ECLI:NL:RBGEL:2019:3685

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
323013
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van rechtsvordering tot verwijdering van bomen bij erfgrens

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 29 mei 2019, ging het om een geschil tussen een eiser en gedaagden over de verwijdering van bomen die zich aan de erfgrens bevonden. De eiser had in januari 2015 verzocht om de bomen te verwijderen, maar de gedaagden stelden dat de rechtsvordering tot verwijdering was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden met getuigenverklaringen hadden aangetoond dat de bomen al sinds januari 1995 boven de scheidsmuur uitgroeiden. De getuigen, waaronder buurtgenoten en een deskundige, bevestigden dat de bomen al lange tijd aanwezig waren en dat de hoogte van de bomen meer dan twee meter was. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot verwijdering van de bomen was verjaard, omdat de eiser niet had aangetoond dat de bomen sinds de verjaring onder de twee meter waren teruggezet. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. S.J. Peerdeman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/323013 / HA ZA 17-349 / 592 / 560
Vonnis van 29 mei 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D.J. Brugge te Apeldoorn,
tegen

1.[gedaagden]

,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. L. Alberts te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 mei 2018,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 oktober 2018,
  • de conclusie na enquête,
  • de antwoordconclusie na enquête.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 30 mei 2018 heeft de rechtbank [gedaagden] opgedragen te bewijzen dat de bomen dan wel heesters die binnen een afstand van twee meter dan wel vijftig centimeter van de erfgrens tussen de percelen van partijen staan, reeds vanaf januari 1995 boven de scheidsmuur uitgroeien.
2.2.
Om het bewijs te leveren heeft [gedaagden] vier getuigen laten horen, namelijk [naam adviseur] , als boomtechnisch adviseur werkzaam bij Tree-o-logic, en de heren [naam buurtgenoot] , [naam buurtgenoot] en [naam buurtgenoot] , buurtgenoten van de partijen.
2.3.
De getuige [naam adviseur] (zijn naam is in het proces-verbaal van getuigenverhoor per abuis gespeld als ‘ [naam adviseur] ’) heeft onder meer verklaard:
Ik ben in 2015 ter plaatse geweest in de achtertuin van de familie [gedaagden] . Volgens mij was dat op 24 april. Ik was daar in opdracht van familie [gedaagden] . De bomen die bij de erfgrens staan zijn volgens mij allemaal esdoorns, voor zover ik mij kan herinneren. Ik was daar om de leeftijd van de bomen te bepalen. Dat gaat door het tellen van de jaarringen. [gedaagden] heeft mij losse stammetjes laten zien die van die bomen afkomstig waren. Ik weet dat die stammetjes bij die bomen hoorden omdat ze daar aan het werk waren.
De stammetjes waren niet bij het maaiveld afgezaagd maar iets hoger. Aan één stam zat ook een tak. Mijn conclusie op basis van de jaarringen van die stammetjes was dat de bomen toen 25 jaar oud waren, maar hoogstwaarschijnlijk ouder. Ik ben daarbij voorzichtig geweest omdat er soms een jaarringetje wegvalt, maar ik kan in ieder geval zeggen dat de bomen toen ruimschoots ouder waren dan 20 jaar.
(...)
Hetgeen ik zojuist heb verklaard betreft allemaal de hoogte en de leeftijd in 2015.
(...)
2.4.
De getuige [naam buurtgenoot] heeft onder meer verklaard:
Ik woon op de [adres] 6 sinds maart 1991. Ik ben de naaste buurman van [eiser] . Familie [gedaagden] zijn de achterburen. Ik ben bekend met de situatie in de achtertuin van [gedaagden] want vanuit de tuin kijken wij erop.
(...)
Toen wij er 1991 kwamen wonen stonden er bij de schutting in de achtertuin van [gedaagden] hoge bomen, aan de kant van onze tuin waren dat Noorse esdoorns en aan de kant waar nu de schuur van [gedaagden] staat waren dat een esdoorn en coniferen. Het stond daar vol met bomen minimaal zo hoog als ons huis. Wij hadden er veel schade van in onze tuin. De bomen hadden toen een brede kroon want waren toen nog niet gesnoeid. Die Noorse esdoorns staan er nu nog steeds. Ik weet niet hoe veel precies, want ik heb ze nooit geteld. In ieder geval meer dan één. Het zijn enkele bomen en groepjes bomen, in ieder geval veel stammen. Ik weet niet hoe dat er bij de grond uitziet want ik zie ze alleen boven de schutting uitkomen.
Op vragen van mr. Alberts:
In de e-mail die is overgelegd als productie acht van de conclusie van antwoord gaat het erover dat u aan de vorige eigenaar van het perceel van [gedaagden] heeft gevraagd om de esdoorns terug te snoeien in verband met de schaduw. U kan u zeggen dat de buurman daar destijds goed op heeft gereageerd. Ik heb samen met de toenmalige bewoner, dat was [toenmalige bewoner] , de aanwezige bomen op verschillende hoogtes teruggezet. Daarmee bedoel ik terug gezaagd in hoogte. Aan de bomen is dat nog te zien want het afzagen is ter hoogte van de knot gebeurd. Daarna is de boom nog een aantal keer teruggezet en dat is steeds boven de knot. Naar mijn schatting hebben we de bomen ongeveer terug gezaagd tot een hoogte van vier tot zes meter. Dat geldt niet voor de coniferen. Ik heb dat samen met [toenmalige bewoner] gedaan. Ik denk dat dat geweest is 1993 of 1994. In ieder geval een aantal jaren nadat we daar kwamen wonen.
(...)
2.5.
De getuige [naam buurtgenoot] heeft onder meer verklaard:
Ik woon sinds 1994 aan de [adres] en ben dus de buurman van familie [gedaagden] . Ik ken de situatie in de achtertuin van familie [gedaagden] . Toen ik mijn woning kocht heb ik gelet op de privacy in de tuin en toen zag ik dat we mooi vrij zaten ten opzichte van de woningen die achter ons stonden. Het was mooi groen en dichtbegroeid. Dat gold voor het hele stuk dus voor mijn achtertuin en die van de woning waar [gedaagden] nu woont.
Ik weet niet wat voor bomen er in de achtertuin van [gedaagden] staan omdat ik niet deskundig ben op het gebied van bomen. Ik weet wel dat er bomen zijn en dat ze groen zijn. Dat was toen ook al zo. Ik weet niet hoe veel bomen er aan de achterzijde van de tuin van [gedaagden] staan, maar het was helemaal dicht, helemaal groen. Ik schat dat de bomen toen vijf of zes meter boven de erfafscheiding uitkwamen. Er was waarschijnlijk een erfafscheiding maar die zag je niet want alles was groen. Ik neem aan dat er een erfafscheiding was omdat er ook een erfafscheiding in mijn tuin was die waarschijnlijk doorliep in de tuin van [gedaagden] . Dit was allemaal zo toen ik daar in 1994 kwam wonen.
Voor zover ik mij kan herinneren is er sinds die tijd niet veel veranderd. In 1995 of 1996 is er een schutting geplaatst tussen mijn perceel en dat van [gedaagden] en aan de achterzijde van mijn perceel. Die bomen in de achtertuin van [gedaagden] kwamen steeds boven die schuttingen uit dus die bleef ik zien.
2.6.
De getuige [naam buurtgenoot] heeft onder meer verklaard:
Ik woon vanaf 1981 aan de [adres] . Ik ben dus de buurman van [naam buurtgenoot] . Ik ken de situatie in de achtertuin van [gedaagden] omdat ik daarop uitzicht heb vanuit mijn eigen tuin. Ik ben nooit in de tuin van [gedaagden] of van [eiser] geweest.
Aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden] heeft altijd een bomenrij gestaan. Veel bomen zijn inmiddels gekapt maar de bomen waar nu het dispuut om gaat hebben daar altijd al gestaan. In ieder geval stonden die bomen er al toen ik er in 1981 kwam wonen. Ik weet niet welke soort bomen het is en ook niet hoe veel bomen er precies staan. Het is een bomenrij dus er staan er meer dan één. Ik denk dat het twee of drie bomen zijn. Ik weet niet of er een schutting staat tussen de percelen van [gedaagden] en van [eiser] . Ik durf niet met zekerheid te zeggen of er een schutting heeft gestaan, ik denk het eigenlijk wel. De bomen aan de achterzijde van de tuin van [gedaagden] zijn nu een meter of vier hoog, want ze zijn gesnoeid. In het verleden zijn ze wel een meter of tien hoog geweest. Ik denk dat dat ook zo was toen ik daar in 1981 kwam wonen, acht tot tien meter hoog.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagden] met deze getuigenverklaringen in de bewijsopdracht geslaagd. De verklaringen van de drie buurgenoten stemmen immers met elkaar overeen in die zin dat zij alle drie verklaren dat de tuin die thans van [gedaagden] is in hun herinnering sinds jaar en dag, in elk geval vanaf januari 1995, bij de erfgrens begroeid was met een aantal bomen die veel hoger waren dan twee meter. Hun verklaringen worden bevestigd door de verklaring van de deskundige [naam adviseur] over de leeftijd van de thans aanwezige bomen.
2.8.
Dit oordeel wordt niet anders door hetgeen [eiser] bij antwoordconclusie na enquête heeft aangevoerd. Het onderhavige geschil ziet op een aantal bomen bij de erfgrens in de tuin van [gedaagden] , waarvan er enkele in groepen staan dan wel ontsproten zijn aan één stam. In die situatie is het voor het bewijs niet nodig dat de getuigen gedetailleerde verklaringen per afzonderlijke boom of stam afleggen. Uit geen van de verklaringen kan worden afgeleid dat de bomen dan wel stammen die hoger dan twee meter waren geworden op enig moment gedurende de looptijd van de verjaring tot onder die hoogte zijn teruggezet. Ook overigens is het niet aannemelijk dat er sinds 1995 een situatie is ontstaan waardoor de lopende verjaring van de vordering tot het verwijderen van bomen of heesters langs de erfgrens is gestuit. Dat de getuige [naam adviseur] is ingeschakeld door [gedaagden] doet slechts in beperkte mate aan de waarde van zijn verklaring af, nu die verklaring deskundig en overtuigend is toegelicht en deze aansluit op de verklaringen van de andere drie getuigen. Daar komt bij dat [eiser] heeft nagelaten om van zijn kant getuigen op te roepen die kracht hadden kunnen bijzetten aan hetgeen hij inbrengt tegen de verklaringen die de door [gedaagden] voorgebrachte getuigen hebben afgelegd.
2.9.
De opdracht om te bewijzen dat de bomen dan wel heesters reeds vanaf januari 1995 boven de scheidsmuur uitgroeien was gebaseerd op de vaststelling dat [eiser] [gedaagden] in januari 2015 heeft verzocht deze te verwijderen. Op grond van artikel 3:316 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering evenwel gestuit door het instellen van een eis. Het doen van een verzoek kan niet gelden als het instellen van een eis. [eiser] heeft een eis ingesteld door de dagvaarding van 9 juni 2017 te laten uitbrengen. De vordering tot verwijdering is dus verjaard als [gedaagden] aantonen dat de bomen dan wel heesters vanaf 9 juni 1997 boven de scheidsmuur uitgroeien. Dat zij dat hebben bewezen ligt in het hiervoor gegeven oordeel besloten.
2.10.
De conclusie is dat het beroep van [gedaagden] op verjaring van de vordering van [eiser] slaagt. Die vordering zal daarom worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 287,00 aan griffierecht, € 1.629,00 aan salaris voor de advocaat (3 punten × tarief II) en € 130,00 exclusief btw aan taxe voor de getuige [naam adviseur] ,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.