3.3.Tijdens het deskundigenverhoor heeft de deskundige bevestigd dat het concept- en het definitieve deskundigenbericht van zijn hand zijn, althans onder zijn verantwoordelijkheid zijn opgesteld. Op vragen van de rechtbank en van de partijen heeft de deskundige, voor zover hier van belang, als volgt geantwoord:
U vraagt mij waarom passages zijn doorgestreept van het conceptrapport die uiteindelijk niet in het definitieve rapport zijn opgenomen. Wij hebben de opdracht gekregen. Als techneut bekijk je dan de scope van de hele zaak. De vraag was of er verweking had opgetreden. Dat hebben wij onderzocht en ook in het rapport opgenomen. Wij hebben ook ons de vraag gesteld of er ook een andere oorzaak zou kunnen zijn voor de verzakking. Dat hebben wij uitgediept en dat is in het conceptrapport opgenomen. Dat viel echter buiten de scope van het onderzoek. Dit is ons door de juridische afdeling van ons kantoor ook verteld. Daarom hebben wij het doorgestreept en niet opgenomen in het definitieve rapport. Ik sta nog wel achter de inhoud van de desbetreffende doorgestreepte passages, in ieder geval achter de genoemde oorzaak. De oorzaak van de verzakking is draagkrachtverlies van de fundamenten. Om dat 100% af te dichten moet je nog wel verder onderzoek verrichten. Maar het geotechnisch mechanisme dat de verzakking heeft veroorzaakt is gelegen in het draagkrachtverlies. Aan het gebouw is verder niets gebeurd en er zijn ons verder ook geen andere externe factoren bekend. U vraagt of de verkorte weergave van de door [eiser] aangehaalde passages uit het conceptdeskundigenbericht als opgenomen onder 2.12 van het tussenvonnis van 22 november 2018 [bedoeld is 21 november 2018, de rechtbank] correct is. Ja, die is correct. De desbetreffende passages zijn wel deels een inschatting van ons. We hebben wel bijvoorbeeld op de kaart gekeken naar de grondwaterstand, maar je zou nog nader grondonderzoek moeten doen naar bijvoorbeeld de grondspanning en funderingsdruk. Dat het grondwaterpeil zou kunnen stijgen naar het maaiveld is ook een inschatting van mijn kant. Dat zou je moeten verifiëren. Daar is dan nader onderzoek voor nodig. Vandaar dat ik ook zei dat het eigenlijk buiten de scope van het onderzoek valt. De waterstand zou je kunnen meten met een peilbuis. Vervolgens kan je dan de draagkracht doorberekenen. Mijn punt is dat het allemaal een eerste inschatting is van de oorzaak van de verzakking. […]
U vraagt mij waar de grondwaterstand van 2,5 meter onder het maaiveld op is gebaseerd. Dat hebben wij gehaald uit de ons bekende gegevens. Wij beschikken over grondwaterkaarten, er zijn ook digitale bronnen waar je dat kan opzoeken. Er heeft ook een onderzoek door Fugro plaatsgevonden waarin peilmetingen zijn gedaan. Wij hebben de gegevens uit de verschillende bestanden bekeken en zijn zo tot dat uitgangspunt gekomen. Natuurlijk fluctueert het grondwaterpeil. Het is geen polder met een vaste waterstand. In natte periodes zal het waterpeil hoger zijn dan in droge periodes. Wij zijn voor het beginpunt van ons onderzoek uitgegaan van de gemiddelde waterstand op de desbetreffende locatie. Dat is dan het waterpeil bij het huis van [eiser] en het omliggende gebied met hetzelfde peil. Dat wordt genoemd het gebied met dezelfde isohypse.
U houdt mij voor dat zijdens de gemeente is aangevoerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de grondwaterstand na een uur water op het maaiveld met 2,5 meter stijgt. Wij hebben niet alleen gekeken naar de waarschijnlijkheid, maar ook naar de gevoeligheid van de grond. Ik acht een grondwaterstijging van 2,5 meter zelf ook niet een waarschijnlijke gebeurtenis. Dat wil niet zeggen dat er geen effecten kunnen optreden als er een minder grote grondwaterstijging plaatsvindt.
Ik kan niet zeggen of een grondwaterstijging van 2,5 meter als er voor langere tijd water over het perceel stroomt wel waarschijnlijk is. Dat zou ik moeten narekenen. Je moet dan wel denken aan de orde van grootte van een kans van 5% of lager als je het hebt over 2 uur. Als het een week zou duren is het natuurlijk een ander verhaal.
Ik kan niet aangeven vanaf welke grondwaterstand het grondmechanisch draagvermogen lager is dan de belasting op de fundering van 46 kN/m1 waar wij bij onze berekeningen van zijn uitgegaan. Het waterpeil waarbij het grondmechanisch draagvermogen onder de 46 kN/m1 komt zal rond de 68 centimeter onder het maaiveld liggen. Echter ook als het grondmechanisch draagvermogen afneemt zonder dat het kleiner wordt dan de belasting op de fundering kan dit het gevolg met zich brengen dat er vervorming plaatsvindt van de grond. Dat zou kunnen leiden tot verzakking van het huis. Dit is echter een complexe theorie die nagerekend zou moeten worden. Je moet dan het vervormingsgedrag onderzoeken. Het zou kunnen dat het draagvermogen ondanks de vervormingen nog wel voldoet.
U houdt mij voor dat de gemeente stelt dat het baseren van de belasting van de fundering op een ontwerpbelasting bij de beschouwing van werkelijk gedrag en verplaatsingen binnen de geotechniek ongebruikelijk is. Het klopt dat er bij beschouwingen van verplaatsingen niet gekeken moet worden naar rekenwaarden, zoals de ontwerpbelasting, maar naar karakteristieke waarden, of representatieve waarden. Die beschouwingen hebben we niet gedaan. Dat hoorde ook niet binnen de scope. Voor de berekening van de belastbaarheid kan je wel naar rekenwaarden kijken zoals de ontwerpbelasting, dat is dan vanuit de veiligheidsfilosofie. Dat is ook vastgelegd in de NEN9997-1 norm.
Omdat ons onderzoek niet volledig was en omdat het niet tot de scope behoorde hebben wij de betreffende passages geschrapt.
U houdt mij voor dat de gemeente nog heeft aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat sprake is van een reductie van het draagkracht ten gevolge van overstroming van het riool, omdat de nulsituatie (voor 2003) niet bepaald kan worden en er meerder schadeoorzaken mogelijk zijn, die niet zijn beschouwd. Wij hebben natuurlijk het hele dossier gelezen. Wij hebben gelezen dat er kleine scheuren waren die zijn toegenomen. Wij hebben naar de tijdsperiode gekeken, waarin dat plaatsvond en wat de mogelijke oorzaken waren. Er hebben geen verbouwingen plaatsgevonden en we hebben geen andere oorzaken gezien. Die korrelspanning is een mogelijke oorzaak. Volgens ons is een nulsituatie niet noodzakelijk omdat we hebben gekeken naar de verschillen die in de desbetreffende periode hebben plaatsgevonden. En nogmaals, het viel ook buiten de scope van het onderzoek.
De hoofdreden dat de passages zijn geschrapt is dus dat het buiten de onderzoeksopdracht viel. Zo staat het ook in het rapport. De desbetreffende passages zijn een eerste inschatting, gemaakt naar eer en geweten. Wil je precies weten dan zal je een peilbuis moeten neerzetten en nader onderzoek moeten verrichten op de andere punten. Het blijft een eerste inschatting.
U vraagt of ik achter de doorgehaalde passages blijf staan. Ja, maar het is een eerste inschatting, denk alleen maar aan de waterstijging tot het maaiveld, als voorbeeld, dat zou nog moeten worden geverifieerd. Maar als eerste inschatting sta ik nog achter de conclusies dat de scheuren veroorzaakt zijn door verlies van draagkracht. Het is anders ook wel heel toevallig dat het vervormingsgedrag juist heeft plaatsgevonden op de plaatsen in het huis met de minste draagkracht. Daar zitten de meeste scheuren en daar is de vloer ook het meest vervormd. Met name de heer [naam 1] heeft ook gekeken naar de hele interactie tussen het woonhuis, de fundering en de ondergrond, dat is zijn specialisme. Bijvoorbeeld bij een stijve betonnen plaat in de constructie zal de vervorming minder zijn.
Wij hebben ook gekeken naar de hoogtes van de woning en de omgeving en waar het water dan heen zou stromen, zie hiervoor afbeelding 4-3 in het rapport. Uit de hoogtekaarten kun je afleiden dat het water dat van hoog naar laag stroomt, langs de woning stroomt.
[…]
De stroomsnelheid van het water maakt voor de mate van infiltratie niet veel verschil. Wat van belang is, is de tijd dat er ter plaatse water aanwezig is.
U houdt mij voor wat op pagina 36 van het conceptrapport staat als conclusie van hoofdstuk 7 van dat rapport en houdt mij voor dat daarin de put niet genoemd wordt. De conclusie die daar in staat is dat de grondwaterstand de korrelspanning doet veranderen waardoor verzakking op kan treden. De put draagt bij aan die grondwaterstand, maar er zijn ook andere mogelijke factoren die daaraan bijdragen, waaronder de regen en, wat op basis van de kaartjes aannemelijk is, het water dat van de straat stroomt. Hoeveel de put daaraan bijdraagt hebben wij niet onderzocht.
Ik blijf erbij dat de oorzaak van de verzakkingen moet hebben gelegen in de ondergrond. Als de deskundige van de gemeente zegt dat er andere mogelijke schadeoorzaken zijn is mijn reactie dat ik die niet kan verzinnen.
Op basis van wat we nu weten en nu kunnen inschatten en wat tot dusver de resultaten zijn van het onderzoek, blijf ik bij de conclusie dat de wateroverlast de verzakking heeft veroorzaakt.
U vraagt hoe ik dat laatste kan zeggen ondanks dat ik eerder heb gezegd dat op basis van aannames is gehandeld. Dat is inherent aan het vakgebied. Je probeert een verklaring te vinden. Het is geen exacte wetenschap. Je trekt de conclusies op basis van kennis en ervaring, grondgedrag en dergelijke.
Het klopt dat de ondergrond niet vervormt ten gevolge van fluctuatie van de grondwaterstand op dieptes waar die fluctuatie niet plaatsvindt. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de vervorming van de ondergrond ten gevolge van de grondwaterfluctuatie. Wij hebben die gegevens wel aangeleverd gekregen van een eerder onderzoek. In theorie is het mogelijk dat de vervorming van de grond in het gebied waar de grondwaterfluctuatie plaatsvindt zo groot is, dat dit de scheurvorming die is geconstateerd kan verklaren.
Veenlagen die onder de woning van Kamp zouden zijn, zouden ook scheuren kunnen veroorzaken. Maar wij hebben op basis van het door ons gedane onderzoek dergelijke veenlagen niet aan kunnen treffen. Dergelijke lagen zouden aan het oppervlak moeten zitten, anders hebben ze weinig effect.
Mijn inschatting is dat als er gedurende een uur een hoeveelheid van 10 centimeter water aanwezig is boven het maaiveld, dit in die periode niet een diepte van 2,5 meter onder het maaiveld zal hebben bereikt. Het beïnvloedt wel de tussenliggende lagen.