ECLI:NL:RBGEL:2019:3857

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
C/05/301936/HA ZA 16-235
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na overstroming rioolput en scheuren in woning

In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.J.M. Weijers, een vordering ingesteld tegen de gemeente Berg en Dal, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M. Pieterse, wegens schade aan zijn woning die hij toeschrijft aan overstromingen van een rioolput. De rechtbank Gelderland heeft op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die een vervolg is op eerdere uitspraken. Eiser stelt dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade, omdat het riool niet voldoet aan de eisen en regelmatig overstroomt, wat zou hebben geleid tot verzakking en scheurvorming in zijn woning. De gemeente betwist deze claims en voert aan dat er geen sprake is van regelmatige overstromingen en dat andere factoren de schade kunnen hebben veroorzaakt.

Na deskundigenverhoor heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen causaal verband is tussen de overstromingen en de schade aan de woning. De deskundige heeft aangegeven dat de grond onder de woning niet de juiste samenstelling heeft voor verweking, en dat de overstromingen geen significant risico op schade hebben veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiser onvoldoende onderbouwd zijn en wijst deze af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 3.334,00 zijn begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/301936 / HA ZA 16-235
Vonnis van 28 augustus 2019
in de zaak van
[eiser],
[adres eiser],
eiser,
advocaat mr. C.C.J.M. Weijers te Nijmegen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BERG EN DAL,
zetelend te Groesbeek,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 november 2018
  • het proces-verbaal van deskundigenverhoor op grond van artikel 194 lid 5 Rv van 15 mei 2019 en het proces-verbaal van comparitie van dezelfde datum
  • de akte na deskundigenverhoor
  • de antwoordakte na deskundigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling tot dusverre.

2.1.
In deze zaak heeft [eiser] jegens de gemeente een vordering ingesteld op grond van artikel 6:174 BW waarbij hij de gemeente verwijt dat het riool in de [straat] (het riool) niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen, nu, aldus [eiser]:
  • door de daarin toegepaste knijpconstructie de rioolput regelmatig overstroomt,
  • dan steeds een aanzienlijke hoeveelheid water via de straat over het terrein van [eiser] stroomt,
  • dit tot verweking van de grond heeft geleid,
  • daardoor de fundering van zijn woning is ondermijnd en aangetast,
  • en dit scheurvorming en verzakking van de woning heeft veroorzaakt.
De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van regelmatige overstroming en voorts dat dit verweking van de grond onder de woning en daardoor ondermijning van de fundering en verzakking als gevolg kan hebben en heeft gehad.
2.2.
Na bewijslevering is komen vast te staan dat de rioolput per jaar één à twee keer overstroomt, waardoor een aanzienlijke hoeveelheid water over het perceel van [eiser] stroomt (tussenvonnis 4 oktober 2017 rov. 2.9.) waarbij er van wordt uitgegaan dat dit niet langer dan een uur per keer was (tussenvonnis 23 januari 2018 rov 2.11).
2.3.
Na inwinning van een deskundigenbericht, waarin, kort weergegeven, staat dat ‘verweking’ een proces is dat optreedt in leemhoudende grond, die op het perceel van [eiser] niet aanwezig is, is de rechtbank, kort weergegeven, tot het oordeel gekomen (tussenvonnis 19 november 2018 rov. 2.7.) dat:
- verweking van de grond niet heeft plaatsgevonden
- de overstromingen van de rioolput ook geen concreet risico op verweking van de grond en ondermijning daardoor van het fundament heeft kunnen veroorzaken en
- dit betekent dat geen sprake is van het voor aansprakelijkheid van de gemeente op de door [eiser] tot dan toe aangevoerde gronden, waarbij het gestelde proces van verweking immers centraal stond.
2.4.
[eiser] heeft de grondslag van zijn vordering in zijn conclusie na deskundigenbericht echter aangevuld met de stelling dat de schade aan het woonhuis door het overstromen van het riool ook kan zijn ontstaan door verlies van de draagkracht van de fundering ten gevolge van de overstromingen met een andere oorzaak dan verweking. De rechtbank heeft deze grondslagwijziging, ondanks bezwaren van de gemeente, toegestaan, waarbij is overwogen dat in deze fase van de procedure, waarin al bewijslevering door het horen van getuigen en het inwinnen van een deskundigenbericht heeft plaatsgevonden, van [eiser] verwacht mag worden dat hij zijn nieuwe grondslag van voldoende onderbouwing voorziet. Concreet stelt [eiser] na voornoemde grondslagwijziging - kort weergegeven - dat door de periodieke overstroming van het riool gedurende een uur het grondwaterpeil aanzienlijk stijgt, dat daardoor de fundering van het woonhuis draagkracht verliest, dat daardoor verzakking optreedt op de locatie waar de grondwaterstand het meest wordt verhoogd, de achterkant, en dat daardoor scheurvorming optreedt. De rechtbank begrijpt dat [eiser] stelt dat het overstromen van de rioolput een reëel risico veroorzaakt voor deze stijging van de grondwaterstand en daardoor optredende scheurvorming en dat dit risico zich heeft verwezenlijkt. Een en ander wordt door de gemeente betwist (tussenvonnis 21 november 2018 rov 2.10).
2.5.
[eiser] heeft de gewijzigde grondslag (enkel) gebaseerd op een aantal passages uit het conceptdeskundigenbericht, die niet meer voorkomen in het definitieve rapport, waarin, kort weergegeven, het volgende staat.
- Verhoging van het grondwater leidt tot afname van het grondmechanisch draagvermogen.
- Indien de belasting van de woning op de fundering groter is dan het grondmechanisch draagvermogen, leidt dit tot verzakkingen.
- De deskundige gaat op basis van door hem uitgevoerde berekeningen en modellen uit van een belasting van de woning op de fundering van 46 kN/m1 en van een grondmechanisch draagvermogen van de fundering op staal van, bij een grondwaterstand van 2,5 of 2,0 meter onder het maaiveld, 89 kN/m1 en bij een grondwaterstand van 0,0 meter onder het maaiveld 42 kN/m1.
- Pas in dit laatste voorbeeld is de belasting van de woning (46 kN/m1 ) groter dan het grondmechanisch draagvermogen (42 kN/m1) en is er dus een reëel risico op scheurvorming.
- Bij een grote hoeveelheid water op het maaiveld gedurende maximaal 1 uur zal de waterstand in de ondergrond beïnvloed worden, de waterstand zal dan stijgen tot aan maaiveld, zodat scheurvorming ontstaat (tussenvonnis 19 november 2018 rov 2.12).
2.6.
De gemeente heeft in haar reactie op het conceptdeskundigenbericht onder meer de volgende bezwaren aangevoerd.
  • De grondwaterstand kan nog dieper liggen dat 2,5 meter onder het maaiveld; de deskundige is ten onrechte van een stand van 2,5 meter onder het maaiveld uitgegaan zonder peilbuismetingen te doen.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de grondwaterstand na één uur water op het maaiveld met meer dan 2,5 meter stijgt, zeker gelet op de matige infiltratiecapaciteit van de ondergrond ter plaatse. [naam adviesbureau] (het door de gemeente ingeschakelde adviesbureau) heeft dit in de afgelopen 25 jaar nog nooit gezien.
  • De door de deskundige berekende belasting van de fundering van 46 kN/m1 is gebaseerd op een berekende ontwerpbelasting, hetgeen bij beschouwing van het werkelijke gedrag en verplaatsingen binnen de (geo)techniek ongebruikelijk is.
  • Niet gesteld kan worden dat sprake is van een reductie van draagkracht ten gevolge van de overstroming van het riool, omdat de nulsituatie (vóór 2003) niet bepaald kan worden en er meerdere schadeoorzaken mogelijk zijn, die ten onrechte niet zijn beschouwd.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Het komt er thans op aan of vastgesteld kan worden dat door de periodieke overstroming van het riool gedurende een uur het grondwaterpeil aanzienlijk stijgt, dat daardoor de fundering van het woonhuis draagkracht verliest, dat daardoor verzakking optreedt op de locatie waar de grondwaterstand het meest wordt verhoogd, de achterkant van de woning, en dat daardoor scheurvorming optreedt.
3.2.
Omdat de door [eiser] aangehaalde passages, waarop hij de gewijzigde grondslag van zijn vordering baseert, niet meer voorkomen in het definitieve deskundigenbericht, waarbij niet zonder meer duidelijk is waarom die passages zijn geschrapt en gelet op de door de gemeente aangevoerde bezwaren tegen die passages, heeft de rechtbank het nodig geacht de deskundige daarover op de voet van artikel 194 lid 5 Rv nader te horen.
3.3.
Tijdens het deskundigenverhoor heeft de deskundige bevestigd dat het concept- en het definitieve deskundigenbericht van zijn hand zijn, althans onder zijn verantwoordelijkheid zijn opgesteld. Op vragen van de rechtbank en van de partijen heeft de deskundige, voor zover hier van belang, als volgt geantwoord:
U vraagt mij waarom passages zijn doorgestreept van het conceptrapport die uiteindelijk niet in het definitieve rapport zijn opgenomen. Wij hebben de opdracht gekregen. Als techneut bekijk je dan de scope van de hele zaak. De vraag was of er verweking had opgetreden. Dat hebben wij onderzocht en ook in het rapport opgenomen. Wij hebben ook ons de vraag gesteld of er ook een andere oorzaak zou kunnen zijn voor de verzakking. Dat hebben wij uitgediept en dat is in het conceptrapport opgenomen. Dat viel echter buiten de scope van het onderzoek. Dit is ons door de juridische afdeling van ons kantoor ook verteld. Daarom hebben wij het doorgestreept en niet opgenomen in het definitieve rapport. Ik sta nog wel achter de inhoud van de desbetreffende doorgestreepte passages, in ieder geval achter de genoemde oorzaak. De oorzaak van de verzakking is draagkrachtverlies van de fundamenten. Om dat 100% af te dichten moet je nog wel verder onderzoek verrichten. Maar het geotechnisch mechanisme dat de verzakking heeft veroorzaakt is gelegen in het draagkrachtverlies. Aan het gebouw is verder niets gebeurd en er zijn ons verder ook geen andere externe factoren bekend. U vraagt of de verkorte weergave van de door [eiser] aangehaalde passages uit het conceptdeskundigenbericht als opgenomen onder 2.12 van het tussenvonnis van 22 november 2018 [bedoeld is 21 november 2018, de rechtbank] correct is. Ja, die is correct. De desbetreffende passages zijn wel deels een inschatting van ons. We hebben wel bijvoorbeeld op de kaart gekeken naar de grondwaterstand, maar je zou nog nader grondonderzoek moeten doen naar bijvoorbeeld de grondspanning en funderingsdruk. Dat het grondwaterpeil zou kunnen stijgen naar het maaiveld is ook een inschatting van mijn kant. Dat zou je moeten verifiëren. Daar is dan nader onderzoek voor nodig. Vandaar dat ik ook zei dat het eigenlijk buiten de scope van het onderzoek valt. De waterstand zou je kunnen meten met een peilbuis. Vervolgens kan je dan de draagkracht doorberekenen. Mijn punt is dat het allemaal een eerste inschatting is van de oorzaak van de verzakking. […]
U vraagt mij waar de grondwaterstand van 2,5 meter onder het maaiveld op is gebaseerd. Dat hebben wij gehaald uit de ons bekende gegevens. Wij beschikken over grondwaterkaarten, er zijn ook digitale bronnen waar je dat kan opzoeken. Er heeft ook een onderzoek door Fugro plaatsgevonden waarin peilmetingen zijn gedaan. Wij hebben de gegevens uit de verschillende bestanden bekeken en zijn zo tot dat uitgangspunt gekomen. Natuurlijk fluctueert het grondwaterpeil. Het is geen polder met een vaste waterstand. In natte periodes zal het waterpeil hoger zijn dan in droge periodes. Wij zijn voor het beginpunt van ons onderzoek uitgegaan van de gemiddelde waterstand op de desbetreffende locatie. Dat is dan het waterpeil bij het huis van [eiser] en het omliggende gebied met hetzelfde peil. Dat wordt genoemd het gebied met dezelfde isohypse.
U houdt mij voor dat zijdens de gemeente is aangevoerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de grondwaterstand na een uur water op het maaiveld met 2,5 meter stijgt. Wij hebben niet alleen gekeken naar de waarschijnlijkheid, maar ook naar de gevoeligheid van de grond. Ik acht een grondwaterstijging van 2,5 meter zelf ook niet een waarschijnlijke gebeurtenis. Dat wil niet zeggen dat er geen effecten kunnen optreden als er een minder grote grondwaterstijging plaatsvindt.
Ik kan niet zeggen of een grondwaterstijging van 2,5 meter als er voor langere tijd water over het perceel stroomt wel waarschijnlijk is. Dat zou ik moeten narekenen. Je moet dan wel denken aan de orde van grootte van een kans van 5% of lager als je het hebt over 2 uur. Als het een week zou duren is het natuurlijk een ander verhaal.
Ik kan niet aangeven vanaf welke grondwaterstand het grondmechanisch draagvermogen lager is dan de belasting op de fundering van 46 kN/m1 waar wij bij onze berekeningen van zijn uitgegaan. Het waterpeil waarbij het grondmechanisch draagvermogen onder de 46 kN/m1 komt zal rond de 68 centimeter onder het maaiveld liggen. Echter ook als het grondmechanisch draagvermogen afneemt zonder dat het kleiner wordt dan de belasting op de fundering kan dit het gevolg met zich brengen dat er vervorming plaatsvindt van de grond. Dat zou kunnen leiden tot verzakking van het huis. Dit is echter een complexe theorie die nagerekend zou moeten worden. Je moet dan het vervormingsgedrag onderzoeken. Het zou kunnen dat het draagvermogen ondanks de vervormingen nog wel voldoet.
U houdt mij voor dat de gemeente stelt dat het baseren van de belasting van de fundering op een ontwerpbelasting bij de beschouwing van werkelijk gedrag en verplaatsingen binnen de geotechniek ongebruikelijk is. Het klopt dat er bij beschouwingen van verplaatsingen niet gekeken moet worden naar rekenwaarden, zoals de ontwerpbelasting, maar naar karakteristieke waarden, of representatieve waarden. Die beschouwingen hebben we niet gedaan. Dat hoorde ook niet binnen de scope. Voor de berekening van de belastbaarheid kan je wel naar rekenwaarden kijken zoals de ontwerpbelasting, dat is dan vanuit de veiligheidsfilosofie. Dat is ook vastgelegd in de NEN9997-1 norm.
Omdat ons onderzoek niet volledig was en omdat het niet tot de scope behoorde hebben wij de betreffende passages geschrapt.
U houdt mij voor dat de gemeente nog heeft aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat sprake is van een reductie van het draagkracht ten gevolge van overstroming van het riool, omdat de nulsituatie (voor 2003) niet bepaald kan worden en er meerder schadeoorzaken mogelijk zijn, die niet zijn beschouwd. Wij hebben natuurlijk het hele dossier gelezen. Wij hebben gelezen dat er kleine scheuren waren die zijn toegenomen. Wij hebben naar de tijdsperiode gekeken, waarin dat plaatsvond en wat de mogelijke oorzaken waren. Er hebben geen verbouwingen plaatsgevonden en we hebben geen andere oorzaken gezien. Die korrelspanning is een mogelijke oorzaak. Volgens ons is een nulsituatie niet noodzakelijk omdat we hebben gekeken naar de verschillen die in de desbetreffende periode hebben plaatsgevonden. En nogmaals, het viel ook buiten de scope van het onderzoek.
De hoofdreden dat de passages zijn geschrapt is dus dat het buiten de onderzoeksopdracht viel. Zo staat het ook in het rapport. De desbetreffende passages zijn een eerste inschatting, gemaakt naar eer en geweten. Wil je precies weten dan zal je een peilbuis moeten neerzetten en nader onderzoek moeten verrichten op de andere punten. Het blijft een eerste inschatting.
U vraagt of ik achter de doorgehaalde passages blijf staan. Ja, maar het is een eerste inschatting, denk alleen maar aan de waterstijging tot het maaiveld, als voorbeeld, dat zou nog moeten worden geverifieerd. Maar als eerste inschatting sta ik nog achter de conclusies dat de scheuren veroorzaakt zijn door verlies van draagkracht. Het is anders ook wel heel toevallig dat het vervormingsgedrag juist heeft plaatsgevonden op de plaatsen in het huis met de minste draagkracht. Daar zitten de meeste scheuren en daar is de vloer ook het meest vervormd. Met name de heer [naam 1] heeft ook gekeken naar de hele interactie tussen het woonhuis, de fundering en de ondergrond, dat is zijn specialisme. Bijvoorbeeld bij een stijve betonnen plaat in de constructie zal de vervorming minder zijn.
Wij hebben ook gekeken naar de hoogtes van de woning en de omgeving en waar het water dan heen zou stromen, zie hiervoor afbeelding 4-3 in het rapport. Uit de hoogtekaarten kun je afleiden dat het water dat van hoog naar laag stroomt, langs de woning stroomt.
[…]
De stroomsnelheid van het water maakt voor de mate van infiltratie niet veel verschil. Wat van belang is, is de tijd dat er ter plaatse water aanwezig is.
U houdt mij voor wat op pagina 36 van het conceptrapport staat als conclusie van hoofdstuk 7 van dat rapport en houdt mij voor dat daarin de put niet genoemd wordt. De conclusie die daar in staat is dat de grondwaterstand de korrelspanning doet veranderen waardoor verzakking op kan treden. De put draagt bij aan die grondwaterstand, maar er zijn ook andere mogelijke factoren die daaraan bijdragen, waaronder de regen en, wat op basis van de kaartjes aannemelijk is, het water dat van de straat stroomt. Hoeveel de put daaraan bijdraagt hebben wij niet onderzocht.
Ik blijf erbij dat de oorzaak van de verzakkingen moet hebben gelegen in de ondergrond. Als de deskundige van de gemeente zegt dat er andere mogelijke schadeoorzaken zijn is mijn reactie dat ik die niet kan verzinnen.
Op basis van wat we nu weten en nu kunnen inschatten en wat tot dusver de resultaten zijn van het onderzoek, blijf ik bij de conclusie dat de wateroverlast de verzakking heeft veroorzaakt.
U vraagt hoe ik dat laatste kan zeggen ondanks dat ik eerder heb gezegd dat op basis van aannames is gehandeld. Dat is inherent aan het vakgebied. Je probeert een verklaring te vinden. Het is geen exacte wetenschap. Je trekt de conclusies op basis van kennis en ervaring, grondgedrag en dergelijke.
Het klopt dat de ondergrond niet vervormt ten gevolge van fluctuatie van de grondwaterstand op dieptes waar die fluctuatie niet plaatsvindt. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de vervorming van de ondergrond ten gevolge van de grondwaterfluctuatie. Wij hebben die gegevens wel aangeleverd gekregen van een eerder onderzoek. In theorie is het mogelijk dat de vervorming van de grond in het gebied waar de grondwaterfluctuatie plaatsvindt zo groot is, dat dit de scheurvorming die is geconstateerd kan verklaren.
Veenlagen die onder de woning van Kamp zouden zijn, zouden ook scheuren kunnen veroorzaken. Maar wij hebben op basis van het door ons gedane onderzoek dergelijke veenlagen niet aan kunnen treffen. Dergelijke lagen zouden aan het oppervlak moeten zitten, anders hebben ze weinig effect.
Mijn inschatting is dat als er gedurende een uur een hoeveelheid van 10 centimeter water aanwezig is boven het maaiveld, dit in die periode niet een diepte van 2,5 meter onder het maaiveld zal hebben bereikt. Het beïnvloedt wel de tussenliggende lagen.
3.4.
De rechtbank stelt op basis van voornoemde verklaring van de deskundige het volgende vast:
  • De passages zijn uit het concept-deskundigenbericht weggehaald omdat ze, in de ogen van de deskundige, buiten de opdracht vielen én omdat hij op die punten nader onderzoek nodig achtte.
  • De deskundige blijft wel bij die passages, in ieder geval achter de genoemde oorzaak van de verzakkingen, te weten draagkrachtverlies van de ondergrond van de fundamenten door de grondwaterstand en wateroverlast.
  • De deskundige geeft, tot vier keer toe, aan dat dit een ‘eerste inschatting’ is, waartoe nader onderzoek nodig is.
  • De deskundige acht een grondwaterpeilstijging van 2,5 meter bij een overstroming van een uur onwaarschijnlijk en verklaart dat de kans daarop bij een overstroming van twee uur nagerekend zou moeten worden, maar denkt dat de kans daarop dan ook 5% of lager.
  • De deskundige bevestigt het standpunt van de gemeente dat er bij beschouwingen van verplaatsingen niet gekeken moet worden naar rekenwaarden, zoals de ontwerpbelasting, maar naar karakteristieke of representatieve waarden. Hij heeft die beschouwingen niet gedaan, omdat dat niet binnen de scope van het onderzoek paste.
  • De deskundige verklaart dat de grondwaterstand de korrelspanning doet veranderen waardoor verzakking op kan treden, dat de overstroming van de put bijdraagt aan die grondwaterstand, maar dat er ook andere mogelijke factoren zijn die daaraan bijdragen, waaronder de regen en, wat op basis van de kaartjes aannemelijk is, het water dat van de straat stroomt. De deskundige heeft niet onderzocht hoeveel de put daaraan bijdraagt.
  • De deskundige heeft geen onderzoek gedaan naar de vervorming van de ondergrond ten gevolge van de grondwaterfluctuatie. In theorie is het mogelijk dat de vervorming van de grond in het gebied waar grondwaterfluctuatie plaatsvindt zo groot is, dat dit de scheurvorming die is geconstateerd kan verklaren.
3.5.
De rechtbank concludeert dat op basis van het deskundigenonderzoek, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in het concept- en het definitieve deskundigenbericht, en van het deskundigenverhoor niet kan worden aangenomen dat door de periodieke overstromingen van het riool gedurende een uur het grondwaterpeil dusdanig stijgt dat daardoor de fundering van het woonhuis draagkracht verliest, dat daardoor verzakking optreedt aan de achterkant van de woning en dat daardoor scheurvorming optreedt. De deskundige acht een dergelijke forse grondwaterstijging door de overstromingen juist onwaarschijnlijk. Weliswaar blijft de deskundige bij zijn conclusie dat de oorzaak van de scheuren is gelegen in draagkrachtverlies van de ondergrond als gevolg van een grondwaterstijging en/of wateroverlast, maar hij verklaart ook dat de overstroming van de rioolput slechts een van de factoren is die daaraan mogelijk hebben bijgedragen, terwijl niet is onderzocht of en hoeveel die put daaraan daadwerkelijk bijdraagt. Daarbij komt dat de deskundige ook overige kritiekpunten van de gemeente op zijn (in het definitieve rapport geschrapte) bevindingen in het conceptrapport, met name ten aanzien van de wijze waarop de belastbaarheid van de fundering is berekend, niet heeft kunnen pareren.
3.6.
Nu [eiser] zijn gewijzigde grondslag, ook in zijn akte na deskundigenbericht, niet anders concreet heeft onderbouwd dan door te verwijzen naar de voornoemde bevindingen van de deskundige, is de conclusie dat de gegeven onderbouwing onvoldoende is. Zoals overwogen in het tussenvonnis van 21 november 2018 mag in deze fase van het geding worden verwacht dat een gewijzigde grondslag van voldoende onderbouwing wordt voorzien. Het inwinnen van een nader deskundigbericht is dan ook niet meer aan de orde.
3.7.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
3.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
€ 2.715,00(5,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 3.334,00
De kosten van het deskundigenonderzoek, zoals begroot in de begrotingsbeschikkingen van 7 maart 2018 en 19 juni 2019, die door [eiser] bij wijze van voorschot zijn voldaan, blijven voor zijn rekening.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 3.334,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag van het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.