In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiser, [naam eiser], heeft een vordering ingesteld met betrekking tot een bedrijfsunit, die volgens hem onder een huurkoopovereenkomst valt zoals bedoeld in de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken (TWHOZ). De eiser stelt dat op 18 februari 2016 twee overeenkomsten zijn gesloten die samen een huurkoopovereenkomst vormen. De verweerster, JGJ INVEST B.V., betwist dit en stelt dat er enkel een huurovereenkomst met een koopoptie is gesloten. JGJ vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de kantonrechter, omdat het geschil volgens haar een huurovereenkomst betreft, wat een aardvordering is.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de huurovereenkomst met koopoptie niet kan worden gekwalificeerd als huurkoop in de zin van de TWHOZ. De rechtbank concludeert dat de huurovereenkomst het onderwerp van het geschil is en dat de kantonrechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de kamer voor kantonzaken. Tevens wordt de eiser veroordeeld in de proceskosten van het incident.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 8 mei 2019, waarbij de rechtbank de eiser in de kosten heeft veroordeeld en de zaak heeft verwezen naar de rolzitting van de kantonrechter.