ECLI:NL:RBGEL:2019:3693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
05/740157-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van valse sleutels door buddy van slachtoffer

Op 16 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Zevenaar, die als buddy van een 71-jarige man op meerdere momenten geld heeft gestolen door middel van valse sleutels. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 140 uren voor diefstal van in totaal 25.562,14 euro. Zijn vrouw, die ook betrokken was, is veroordeeld voor witwassen van een deel van dit geld tot een werkstraf van 60 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door gebruik te maken van de bankpas en pincode van het slachtoffer, die hij in het vertrouwen had gekregen om aankopen te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming van het slachtoffer geld heeft overgemaakt naar een rekening waar hij de beschikking over had. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de druk die hij ervaart. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van 14.162,20 euro aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenwoordigheid van de griffier en heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740157-18
Datum uitspraak : 16 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres]
.
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
Hij op één of meer tijdstippen, meermalen, althans éénmaal in of omstreeks de periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, meerdere, althans een geldbedrag(en) (van in totaal 25.562,14 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een bankpas en/of een pincode en/of (een) internetbankieren (applicatie) en/of een toegangscode zonder daartoe gerechtigd te zijn en (vervolgens) (telkens) zonder toestemming van [slachtoffer] één of meerdere geldbedrag(en) van de bankrekening(en) van [slachtoffer] over te maken naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] waar hij, verdachte, de beschikking over had;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
Hij in één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal opzettelijk meerdere althans een geldbedrag(en) (van totaal 25.526,14 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als mantelzorger/buddy van die [slachtoffer] , (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat ter terechtzitting niet ter discussie is gesteld, vastgesteld.
Op 22 december 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een vermogensdelict. Er zijn in de periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 meermalen valse betalingen gedaan van de betaalrekeningen van [slachtoffer] naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Bij navraag bij de ING Bank bleek deze rekening op naam te staan van [naam] . [2] Uit de zich in het dossier bevindende bankafschriften blijkt dat in totaal een bedrag van € 25.562,20 is overgeboekt. [3]
[naam] had een rekening bij de ING Bank die hij niet gebruikte. In 2014 gaf hij de bankpas van die rekening aan verdachte, omdat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ver in de schulden zaten. De rekening konden zij gebruiken om wat geld opzij te zetten. [4]
Verdachte was via een vrijwilligersorganisatie buddy voor [slachtoffer] . [slachtoffer] vertrouwde verdachte onder meer in het begin van het jaar 2016 zijn bankpas met pincode toe om een computer te kopen. In november 2016 gaf [slachtoffer] nog een keer zijn bankpas en pincode aan verdachte om een televisie te kopen. [5] Verdachte maakte in eerste instantie op de laptop en op de mobiele telefoon van [slachtoffer] geld over naar de rekening van [naam] en later ook met behulp van de ING app die verdachte met behulp van inloggegevens van [slachtoffer] op zijn eigen mobiele telefoon had geïnstalleerd. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal. Verdachte beschikte op rechtmatige wijze over de bankpas van [slachtoffer] en [slachtoffer] gaf hem de pincode. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt niet dat hij verdachte op enig moment heeft gevraagd om de bankpas terug te geven. Vervolgens maakte verdachte geld over naar de rekening van [naam] , c.q. naar zichzelf, waar hij geen toestemming voor had. De subsidiair ten laste gelegde verduistering kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij op de laptop en mobiele telefoon van [slachtoffer] en later met zijn eigen mobiele telefoon waarop hij de ING app met behulp van de inloggegevens van [slachtoffer] had geïnstalleerd geld heeft overgemaakt. [7] Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] hem hiervoor toestemming heeft gegeven. Ook als het klopt dat verdachte de bankpas (en inloggegevens) van [slachtoffer] gedurende een langere periode in beheer heeft gehad - hetgeen niet door bewijsmiddelen in het dossier wordt gestaafd - dan nog geldt dat [slachtoffer] verdachte geen toestemming heeft gegeven om bedragen naar de rekening van [naam] c.q. naar zichzelf over te schrijven. De rechtbank acht dan ook diefstal door middel van valse sleutels wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op één of meer tijdstippen,meermalen
, althans éénmaalin
of omstreeksde periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 te Zevenaar
, in elk geval in Nederland,meerdere
, althans eengeldbedrag
(en
) (van in totaal 25.562,20 euro
), in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer] ,
(telkens
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich (telkens
) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag
(en
)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een bankpas en
/of een pincode en/of (een
)internetbankieren
(applicatie
)en
/ofeen toegangscode zonder daartoe gerechtigd te zijn en
(vervolgens
) (telkens
)zonder toestemming van [slachtoffer]
één of meerderegeldbedrag
(en
)van de bankrekening
(en
)van [slachtoffer] over te maken naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] waar hij, verdachte, de beschikking over had;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 140 uren werkstraf, te vervangen door 70 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij ervaart een grote lijdensdruk en heeft zichzelf aangegeven bij de politie. Verdachte wil de door [slachtoffer] geleden schade geheel vergoeden. Hij is daar ook al mee begonnen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 juni 2019 en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 18 juli 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door gedurende bijna een jaar meermalen geld van twee bankrekeningen van [slachtoffer] over te maken naar een bankrekening waarover hij de beschikking had. Hiermee heeft verdachte op ernstige wijze misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] en het door [slachtoffer] in hem gestelde vertrouwen.
De rechtbank weegt mee dat verdachte berouw toont, geen strafblad heeft en dat het een oud feit betreft. Verdachte is in september 2017 door de politie verhoord en sindsdien heeft hij in onzekerheid verkeerd.
Uit de rapportage van de reclassering blijkt het volgende.
Uit een samenspel van diverse factoren kon verdachte de verleiding niet weerstaan en heeft hij zich verrijkt met het geld van het slachtoffer. Hij raakte zijn onderneming kwijt en werd daardoor geconfronteerd met een enorme schuldenlast. Tegelijkertijd kampte verdachte met ernstige lichamelijke klachten. Hij had relationele problemen daar hij en zijn vrouw van elkaar verwijderd raakten. Ook kreeg hij het gevoel dat hij als vader tekort schoot omdat hij zijn zoon ‘nee’ moest verkopen.
De genoemde problemen in zijn leven zijn deels opgelost, maar er zijn ook nieuwe problemen bijgekomen. Zijn financiële problemen zijn groter geworden, omdat verdachte - nadat de verdenking aan het licht kwam - uit de schuldsaneringsregeling is gezet. Vanwege psychische problemen, vermoedelijk voortkomend uit zijn jeugd, is verdachte in 2016 in beeld gekomen bij GGNet. Men had het vermoeden van een stemmingsstoornis. Verdachte wordt ongeveer wekelijks gezien en is gemotiveerd en afsprakentrouw.
De reclassering schat het risico op recidive in als laag en adviseert bij een voorwaardelijke veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht zijn niet nodig, omdat verdachte in staat is de benodigde hulp in te schakelen.
Uit een door de verdediging overgelegde brief van E. Lim, GZ-psycholoog GGNet Zevenaar van 16 juli 2019 blijkt dat verdachte sinds januari 2017 in behandeling is in verband met een depressie en (complexe) PTSS. Verdachte is op 13 juni 2019 gestart met traumabehandeling. Werken is nu te belastend voor verdachte vanwege de hoge mate van spanningen (voortkomend uit PTSS en de actuele situatie) waardoor verdachte ook slaapproblemen ervaart en logischerwijs een beperkt energieniveau heeft.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een werkstraf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden is, ook al schrijft E. Lim dat werken te belastend is voor verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gestraft dient te worden voor zijn handelen. Een straf in de vorm van een geldboete acht de rechtbank gelet op de financiële situatie van verdachte niet op zijn plaats. Een gevangenisstraf is niet aan de orde.
Bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf kan de reclassering rekening houden met de persoonlijke omstandigheden en de fysieke mogelijkheden van verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 14.162,20 aan materiële schade. In totaal is een bedrag van € 25.562,20 van de rekeningen van de benadeelde partij overgemaakt en € 11.400,- is door verdachte terugbetaald.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Zij heeft daarom verzocht om de vordering toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de omvang van de vordering niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] , van een bedrag van
€ 14.162,20(veertienduizend honderdtweeënzestig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 14.162,20 (veertienduizend honderdtweeënzestig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 105 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. R.C.C. van Leest en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Rijkse, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016602102, gesloten op 24 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 60 tot en met 62.
3.Bankafschriften, p. 64 tot en met 79 en p. 82 tot en met 95.
4.Proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 35 tot en met 37.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 60 tot en met 62, verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 26 tot en met 28.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 26 tot en met 28.