Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
De spelers
[verzoeker 1] is functiehouder van de projectgroep nieuwbouw Kalorama.
Daarin schrijft hij onder meer, dat hij voldoet aan de drie in artikel 16 van het reglement voor de OR genoemde voorwaarden, dat de door de OR genoemde reden dat er geen zetel vacant is binnen de kiesgroep niet genoemd wordt in artikel 16 van het reglement en dat er geen dwarsverbanden bestaan tussen zijn rol in de organisatie en ondernemingsraadswerkzaamheden, wat hij als volgt uitlegt:
Sinds de benoeming van [bestuurder van Kalorama] per 1 februari 2016 heb ik niet meer opgetreden als vertegenwoordiger van Kalorama naar de ondernemingsraad. Zoals bekend vergt mijn herstel, sinds medio 2017, meer tijd. Zoals het nu laat aanzien zal mijn volledige herstel ook nog geruime tijd op zich laten wachten. Sinds begin 2018 houd ik mij vooral met projectmatige zaken bezig en wordt mijn managementrol waargenomen. Ik ben dus geen actief lid van het managementteam en houd mij ook niet met managementzaken bezig. Dit betekent dat er geen dwarsverbanden zijn die de ondernemingsraad veronderstelt. Dit is een aanname van de ondernemingsraad overigens zonder daarover met mij gesproken te hebben.
3.Het verzoek en het verweer
[verzoeker 1] komt op grond van de verkorte procedure van artikel 16 van het reglement in aanmerking voor benoeming als OR-lid. Hij voldoet aan de daarin gestelde voorwaarden. Hij is minstens 1 jaar in de onderneming werkzaam. De bestuurder is akkoord met de benoeming. Er zijn geen bezwaren vanuit de achterban aangetekend. [verzoeker 1] is van onbesproken gedrag, draagt de organisatie een warm hart toe en heeft een goede verstandhouding met zijn collega’s. De OR heeft dit argument eerstens bij gelegenheid van de reactie van de OR op de bezwaarschriften van [verzoeker 1] en Kalorama naar voren gebracht. [verzoeker 1] biedt bewijs aan van de stelling dat binnen de onderneming geen bezwaren bestaan tegen hem, in het bijzonder door het doen horen van de heren [medewerker onderneming] en [medewerker onderneming] .
De OR heeft verder als argument aangevoerd dat artikel 16 een ‘kan’ bepaling is. Het woordje ‘kan’ wijst niet automatisch op een discretionaire bevoegdheid. De beslissing van de OR niet af te wijken van de kiesgroepenmethodiek moet dan wel redelijk zijn, maar dat is niet het geval.
4.De beoordeling
De kantonrechter leest in deze bepaling niet een verplichting om af te wijken.
[verzoeker 1] bepleit verder dat hij aan alle voorwaarden voldoet die zijn gesteld in artikel 16 van het reglement. De OR stelt daar tegenover dat er bezwaren vanuit de achterban bestaan tegen hem als kandidaat. Naar het oordeel van de kantonrechter is de discussie of en in hoeverre er bezwaren zijn tegen de kandidatuur van [verzoeker 1] vanuit de achterban over en weer onvoldoende uitgewerkt. Dit punt is overigens ook niet van doorslaggevende betekenis geweest. Daarom wordt aan deze discussie voorbij gegaan.
de 4-jaarlijkse verkiezingen. Die verkorte procedure is aan de orde mits er geen reserve-kandidaat van de laatstgehouden verkiezingen beschikbaar is. Die waren er zoals hiervoor overwogen wel. Dat betekent dat die reservekandidaten eerst betrokken hadden moeten worden. Nu de OR daar kennelijk niet voor heeft gekozen, stond het hem in de gegeven omstandigheden vrij om [verzoeker 1] niet te benoemen. Het verzoek om dat alsnog te doen wordt dan ook afgewezen.