ECLI:NL:RBGEL:2019:3628
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van alimentatie en verrekening van gezamenlijke bankrekening na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, gaat het om een vordering van de man tegen de vrouw, zijn ex-echtgenote, met betrekking tot alimentatie en de verrekening van een gezamenlijke bankrekening na hun echtscheiding. De man heeft de vrouw aangeklaagd voor een bedrag van € 3.332,95, vermeerderd met wettelijke rente, alsook voor buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de vrouw nog alimentatie voor hun kinderen moet betalen over de periode van 15 april 2016 tot 21 augustus 2017, en dat zij meer heeft opgenomen van de gezamenlijke bankrekening dan zij heeft gestort.
De procedure begon met een tussenvonnis op 8 mei 2019, gevolgd door een zitting op 6 augustus 2019. Tijdens deze zitting is geprobeerd om partijen tot een onderling overleg te brengen, maar dit is niet gelukt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vrouw op basis van een echtscheidingsconvenant verplicht was om alimentatie te betalen vanaf de datum van de echtscheidingsbeschikking, 21 augustus 2017, en dat er geen verplichting was voor de periode daarvoor. De vordering van de man tot nakoming van deze verplichting werd afgewezen.
Wat betreft de gezamenlijke bankrekening, heeft de kantonrechter geoordeeld dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend, wat betekent dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben buiten hetgeen in het convenant is vastgelegd. De man heeft geen aanspraak gemaakt op het bedrag dat hij nu vordert, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat dit onderdeel van de vordering ook om die reden moet worden afgewezen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder van partijen zijn eigen kosten draagt.