ECLI:NL:RBGEL:2019:3692

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
05/720178-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van valse sleutels en witwassen van een aanzienlijk geldbedrag

Op 16 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een man van 47 jaar uit Zevenaar veroordeeld voor diefstal door middel van valse sleutels van een bedrag van ruim 25.000 euro van een 71-jarige man, waarvoor hij als buddy fungeerde. De man kreeg een werkstraf van 140 uren opgelegd. Zijn vrouw, 52 jaar oud, werd veroordeeld voor het witwassen van dit geld en kreeg een werkstraf van 60 uren. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde, terwijl zijn vrouw wist dat het geld afkomstig was van een misdrijf. De rechtbank sprak de vrouw vrij van het gebruik van een campingstandplaats, omdat deze was geannuleerd en het geld was teruggestort. De rechtbank hield rekening met de druk die de vrouw ervoer van haar echtgenoot, maar oordeelde dat zij aan deze druk had moeten kunnen weerstaan. De rechtbank legde een werkstraf op, zoals geëist door de officier van justitie, en verklaarde het feit strafbaar op basis van de artikelen 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720178-18
Datum uitspraak : 16 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen, althans éénmaal in of omstreeks de periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 te Zevenaar en/of Duiven, in elk geval in Nederland, (telkens) één of meerdere voorwerp(en), voorhanden heeft gehad, en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik heeft gemaakt van meerdere althans een voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van 25.562,14 euro en/of een auto (merk Kia, type Rio) en/of boodschappen en/of brandstof en/of een wasmachine en/of een droger en/of een campingstandplaats en/of een vakantievlucht en/of een vakantieappartement,
terwijl zij (telkens) wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat voorwerp(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat ter terechtzitting niet ter discussie is gesteld, vastgesteld.
Op 22 december 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een vermogensdelict. Er zijn in de periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 meermalen valse betalingen gedaan van de betaalrekeningen van [slachtoffer] naar bankrekeningnummer [slachtoffer] . Bij navraag bij de ING Bank bleek deze rekening op naam te staan van van [naam] . [2] Uit de in het dossier bevindende bankafschriften blijkt dat in totaal een bedrag van € 25.562,20 is overgeboekt. [3]
[naam] had een rekening bij de ING Bank, die hij niet gebruikte. In 2014 gaf hij de bankpas van die rekening aan medeverdachte [medeverdachte] , omdat [medeverdachte] en verdachte ver in de schulden zaten. De rekening konden zij gebruiken om geld opzij te zetten. [4]
[medeverdachte] was via een vrijwilligersorganisatie buddy voor [slachtoffer] . [slachtoffer] vertrouwde [medeverdachte] onder meer in het begin van het jaar 2016 zijn bankpas met pincode toe om een computer te kopen. In november 2016 gaf [slachtoffer] nog een keer zijn bankpas en pincode aan [medeverdachte] om een televisie te kopen. [5] [medeverdachte] maakte in eerste instantie op de laptop en op de mobiele telefoon van [slachtoffer] geld over en later ook met behulp van de ING app die [medeverdachte] met behulp van inloggegevens van [slachtoffer] op zijn eigen mobiele telefoon had geïnstalleerd. [6]
[medeverdachte] heeft verklaard dat van het geld van de bankrekening ten name van [naam] onder meer een auto van het merk Kia, type Rio, is gekocht, de brandstof van de auto is betaald en boodschappen zijn betaald. Ook zijn er een vakantie naar Turkije en een seizoensplaats op een camping van betaald. [7] In aanvulling hierop heeft verdachte verklaard dat er een wasmachine en een droger van zijn betaald. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde met uitzondering van het gebruik van een campingstandplaats. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de campingstandplaats is geannuleerd en dat het geld is teruggestort. Verdachte dient hiervan – partieel – te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of er sprake is van opzet of schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte blijkt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat zij begin 2016 zag dat het geld op de bankrekening ten name van [naam] onder andere afkomstig was van [slachtoffer] . [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij bij de politie overstuur was en niet heeft verklaard dat zij begin 2016 al wist dat het geld afkomstig was van [slachtoffer] , maar dat zij niet kon terughalen wanneer zij het heeft ontdekt. Zij heeft lange tijd niet geweten wat de herkomst was van het geld op de bankrekening. [medeverdachte] vertelde haar dat hij dat geld kreeg voor klusjes die hij had gedaan.
Ook heeft verdachte voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat zij onder druk van [medeverdachte] de bankpas van de bankrekening ten name van [naam] heeft gebruikt om bij winkels, waaronder de Intratuin in Duiven, waar verdachte werkzaam was, te betalen en zij geen weerstand heeft kunnen bieden aan die druk. Zij wilde geen stennis maken waar andere mensen en haar collega’s bij aanwezig waren.
De rechtbank merkt op dat verdachte ter terechtzitting aldus gedeeltelijk terugkomt van haar verklaring bij de politie. Wat daarvan ook zij, de rechtbank hecht meer geloofwaardigheid aan die verklaring. Te meer omdat tijdens het verhoor meermaals tegen verdachte is gezegd dat zij niet hoeft te antwoorden en verdachte op haar recht op bijstand van een advocaat is gewezen.
Ook als het klopt dat verdachte onder druk van [medeverdachte] de pinpas heeft gebruikt, staat vast dat verdachte de betalingen heeft verricht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aan deze druk weerstand had kunnen en moeten bieden.
Verdachte heeft geprofiteerd van het geldbedrag, de auto, de brandstof, de boodschappen, een wasmachine, een droger, een vakantievlucht en een vakantieappartement die met geld dat afkomstig was van diefstal van [slachtoffer] zijn betaald. Verdachte heeft niet geprofiteerd van een campingstandplaats, nu uit het dossier is gebleken dat deze standplaats is geannuleerd en het bedrag is teruggestort. De rechtbank zal verdachte hiervan – partieel – vrijspreken.
Voor het overige acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
op één of meer tijdstippen, althans éénmaalin
of omstreeksde periode van 20 januari 2016 tot en met 14 december 2016 te Zevenaar en
/ofDuiven
, in elk geval in Nederland, (telkens
) één of meerderevoorwerp
(en
), voorhanden heeft gehad,
en/of overgedragenen
/ofomgezet en
/ofgebruik heeft gemaakt van meerdere
althans eenvoorwerp
(en
), te weten:
een geldbedrag van 25.562,20 euro en
/ofeen auto
(merk Kia, type Rio
)en
/ofboodschappen en
/ofbrandstof en
/ofeen wasmachine en
/ofeen droger
en/of een campingstandplaatsen
/ofeen vakantievlucht en
/ofeen vakantieappartement,
terwijl zij
(telkens
)wist
althans redelijkerwijs moest vermoedendat die
/datvoorwerp
(en
) (telkens
) geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
witwassen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 60 uur werkstaf, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft begaan. Zij voelde zich voor het blok gezet door en ervoer dwang van medeverdachte [medeverdachte] . Zij zag hierdoor geen andere uitweg. Verdachte en [medeverdachte] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Verdachte zal om die reden ook de vordering van de benadeelde partij voelen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 juni 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 juli 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Zij wist dat het geld van diefstal afkomstig was en heeft hiervan geprofiteerd. Hoewel de rechtbank er enigszins begrip voor heeft dat verdachte druk heeft ervaren vanuit haar echtgenoot, had zij aan deze druk weerstand moeten en kunnen bieden.
De rechtbank weegt mee dat verdachte berouw toont, geen strafblad heeft en dat het een oud feit betreft. Verdachte is in september 2017 door de politie verhoord en sindsdien heeft zij in onzekerheid verkeerd.
Uit de rapportage van de reclassering blijkt het volgende.
Verdachte ervaart dat zij ongevraagd meegesleurd wordt door de risico’s en gevolgen die haar man heeft genomen. Verdachte werkt nu parttime in twee bloemenzaken en is kostwinner en zorgt voor het huishouden. Zij maakt gebruik van de voedselbank en heeft betalingsregelingen voor de schulden getroffen. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat.
Geadviseerd wordt om de zaak zonder reclasseringsbemoeienis af te doen en geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een werkstraf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. R.C.C. van Leest en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Rijkse, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016602102, gesloten op 24 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 60 tot en met 62.
3.Bankafschriften, p. 64 tot en met 79 en p. 82 tot en met 95.
4.Proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 35 tot en met 37.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 60 tot en met 62 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 26 tot en met 28.
6.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 26 tot en met 28.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 26 tot en met 28.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54 tot en met 58.