachte op hem en andere collega's in te slaan. Doordat verdachte met de plank langs de hand van aangever schampte, voelde aangever pijn en ontstonden twee krassen met bloed op zijn hand. [17]
Medewerker [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij dekking zocht toen verdachte stenen gooide. Verdachte had twee houten planken met grote spijkers erin in zijn handen, het leek alsof hij wilde gaan slaan. Aangever heeft toen zelf een plank gepakt en heeft daarmee 1 plank uit de handen van verdachte geslagen. Aangever gleed uit toen verdachte op hem afkwam. Hij viel op knie en schouder en had daardoor pijn. [18]
Medewerker [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op verdachte afliep, waarop verdachte op dreigende en agressieve wijze tegen hem zei dat hij niet dichterbij moest komen, dat hij hem anders zou slaan met de palen met spijkers die hij in zijn handen had. Daarbij tilde verdachte de palen omhoog. Aangever is op verdachte afgegaan, heeft zijn armen om hem heen geslagen en heeft geprobeerd hem naar de grond te werken. Ze vielen uiteindelijk op de grond. Ook hoorde hij verdachte tijdens de worsteling roepen: “Ik pak jullie buiten. Wacht maar totdat jullie buiten zijn dan pak ik jullie een voor een met mijn vrienden." Aangever voelde zich hierdoor erg bedreigd door verdachte. Aangever had schaafwonden op zijn arm en onderrug en pijnscheuten in zijn been waarop later een grote blauwe plek ontstond. Hij weet zeker dat dit komt door de worsteling met verdachte. [19]
Medewerker [slachtoffer 9] heeft verklaard dat verdachte twee balken in zijn handen had en schreeuwde dat hij en zijn collega's op afstand moesten blijven, dat hij anders zou slaan. Er ontstond een worsteling, waarbij zij en verdachte op de grond vielen. Verdachte had daarbij het haar van collega [slachtoffer 11] vast. [20]
Medewerker [slachtoffer 11] heeft verklaard dat hij richting een jongen met planken in zijn hand rende om zijn collega’s bijstand te verlenen. Hij hoorde de jongen roepen dat hij hen hiermee zou slaan, als zij in zijn buurt zouden komen. Daarbij benoemde de jongen ook de spijkers. Toen hij de jongen samen met collega’s probeerde te fixeren, voelde hij een vuistslag op zijn hoofd. De klap ging met kracht en deed pijn. Ook trok de vuist hard aan zijn haren. Dat deed nog meer pijn. De vuist was van de jongen. [21]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij stenen naar [slachtoffer 10] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 10] ] heeft gegooid. Daarna heeft hij stokken gepakt. Hij heeft met de stokken geslagen en gezwaaid. Zijn begeleiders stonden toen op een paar meter afstand. Vervolgens is hij in gevecht geraakt met een medewerker die op hem afkwam. Hij heeft die medewerker met de stokken gepord. [22]
Bewijsoverwegingen feit 3 en 4
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling van medewerkers van de Hunnerberg, zoals ten laste is gelegd. De enkele betwisting van de raadsvrouw dat verdachte de ten laste gelegde dreigende uitspraken heeft gedaan, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat deze uitlatingen, gelet op de inhoud ervan en mede bezien in de context van de overige (bedreigende) handelingen van verdachte, zoals het slaan en zwaaien met planken met spijkers en het gooien met stenen, de redelijke vrees hebben kunnen opwekken bij de medewerkers dat verdachte de dreigementen die hij uitte, zou waarmaken.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor de specifieke in de tenlastelegging onder feit 4 beschreven gedragingen (slaan al dan niet met plank) van verdachte richting [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank acht evenmin voldoende bewijs aanwezig dat verdachte met de duim in het oog van [slachtoffer 11] heeft gedrukt en hierdoor pijn of letsel heeft veroorzaakt, zodat zij hem hiervan zal vrijspreken. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 11] opzettelijk met de vuist in het gezicht heeft geslagen en hem daarmee pijn heeft toegebracht. Weliswaar ontkent verdachte deze geweldshandeling, maar de rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 11] te twijfelen, nu deze op voor de tenlastelegging relevante onderdelen voldoende specifiek en concreet zijn. Dat de verklaringen van [slachtoffer 11] op dit punt niet rechtstreeks worden ondersteund door ander bewijs, staat aan bewezenverklaring niet in de weg. Immers, niet voor ieder onderdeel van de tenlastelegging zijn meerdere bewijsmiddelen nodig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer
05004606-19
hij op
of omstreeks6 januari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn
opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere goed
(eren
), te weten een deur en
/of een of meerruit
(en
)(van een pand gevestigd aan de [adres] aldaar),
in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Pluryn (gevestigd aan de [adres] aldaar) toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer
05/094621-19
hij op
of omstreeks17 februari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,01 gram (van een materiaal bevattende) amfetamine
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer
05/049845-19
hij op
of omstreeks27 februari 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer 1] (arbeid- en wooncoördinator bij Pluryn) en
/of[slachtoffer 2] (begeleider bij Pluryn) en
/of[slachtoffer 3] (begeleider bij Pluryn) en
/of[slachtoffer 4] (begeleider bij Pluryn) heeft mishandeld door
een of meerdere malen:
- die voornoemde [slachtoffer 1] in de arm
, althans in het lichaam,te bijten en
/of- die voornoemde [slachtoffer 1] bij de haren vast te pakken en
/of- die voornoemde [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 3] op/tegen het hoofd
, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/ofte stompen, ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 4] op de grond is gevallen
, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 1] , teweten blijvende littekens, ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer
05/044634-19
1.
hij op
of omstreeks22 februari 2019 te Beekbergen,
althans in Nederland,
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althansaanwezig heeft gehad, ongeveer 15,53 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA (XTC), en
/of0,18 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een
materiaal zijnde amfetamine (speed), zijnde MDMA (XTC) e
n/of amfetamine (speed), (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks7 maart 2019 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/ofongeveer 92 pillen,
in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende XTC (MDMA),zijnde amfetamine
en/of XTC (MDMA), (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen op
of omstreeks14 april 2019 te Nijmegen,
althans in
Nederland, een of meerderemedewerkers van de JJI-inrichting Hunnerberg, te weten
[slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend een of meerdere stenen naar, althans in de richting van, die voornoemde
[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 10] , gegooid en
/of
- opzettelijk dreigend achter die [slachtoffer 10] aan gerend en
/of
- opzettelijk dreigend een of meerdere planken/balken met daarop spijkers
en/of schroeven,
in
elk geval een of meerdere scherp en/of zwaar (houten) voorwerp(en),in de hand genomen en
die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
daarmee benaderd en/ofop die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en
/ofgericht en
/ofdaarmee zwaaiende bewegingen gemaakt naar,
althans in de richting van, die voornoemde [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11] en
/ofdie voorwerpen omhoog getild en
/of
- ( hierbij) die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11]
dreigend de woorden toegevoegd: “Als ik je te pakken krijg, maak ik je kapot” en
/of“Dan maak
ik je dood” en
/of“Ik maak iedereen kapot, jullie gaan eraan” en
/of“nog één stap dichterbij of ik
sla jullie allemaal kapot” en
/of“Niet dichterbij komen, ik heb een paal in de hand met spijkers
en ga daar mee slaan” en
/of“ik pak jullie buiten, wacht maar totdat jullie buiten zijn, dan pak ik
jullie een voor een met mijn vrienden”, althans woorden
en/of feitelijkhedenvan gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen op
of omstreeks14 april 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland, een ofmeerdere medewerkers van de JJI-inrichting Hunnerberg, te weten
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] ,[slachtoffer 11] , [slachtoffer 5] en/
of[slachtoffer 8] , heeft mishandeld door
een of meerder malen:
-
die voornoemde [slachtoffer 6] op/tegen de arm, althans op/tegen het lichaam, met een of

meerdere plank(en)/balk(en) met spijkers en/of schroeven te slaan en/of

- die voornoemde [slachtoffer 7] op/tegen het lichaam met een of meerdere plank(en)/balk(en) met

spijkers te slaan en/of

- die voornoemde [slachtoffer 5] op/tegen het hoofd
, althans op/tegen het lichaam,met een of meerdere
plank(en)/balk(en) met spijkers
en/of schroevente slaan en
/of
- die voornoemde [slachtoffer 8] op/tegen
het hoofd en/ofde hand
, althans op/tegen het lichaam,
met een of meerdere plank(en)/balk(en) met spijkers
en/of schroeven te slaan en/ofte
schampen en
/of
- die voornoemde [slachtoffer 11] aan de haren te trekken en
/of
- diens, verdachtes, duim in het oog van voornoemde [slachtoffer 11] te drukken en/of
- die voornoemde [slachtoffer 11] een vuistslag op/tegen het hoofd,
althans op/tegen het lichaam, van die
[slachtoffer 11]te geven
, in ieder geval die voornoemde [slachtoffer 11] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die voornoemde [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] op/tegen het
lichaam te schoppen en/of te slaan en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/004606-19
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 05/094621-19
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer 05/049845-19
Mishandeling, meermalen gepleegd
Parketnummer
05/044634.19
Ten aanzien van feit 1 en 2 telkens:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en bedreiging met zware mishandeling, meerdere malen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoon van verdachte, toepassing van het jeugdstrafrecht het meest passend is. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, heeft de officier geëist dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek en oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er contra-indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht, waarbij zij heeft verwezen naar de adviezen van de NIFP-deskundigen. De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maximaal gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, en heeft zij gewezen op de duur van het voorarrest en de aard van de strafbare feiten waardoor er volgens haar geen ruimte meer is voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Bovendien verwachten de rapporterende deskundigen dat verdachte zich niet aan dergelijke voorwaarden zal houden zodat deze geen meerwaarde hebben. Voorts verzet de verdediging zich tegen oplegging van de PIJ-maatregel. Volgens de raadsvrouw is deze maatregel, gelet op de duur ervan, in strijd met het proportionaliteitsbeginsel en evenmin in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in geval van nieuwe incidenten met verdachte de Wet Bopz voldoende kader en (behandel)mogelijkheden biedt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 juli 2019;
- een multidisciplinair Pro Justitia rapport van psychiater [naam 1] , gedateerd 17 juni 2019, en van psycholoog [naam 2] , gedateerd 18 juni 2019;
- reclasseringsadviezen van 8 maart, 17 april, 23 mei, 21 juni en 15 augustus 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van vier maanden meerdere misdrijven gepleegd tijdens zijn verblijf in een jeugdinstelling en later in een jeugdinrichting. Daarbij heeft hij zich bij twee gelegenheden schuldig gemaakt aan mishandeling van een groot aantal medewerkers. Beide keren bleef verdachte weigeren de aanwijzingen van zijn begeleiders op te volgen. Toen zij hierop ingrepen, werd verdachte zo boos en agressief dat hij zijn begeleiders met de vuist dan wel met planken met spijkers heeft geslagen, bij de haren heeft vastgepakt en heeft gebeten. Ook heeft hij tegen de medewerkers geroepen dat hij hen dood en kapot zou maken, waarbij hij dreigend achter hen aanrende, met stenen gooide en met grote planken in zijn hand in hun richting zwaaide. Verdachte heeft hiermee pijn/letsel en gevoelens van angst veroorzaakt bij de desbetreffende medewerkers, terwijl zij zich juist inzetten voor zijn welzijn. Voorts heeft verdachte in een woede-uitbarsting ruiten en een deur van de instelling waar hij verbleef vernield toen hij het niet eens was met een beslissing van zijn begeleidster. Daarnaast zijn bij verdachte meerdere malen harddrugs aangetroffen, waaronder een aanzienlijke hoeveelheid speed en XTC-pillen. De rechtbank vindt het zeer zorgwekkend dat verdachte deze middelen op deze schaal aanwezig heeft gehad in een omgeving waar bovendien kwetsbare jongeren verblijven. Het aanwezig hebben van harddrugs betekent een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en leidt niet zelden direct en indirect tot andere vormen van criminaliteit.
De psychiater en psycholoog hebben gerapporteerd in de zaken met parketnummers 05/044634-19 en 05/049845-19; bij hun onderzoek hebben zij derhalve niet de overige feiten in deze strafzaak kunnen betrekken.
Uit bovenstaand Pro Justitia rapporten volgt onder meer dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, zwakbegaafdheid en middelengerelateerde problematiek: XTC en speed. Volgens de deskundigen waren deze stoornissen ook aanwezig tijdens het plegen van de laste gelegde feiten waarvan verdachte tijdens de Pro Justitia onderzoeken werd verdacht. Verdachte heeft een lange voorgeschiedenis met verblijf in instellingen en gebruik van agressie in omstandigheden van onmacht. Vanuit zijn autisme schat hij situaties verkeerd in en heeft hij onvoldoende sociaal inzicht en vermogen. In combinatie met zijn verstandelijke beperking is hij onvoldoende in staat om adequaat te reageren. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt de adviezen op dit punt over.
Op basis van de dossierstukken acht de rechtbank het verder aannemelijk dat verdachte ook de overige bewezenverklaarde feiten die niet in de Pro Justitia rapporten zijn meegenomen, onder invloed van deze stoornissen heeft gepleegd, gezien de korte periode waarin de feiten zijn gepleegd en de (chronische) aard van de stoornissen. Zij zal verdachte daarom ten aanzien van alle feiten als verminderd toerekeningsvatbaar aanmerken.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het jeugdstrafrecht of het commune strafrecht moet worden toegepast.
De PJ-rapporteurs hebben op basis van de wegingslijst Adolescentenstrafrecht NIFP geadviseerd verdachte volgens het commune (volwassenen) strafrecht te berechten. Een belangrijke reden hiervan ligt blijkens het rapport in de omstandigheid dat op het terrein van de handelingsvaardigheden van verdachte weinig mogelijkheden zijn om hem gericht pedagogisch te beïnvloeden vanwege zijn verstandelijke beperking, zijn autisme en zijn leeftijd. Volgens bovenstaande deskundigen is de problematiek van verdachte als vaste beperking en handicap op te vatten, waar weinig ontwikkelingspotentieel valt te verwachten, terwijl er wel gedragsverbetering bereikt kan worden. Een andere contra-indicatie voor toepassing van het jeugdstrafrecht is volgens de deskundigen dat verdachte niet onder de indruk is van justitiële autoriteiten en dat de delicten waarvan hij wordt verdacht in ernst toenemen. Ook zal verdachte anderen negatief beïnvloeden; hij is ongeschikt voor een groepsgericht leefklimaat, aldus de PJ-rapporteurs.
De reclassering komt na weging van de relevante factoren wel tot het advies het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij heeft daarbij onder meer gewezen op de verstandelijke beperking van verdachte, zijn beperkte vermogen om de risico’s en gevolgen van zijn handelen in te schatten alsmede zijn impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Daarbij heeft de reclassering benadrukt dat een belangrijke reden om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren is gelegen in de mogelijkheid van het opleggen van een PIJ-maatregel.
Ter zitting van 16 augustus 2019 hebben de PJ-rapporteurs en de reclassering hun standpunten zoals hierboven weergegeven, nader toegelicht. De PJ-deskundigen hebben in reactie op het standpunt van de reclassering, dat ook het soms kinderlijk overkomend gedrag van verdachte pleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht, toegelicht dat dit gedrag hoofdzakelijk voortkomt uit de pathologie, de autistische stoornis, van verdachte. De PJ-deskundigen zien hierin daarom geen aanwijzing voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Dat de familie van verdachte zeer betrokken is bij hem, is volgens de PJ-psycholoog in dit geval ook geen indicatie nu verdachte al geruime tijd niet meer thuis woont. De deskundigen hebben benadrukt dat de mogelijkheden van pedagogische beïnvloeding bepalend moeten zijn voor de keuze om het jeugdstrafrecht toe te passen. En die mogelijkheden ontbreken hier volgens de deskundigen.
Mede gelet hierop en in aanmerking genomen de gemotiveerde conclusie van de PJ-rapporteurs dat er weinig mogelijkheden zijn om verdachte pedagogisch te beïnvloeden terwijl pedagogische beïnvloeding juist de grondslag van het jeugdstrafrecht vormt, neemt de rechtbank hun advies tot toepassing van het commune strafrecht over.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen welke straf en/of maatregel hier een passende afdoening vormt. Daarbij houdt de rechtbank ten gunste van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ten nadele van verdachte betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat verdachte één van de feiten heeft gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Kennelijk waren de gestelde schorsingsvoorwaarden onvoldoende om te voorkomen dat verdachte opnieuw fors in de fout ging. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis van het bovenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft verbleven.
Aansluitend ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of aan verdachte tevens een behandeling moet worden opgelegd, en, zo ja, in welk strafrechtelijk kader. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Bovenstaande PJ-rapporteurs en de reclassering zijn het er ter zitting van 16 augustus 2019 allen over eens dat de kans op herhaling van agressief gedrag van verdachte groot is, dat een langdurig klinische behandeling noodzakelijk is en dat behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke straf het grote risico op afbreken van de behandeling met zich brengt en daarom niet wenselijk is. De bereidheid en motivatie van verdachte om aan een dergelijke bijzondere voorwaarde mee te werken lijkt namelijk beperkt, zodat de kans groot is dat hij dan onbehandeld en zonder passende zorg terugkeert in de maatschappij. Daarbij hebben de deskundigen tevens gewezen op de omstandigheid dat verdachte eerder de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis heeft overtreden. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij rust wil en dat hij genoeg heeft van alle begeleiding en bemoeienis van hulpverlenende instanties. De reclassering heeft op basis van bovenstaande omstandigheden oplegging van de PIJ-maatregel geadviseerd en dit advies ter zitting van 16 augustus 2019 gehandhaafd.
De PJ-psycholoog heeft ter zitting van 16 augustus 2019, na kennisname van de overige vijf aan verdachte ten laste gelegde feiten, waaronder de mishandeling en bedreiging op 14 april 2019, geconcludeerd dat verdachte vanwege zijn ongecontroleerde agressie een gevaar vormt voor anderen. Verder heeft de PJ-psycholoog ter zitting van 16 augustus 2019 vastgehouden aan zijn advies van een klinische behandeling voor de duur van 2 jaar en in dat verband ook de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) als optie genoemd. In het Pro Justitia rapport is de TBS-maatregel niet ter sprake gekomen, maar bij de opstelling daarvan is uitgegaan van slechts twee – niet TBS-waardige – ten laste gelegde feiten, aldus de PJ-psycholoog.
De PJ-psychiater heeft ter zitting van 16 augustus 2019 verder naar voren gebracht dat verdachte langdurige klinische behandeling nodig heeft in een beveiligde setting en dat verdachte zonder training toegespitst op zijn autismespectrum stoornis een gevaar vormt voor anderen. Zij heeft op de terechtzitting aangegeven dat zij in haar advies slechts de in haar rapportage genoemde feiten heeft betrokken. Zij kan – zonder aanvullend onderzoek – zich niet uitlaten over de vraag of de combinatie met de andere feiten die op de terechtzitting zijn besproken oplegging van een TBS-maatregel wenselijk of noodzakelijk maakt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat langdurige klinische behandeling van verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico terug te dringen. Klinische behandeling in een voorwaardelijk kader is geen optie omdat daarvoor vanwege de duur van het voorarrest geen ruimte meer is en overigens omdat behandeling in een voorwaardelijk kader door de deskundigen weinig kansrijk wordt geacht. “Kaal afstraffen” zoals de raadsvrouw heeft bepleit, acht de rechtbank onverantwoord voor de maatschappij, gelet op het gevaar dat verdachte voor anderen vormt vanwege zijn agressieve gedrag, voortkomend uit zijn pathologie. Resteert nog de optie van de TBS-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de hierboven bewezenverklaarde bedreigingen als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege mogelijk maken. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van deze maatregel noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op de lange duur van verdachtes verblijf in instellingen, de ernst van de bedreigingen, de ernst van de stoornissen en de agressieproblematiek, zoals daarvan ook blijkt uit de bewezenverklaarde mishandelingen en vernielingen, en het herhalingsgevaar.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen eist dat de TBS-met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. Uit de adviezen van de deskundigen leidt zij af dat verdachte een stevig juridisch kader nodig heeft om de intensieve en voor hem moeilijke en confronterende klinische behandeling aan te gaan en vol te houden. Ook is voldaan aan de overige voorwaarden voor oplegging van de TBS-maatregel, genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de aard en de omstandigheden van de bewezenverklaarde bedreigingen stelt de rechtbank vast dat
geensprake is van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dit maakt dat de duur van de maatregel is gemaximeerden in het uiterste geval 4 jaar kan bedragen.
De vraag of te zijner tijd een BOPZ-maatregel kan worden opgelegd is een onzekere toekomstige gebeurtenis die de noodzaak tot oplegging nu, in een strafrechtelijk kader, van een langdurige gedwongen behandeling niet wegneemt.
Alles afwegend komt de rechtbank aldus tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, en de oplegging van een in duur gemaximeerde TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter zake van feit 3 onder parketnummer 05-044634-19
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. T. Bertens en
mr. A. van der Hilst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2019.
Mr. Van der Hilst en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019009302, gesloten op 9 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p.10.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 21.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-PL0600-2019073506, gesloten op 29 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019091001, gesloten op 28 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte PL0600-2019089517-5, p. 4 (niet doorgenummerd).
8.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2019089625-1, p. 5-6 (niet doorgenummerd).
9.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2019089624-1, p. 5-6 (niet doorgenummerd).
10.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2019089624-1, p. 5-6 (niet doorgenummerd).
11.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2019089217-1, p. 5-6 (niet doorgenummerd).
12.Het proces-verbaal van aanhouding, gevoegd als bijlage bij het in de wettelijke vorm door de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PLO600-2019102726, gesloten op 8 maart 2019, p. 11.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 23.
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 6] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019219856 Z, gesloten op 20 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 11-13.
16.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 14-15.
17.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 17-18.
18.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 28.
19.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 24-25.
20.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 22.
21.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 30-31.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36.