ECLI:NL:RBGEL:2019:3622

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
05/760033-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor bedreiging, vernieling, mishandeling en verboden wapenbezit

Op 12 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging, vernieling, mishandeling en verboden wapenbezit. De zaak kwam voort uit een reeks bedreigingen die de verdachte had geuit richting zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], tussen januari en september 2017. De bedreigingen omvatten ernstige uitspraken zoals het in brand steken van haar nieuwe woning en het vermoorden van haar en haar familie. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] door haar te volgen en te intimideren via sms-berichten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van goederen die aan [slachtoffer 1] toebehoorden. Ook werd hij schuldig bevonden aan mishandeling van de vader van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]. De verdachte had tijdens een confrontatie met [slachtoffer 1] en haar vader geweld gebruikt, wat leidde tot letsel bij de vader. Bovendien had de verdachte verboden wapens in zijn bezit.

De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en kende schadevergoeding toe aan [slachtoffer 1] voor de vernielde goederen. De vordering van [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact op het kind van de verdachte en [slachtoffer 1]. De verdachte werd als militair beschouwd, wat de verwachtingen ten aanzien van zijn zelfbeheersing verhoogde. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige militaire kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760033-18
Datum uitspraak : 12 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
raadsman: mr. P.C. Tuinenburg, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2019 en 29 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 2017 tot en met 01 september 2017 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn (ex-)vriendin) meermalen, althans eenmaal, mondeling en/of schriftelijk en/of indirect heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of haar tante [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
- " Denk maar niet dat je rust hebt in je nieuwe huis. Ik gooi er een brandbom in!" en/of
- " Ik maak [slachtoffer 1] af!" en/of
- " Ik ben niet je ex of je vader die het toe gaan laten dat hun kind bij een ander zou worden
opgevoed. Ik vermoord daar een hele familie voor gek!" en/of
- " Ik vermoord jou, je vader, je moeder en alles waar je van houdt als je weg gaat en er een
andere man gaat komen!" en/of
- " Neem mijn kind af en ik neem jou leven en die van iedereen die jou lief is. En geloof me ik
begin vandaag. Je kan nog mensen waarschuwen!" en/of
- " De vrouw krijgt wat het verdient, geeft en u zult krijgen, zaai en u zult oogsten! What goes
around, comes around!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 2017 tot en met 01 september 2017 in de gemeente Arnhem en/of Nijmegen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (zijn (ex-)vriendin), meermalen, althans eenmaal, door
- die [slachtoffer 1] (telkens) een (groot) aantal keren telefonisch te benaderen op haar mobiele
telefoon en/of daarbij bedreigende en/of kwetsende opmerkingen/mededelingen te maken
en/of te doen en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) een (groot) aantal kwetsende en/of bedreigende en/of beledigende en/of
intimiderende sms-berichten en/of What's app-berichten te sturen en/of te zenden en/of
- die [slachtoffer 1] fysiek en/of middels digitale middelen te volgen en/of te observeren en/of af te
luisteren,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 25 augustus 2017 in de gemeente Arnhem (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een woning gelegen aan de [adres 2] een of meer spiegel(s) en/of een tv-kast en/of een sidetable en/of een tafel en/of een lampenkap, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2017 in de gemeente Arnhem [slachtoffer 2] (de vader van zijn (ex-)vriendin) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, (met kracht)
- op/tegen de arm en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en/of geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] aan de kant geduwd en/of
- op/tegen een gereedschapskist geslagen en/of geduwd, terwijl die [slachtoffer 1] deze
gereedschapskist vasthield,
waardoor die [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen een gereedschapskist aan kwam;
5.
hij op of omstreeks 20 juli 2017 in de gemeente Arnhem een of meer wapens van
categorie I, onder 3º, te weten
- twee, althans een aantal, 5-punts werpsterren en/of
- twee, althans een aantal, 6-punts werpsterren en/of
- twee, althans een aantal, boksbeugels, voorhanden heeft gehad.

2.Geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voor zover opgenomen na de eerste twee gedachtestreepjes van feit 2 niet voldoen aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet is vermeld wat de bedreigingen concreet inhielden. De dagvaarding dient naar zijn mening partieel nietig te worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de gestelde partiele nietigheid, nu hij vrijspraak voor dat feit heeft gevorderd.
De militaire kamer overweegt dat de inhoud van de tenlastelegging niet alleen wordt beoordeeld aan de hand van de letterlijke tekst, maar mede moet worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier. Naar het oordeel van de militaire kamer voldoet de tenlastelegging aan de daaraan te stellen eisen. De militaire kamer overweegt dat de in feit 2 onder de eerste twee gedachtestreepjes genoemde gedragingen, gelet op de samenhang met feit 1 en in combinatie bezien met de inhoud van het gehele dossier, voldoende duidelijk en concreet zijn omschreven, zodat het voor verdachte voldoende duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen. Aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering is dan ook voldaan.
De militaire kamer verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot partiële nietigheid van de dagvaarding.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 3 en 5. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alleen de gedachtestreepjes 3, 4 en 5 kunnen worden bewezen. Voor de feiten 2 en 4 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 (voor zover de dagvaarding geldig is), 3 en 4. Wat betreft feit 1 heeft de raadsman betoogd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het verdachte was die de in de tenlastelegging genoemde berichten aan [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Verdachte herkent de berichten niet. Daarnaast zijn veel berichten verstuurd op tijdstippen waarop verdachte aan het trainen was en [slachtoffer 1] zelf de beschikking had over zijn telefoon, zodat goed denkbaar is dat [slachtoffer 1] de berichten naar zichzelf heeft gestuurd om verdachte te belasten.
Over feit 2, de eerste twee gedachtestreepjes, heeft de raadsman betoogd dat verdachte en [slachtoffer 1] een groot deel van de ten laste gelegde periode in één huis woonden en ook daarna veelvuldig contact met elkaar hadden. Dat verklaart het veelvuldige contact hetgeen een normale gang van zaken was, met uitzondering van de berichten die als bedreigend zouden kunnen worden gekwalificeerd. Van stalking is daarom geen sprake, aldus de raadsman.
Wat betreft het derde gedachtestreepje wist [slachtoffer 1] van de aanschaf van opnameapparatuur, aangeduid als de ‘eitjes’. Bovendien valt het gebruik van de ‘eitjes’ buiten de ten laste gelegde periode.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de goederen niet waren vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, omdat ze hadden kunnen worden schoongemaakt.
Ten aanzien van feit 4 meent de raadsman dat er geen sprake is van opzet op de mishandeling. Bovendien is er geen letsel gebleken.
Voor feit 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte vanaf Kerst 2016 regelmatig bedreigingen heeft geuit jegens haar. [2] Uit onderzoek van de telefoon van [slachtoffer 1] over de periode van 13 januari 2017 tot en met 7 juni 2017 komt naar voren dat er veel sms-verkeer is geweest tussen haar en het telefoonnummer [nummer 1] . Dit telefoonnummer was volgens [slachtoffer 1] in gebruik bij verdachte. [3]
Op 25 april 2017 heeft onder meer de volgende communicatie plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en de gebruiker van het nummer [nummer 1] :
  • [slachtoffer 1] om 18:38 uur: “Mij ben je kwijt.. en jr behandeld de moeder van je kind niet zo en ook nog gewelddadig ik wil niet dat mijn zo groot gebracht moet worden”.
  • [nummer 1] om 18:44 uur: “Ik ben jou al een tijd kwijt. Je doet al maanden niet meer normaal. Elke dag hetzelfde liedje. Beter ga je heel ver weg. Alles wat ik gezegd heb lieg ik niet.” En om 18:48 uur: “ [naam 1] heeft mijn bloed. Hij is idd heel lief. Vraag maar aan al m’n exen. Ze zullen allemaal zeggen dat ik heel lief ben. Verneuk mij 1 keer en het zou nooit meer hetzelfde zijn. Je kunt [naam 1] opvoeden hoe je wilt. Hij heeft mijn bloed en zou nooit zoals jou of jou familie worden. Eer en trots zit in mij en in hem. Hij wordt zoals ik. gewild of niet”.
  • [slachtoffer 1] om 18.49 uur: “Wis mijn nummer! En laat mij met rust” en “Dit had ik al veel eerder moeten doe”.
  • [nummer 1] om 18.53 uur: “Neem mijn kind af en ik neem jou leven en die van iedereen die jou lief is. En geloof me ik begin vandaag. Je kan nu nog mensen gaan waarschuwen”.
Op 29 april 2017 heeft onder meer de volgende communicatie plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en de gebruiker van het nummer [nummer 1] :
  • [slachtoffer 1] om 13:55 uur: “Ik wil nu praten, ik wacht niet meer! Als jij nu niet oppakt vel je je ouders maar voor die honden want ik kom niet meer thuis”.
  • [nummer 1] om 13:55 uur: “Ik zeg toch dat ik niet kan bellen. Ben niet alleen. Altijd ruzie maken.” En: “Ik ben straks in het hotel”.
  • [slachtoffer 1] om 13:56 uur: “Te laat”.
  • [nummer 1] om 13.56 uur: “Ik ga bij je weg”.
  • [slachtoffer 1] om 13.56 uur: “Ik ben kapot wil geen eens meer tranen laten dat ben jij totaal niet waar”.
  • [nummer 1] om 13:56 uur: “Ik wil niet verder”.
  • [slachtoffer 1] om 13:56 uur: “Fijn”.
  • [nummer 1] om 13:56 uur: “EElke dag gezeik”.
  • [slachtoffer 1] om 13:56 uur: “Ik ook echt niet meer”.
  • [nummer 1] om 13:56 uur: “Vak lekker kapot” en “Ik help je daar wel mee”.
  • [slachtoffer 1] om 13:57 uur: “Hopelijk kunnen we nu na de notaris”.
  • [nummer 1] om 13:57 uur: “Mijn zoon krijgt geen ander die hem opvoedt” en “Ik ga niet naar de notaris”.
  • [slachtoffer 1] om 13:57 uur: “Dan ga ik [naam 2] zo bellen”.
  • [nummer 1] om 13:58 uur: “Bel maar. Kom ik morgen thuis hebben jullie een probleem” en “Bel dan ook je vader maar en je familie”.
  • [slachtoffer 1] om 13:59 uur: “ [verdachte] jij dwingt mij en je zoon dingen te doen waar jij zelf spijt van zal krijgen en waar je voor al je zoon heel veel pijn mee doet!”.
  • [nummer 1] tussen 13:59 en 14:02 uur: “Je zou het zien” en “Ik ga hem niet door een ander op laten voeden. Ik ben zijn vader. Er komt een andere man. Omdat je van die aandacht houdt.” en “Je kan toch ook altijd beter met andere mannen op schieten als met vrouwen. Heb je zelf gezegd. Ja ik snap waarom” en “Je wil dat ik het graag duidelijk zeg. Ik zou het duidelijk zeggen” en “Ik vermoord jou, je vader, je moeder en alles waar je van houdt als je weg gaat en er een andere man gaat komen.”
Op 30 april 2017 heeft onder meer de volgende communicatie plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en de gebruiker van telefoonnummer [nummer 1] :
  • [slachtoffer 1] om 10:40 uur: “We gaan een regeling maken wanneer [naam 1] bij wie is! Die honden maken heel de buurt gek!!!!! Ga daar eerst maar voor zorgen!”.
  • [nummer 1] tussen 11.24 en 11.25 uur: “Ja tuurlijk, wat denk je zelf. Je kent mij echt niet” en “Beter had je voor dat je zwanger werd mij moeten kennen” en “En niet alleen aan jezelf denken. Ik ben niet een standaard mens.” en “Ik ben niet je ex of je vader die het toe gaan laten dat hun kind bij een ander zou worden opgevoed. Ik vermoord daar een hele familie voor gek.”
Verdachte heeft verklaard dat hij het telefoonnummer [nummer 1] heeft gebruikt. [7]
Hij ontkent dat hij de sms-berichten naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd, althans hij kan zich de berichten niet herinneren. Hij denkt dat [slachtoffer 1] de berichten vanaf zijn telefoon naar haar eigen telefoon heeft gestuurd om hem een hak te zetten. Hij heeft haar nooit bedreigd.
De militaire kamer overweegt dat de tekstberichten
  • “Neem mijn kind af en ik neem jou leven en die van iedereen die jou lief is. En geloof me ik begin vandaag. je kan nu nog mensen gaan waarschuwen”;
  • “Ik vermoord jou, je vader, je moeder en alles waar je van houdt als je weg gaat en er een andere man gaat komen.” en
  • “Ik ben niet je ex of je vader die het toe gaan laten dat hun kind bij een ander zou worden opgevoed. Ik vermoord daar een hele familie voor gek.”
als bedreigend moeten worden aangemerkt. De militaire kamer heeft ook de overtuiging dat verdachte deze berichten naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Daartoe acht de militaire kamer van belang dat de drie berichten steeds deel uitmaken van een conversatie tussen twee personen: [slachtoffer 1] en de gebruiker van telefoonnummer [nummer 1] . Zowel [slachtoffer 1] als verdachte heeft verklaard dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dit telefoonnummer. Gelet op de inhoud van de conversaties en het feit dat de berichten elkaar betrekkelijk snel opvolgen, is het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] de berichten vanaf de telefoon van verdachte naar haar eigen telefoon heeft gestuurd.
Het voorgaande leidt ertoe dat de militaire kamer feit 1 bewezen acht voor zover dit betreft de gedachtestreepjes 3, 4 en 5.
Evenals de officier van justitie heeft de militaire kamer niet de overtuiging dat verdachte de woorden heeft geuit zoals na het eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegd. Ten aanzien van gedachtestreepje 6 overweegt de militaire kamer dat het tekstbericht niet als bedreigend kan worden aangemerkt, mede bezien in het licht van de conversatie waarbinnen deze woorden zijn ge-sms’t.
Feit 2
De militaire kamer is van oordeel dat dit feit niet kan worden bewezen. Om van belaging te kunnen spreken is het nodig dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer 1] geen contact meer met hem wilde. De militaire kamer overweegt dat het allereerst onduidelijk is wanneer de relatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte is beëindigd. Daarnaast komt uit het dossier naar voren dat beiden elkaar vele berichtjes hebben gestuurd. Hoewel [slachtoffer 1] daarin soms aangeeft dat zij geen contact meer wil, neemt zij vervolgens ook zelf initiatief bij het sturen van (vele) berichtjes en beantwoordt zij berichtjes van verdachte. Uit de berichtjes die mede gaan over hun relatie en hun zoon valt naar het oordeel van de militaire kamer niet af te leiden dat het gedrag van verdachte wederrechtelijk is. Van een oogmerk om [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, is niet gebleken.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3
Op 25 augustus 2017 is [slachtoffer 1] naar de gezamenlijke woning in de [adres 2] gegaan om haar spullen te verhuizen. Toen ze binnenkwam zag ze dat de meubels die ze zou meenemen, beklad waren met een watervaste stift. Ze kon de teksten er dus niet afkrijgen. Het gaat om een tv-kast, een dressoir, een salontafel, een lampenkap en twee spiegels. Volgens [slachtoffer 1] zijn de meubels van haar en kan ze daarvan aankoopbonnen overleggen. [8]
Bij de aangifte zijn een orderbevestiging van 21 oktober 2015 en een kassabon van 22 oktober 2015 van [naam 3] overgelegd met betrekking tot een meubelstuk van € 230,-. Op de orderbevestiging en de kassabon is de naam “ [slachtoffer 1] ” vermeld met het adres [adres 2] . [9] Verder zijn een orderbevestiging van 16 juni 2015 en een kassabon van 17 juni 2015 van [naam 3] overgelegd met betrekking tot meubelstukken ter waarde van in totaal € 952,-. Op de orderbevestiging en kassabon is de naam “mevr. [naam 4] ” vermeld. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij uit frustratie teksten heeft gezet op de meubels. Het zijn half Arabische teksten. [11] Hij heeft de teksten met stift op de meubels gezet. De spullen waren van hun samen, volgens verdachte. [12]
De militaire kamer overweegt dat verdachte de meubels met een stift heeft beklad. Uit de orderbevestigingen en de kassabonnen blijkt dat [slachtoffer 1] de meubels heeft aangeschaft en uit de verklaring van verdachte komt naar voren dat de meubels in ieder geval deels van [slachtoffer 1] waren. Het betoog van de raadsman dat de goederen niet waren vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, omdat ze hadden kunnen worden schoongemaakt, volgt de militaire kamer niet. Nog daargelaten of de teksten zonder restschade verwijderbaar waren, zijn de goederen zonder het schoonmaken vernield, beschadigd dan wel onbruikbaar. Dat zij wellicht in originele staat kunnen worden teruggebracht, doet daaraan niet af. Het voorgaande leidt ertoe dat de militaire kamer feit 3 bewezen acht.
Feit 4
Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 1] woonden in een koopwoning aan de [adres 2] . [13]
De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 26 augustus 2017 naar die woning aan de [adres 2] gegaan. Ze hebben meubels naar de bus gesjouwd. Verdachte maakte opmerkingen en [slachtoffer 1] reageerde daarop. Verdachte wilde [slachtoffer 1] slaan. Op dat moment is hij ertussen gesprongen om [slachtoffer 1] te beschermen. Hij deed de gereedschapskoffer die hij vasthield omhoog als barricade zodat verdachte niet bij [slachtoffer 1] kon komen. Verdachte maakte een draaiende beweging om bij [slachtoffer 1] te komen, waarbij zijn arm zo hard tegen de gereedschapskist en de arm van [slachtoffer 2] kwam dat de gereedschapskist tegen zijn linker wenkbrauw aankwam. Door de klap ging hij met zijn lichaam een stuk naar achteren om in balans te blijven. Hij had later last van zijn arm en linker wenkbrauw. Als hij er niet tussen was gaan staan, had verdachte [slachtoffer 1] geslagen. [14]
[slachtoffer 1] heeft bevestigd dat verdachte op haar afkwam en dat haar vader tussen hen sprong en probeerde hem tegen te houden. Haar vader werd daarbij aan de kant geduwd, terwijl hij een gereedschapskist in zijn hand had. [15]
[naam 5] heeft verklaard dat ze op 26 augustus 2017 in de woning van haar vriendin en haar vriend [verdachte] (verdachte) was om te helpen bij het verhuizen van spullen. Verdachte frustreerde de verhuizing en begon grof te schelden. [slachtoffer 1] ging daarop in. [naam 5] zag dat de vader van [slachtoffer 1] tussenbeide kwam en tussen verdachte en [slachtoffer 1] in ging staan. Vervolgens zag ze dat de vader van [slachtoffer 1] een achterwaartse beweging maakte, alsof hij werd geduwd of geslagen. [16]
Uit de hiervoor genoemde verklaringen kan worden afgeleid dat er woorden waren tussen verdachte en [slachtoffer 1] , waarbij de vader op enig moment tussen hen is gaan staan om [slachtoffer 1] te beschermen. [slachtoffer 1] heeft gezien dat verdachte haar vader heeft geraakt en [naam 5] heeft gezien dat de vader een achterwaartse beweging maakt. Dit ondersteunt en past ook bij de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij met zijn lichaam naar achteren is gegaan.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het opzet ontbreekt, overweegt de militaire kamer als volgt. Niet kan worden bewezen dat verdachte met vol opzet [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Het handelen van verdachte was namelijk primair niet gericht op [slachtoffer 1] maar op [slachtoffer 1] . Verdachte wilde bij haar komen en heeft daarbij in een draaiende beweging haar vader geraakt, die daardoor pijn heeft opgelopen. Wel kan worden bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van pijn bij [slachtoffer 1] heeft gehad. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het door verdachte primair niet beoogde gevolg, hier het raken van vader, door toedoen van verdachte, toch is ingetreden en of verdachte zich ook bewust was van dit risico en dit ook heeft aanvaard. Of daarvan sprake is dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat er woorden waren tussen verdachte en [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 2] tussen verdachte en [slachtoffer 1] in is gaan staan, volgens zijn verklaring om haar te beschermen. Het willen beschermen van [slachtoffer 1] is niet dermate onwaarschijnlijk dat verdachte daarmee geen rekening hoefde te houden. Verdachte heeft blijkens zijn draaiende beweging in de richting van [slachtoffer 1] toch zijn handelen doorgezet terwijl hij gezien moet hebben dat de vader hierbij in de weg stond. Het komt voor rekening van verdachte dat de aanmerkelijk te achten kans dat het primair niet beoogde gevolg, namelijk het raken van vader, toch is ingetreden. Bovendien heeft verdachte door het slaan, terwijl vader dichtbij stond, het risico dat hij niet [slachtoffer 1] maar vader zou raken ook aanvaard. Verdachte heeft aldus voorwaardelijk opzet gehad op het mishandelen van vader.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De militaire kamer baseert het bewijs op de volgende bewijsmiddelen:
- de bevindingen van verbalisanten [17] ;
- de verklaringen van verdachte [18] .
De militaire kamer stelt vast dat in het “Verslag van binnentreden” zowel 20 juli 2017 als 21 juli 2017 wordt genoemd als datum waarop de woning zou zijn binnengetreden. In het verslag staat dat voorafgaand aan het binnentreden een arrestatieteam van de Koninklijke Marechaussee de woning is binnengetreden voor de aanhouding van verdachte. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte op donderdag 20 juli 2017 om 17.56 uur is aangehouden. [19] De militaire kamer zal om die reden ervan uitgaan dat verdachte de boksbeugels en werpmessen op 20 juli 2017 voorhanden heeft had.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 13 januari 2017 tot en met 01 september 2017 in de gemeente Arnhem,
althans in Nederland,[slachtoffer 1] (zijn (ex-)vriendin) meermalen,
althans eenmaal, mondeling en/ofschriftelijk
en/of indirectheeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1]
en/of haar tante [slachtoffer 2]dreigend de woorden toe te voegen
- "Denk maar niet dat je rust hebt in je nieuwe huis. Ik gooi er een brandbom in!" en/of
- "Ik maak [slachtoffer 1] af!" en/of
- " Ik ben niet je ex of je vader die het toe gaan laten dat hun kind bij een ander zou worden
opgevoed. Ik vermoord daar een hele familie voor gek!" en/of
- " Ik vermoord jou, je vader, je moeder en alles waar je van houdt als je weg gaat en er een
andere man gaat komen!" en/of
- " Neem mijn kind af en ik neem jou leven en die van iedereen die jou lief is. En geloof me ik
begin vandaag. Je kan nog mensen waarschuwen!"
en/of
- "De vrouw krijgt wat het verdient, geeft en u zult krijgen, zaai en u zult oogsten! What goes
around, comes around!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 22 juli 2017 tot en met 25 augustus 2017 in de gemeente Arnhem (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een woning gelegen aan de [adres 2]
een of meerspiegel
(s
)en/of een tv-kast en/of een sidetable en/of een tafel en/of een lampenkap,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en/of, onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks26 augustus 2017 in de gemeente Arnhem [slachtoffer 2] (de vader van zijn (ex-)vriendin) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte,
(met kracht)
- op/tegen de arm
en/of het lichaamvan die [slachtoffer 1] geslagen en/of geduwd en/of
-
die [slachtoffer 1] aan de kant geduwd en/of
- op/tegen een gereedschapskist geslagen en/of geduwd, terwijl die [slachtoffer 1] deze
gereedschapskist vasthield,
waardoor die [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen de
zegereedschapskist aan kwam;
5.
hij op
of omstreeks20 juli 2017 in de gemeente Arnhem
een of meerwapens van
categorie I, onder 3º, te weten
- twee,
althans een aantal,5-punts werpsterren en
/of
- twee,
althans een aantal,6-punts werpsterren en
/of
- twee,
althans een aantal,boksbeugels, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Feit 4:
Mishandeling.
Feit 5:
Handelen in strijd met artikel 13 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 30 uur, te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De zaak heeft veel gevolgen voor hem. Hij mag zijn zoontje niet zien en hem is geadviseerd ontslag te nemen bij Defensie, hetgeen hij heeft gedaan.
De raadsman meent dat, conform de praktijk bij de rechtbank op Schiphol, het onder 5 tenlastegelegde kan worden afgedaan met een veroordeling zonder oplegging van straf of maatregel.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • De reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 20 februari 2019 en 6 mei 2019;
  • Het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 19 juni 2019.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen bedreigen van zijn ex-vriendin, het vernielen van goederen die in ieder geval deels aan zijn ex-vriendin toebehoorden, en het mishandelen van de vader van zijn ex-vriendin. Deze feiten hebben zich afgespeeld in de ‘huiselijke sfeer’ namelijk in relatie tot de moeder van zijn kind met wie verdachte kennelijk een zeer problematische relatie had. De militaire kamer overweegt dat het om ernstige feiten gaat, waarvan ook het kind dat verdachte en [slachtoffer 1] samen hebben de dupe is geworden. Dit rekent de militaire kamer verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens.
Verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten militair. De militaire kamer neemt het verdachte dan ook kwalijk dat hij als militair geweld heeft gebruikt, terwijl juist van een militair zelfbeheersing ten aanzien van het gebruik van verbaal en ander geweld mag worden verwacht. Verder houdt de militaire kamer rekening met de omstandigheid dat verdachte de schuld grotendeels buiten zichzelf legt en weinig verantwoordelijkheid voor zijn handelen lijkt te nemen.
De militaire kamer weegt eveneens mee dat niet alleen verdachte maar ook [slachtoffer 1] blijkens de verzonden berichten een aandeel heeft gehad in de confrontaties waarbij het over en weer versturen van sms-berichten met daarin harde woorden niet werd geschuwd.
Daarnaast houdt de militaire kamer rekening met het tijdsverloop en het blanco strafblad van verdachte.
Alles afwegend is de militaire kamer van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten. De militaire kamer acht een taakstraf van 60 uur (subsidiair 30 dagen hechtenis) passend en geboden.

9. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het onder 3 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 1.431,90 te vermeerderen met de wettelijke rente voor materiële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het onder 4 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 735,- te vermeerderen met de wettelijke rente, waarvan € 385,- voor materiële schade en
€ 350,- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer 1] gevorderde vergoeding niet goed is onderbouwd. Niet is vastgesteld wat de schade is. Daarom moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijkheid geadviseerd, omdat hij het ten laste gelegde feit niet bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering van [slachtoffer 1] bepleit nu er volgens hem geen sprake is van vernieling. Bovendien had [slachtoffer 1] een herstelplicht: zij had de spullen kunnen schoonmaken. Voor zover de rechtbank een vergoeding toekent, moet er rekening mee worden gehouden dat de goederen niet nieuw waren. Ook zijn de bedragen op de door [slachtoffer 1] ingeleverde bonnen lager dan de vergoeding die zij vordert. Wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman afwijzing bepleit gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Beoordeling door de militaire kamer
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer 1] bij haar aangifte bonnen heeft ingeleverd betreffende de aankoop van meubels. De bedragen op de bonnen zijn lager dan de bedragen die in de vordering zijn vermeld. De militaire kamer zal uitgaan van de lagere bedragen. De militaire kamer zal daarnaast rekening houden met afschrijving en niet een vergoeding toekennen op basis van de nieuwwaarde van die goederen. Gelet op het voorgaande zal de militaire kamer de schade schatten op € 700,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde wordt de vordering, als in zoverre ongegrond, afgewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van [slachtoffer 1] .
De militaire kamer overweegt ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] dat onduidelijk is of er een causaal verband is tussen de behandeling die hij heeft ondergaan bij de psycholoog en het bewezen verklaarde feit. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting op van het strafproces. Om die reden zal de rechtbank de gevorderde vergoeding voor materiële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de vergoeding voor immateriële schade overweegt de militaire kamer dat niet aannemelijk is geworden dat psychische schade is geleden die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde, in die zin dat er sprake is van schade in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Door [slachtoffer 2] zijn geen stukken overgelegd waaruit dergelijke immateriële schade zou kunnen blijken. Het enkele feit dat [slachtoffer 2] onder behandeling van een psycholoog is geweest, is daarvoor onvoldoende, zeker nu onduidelijk is of er een causaal verband is tussen de behandelingen die hij heeft ondergaan en het bewezen verklaarde feit. De militaire kamer zal de vordering van [slachtoffer 2] daarom ook voor dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 22c, 22d, 36f, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst af het anders of meer gevorderde;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en
S.A. van Hout, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
12 augustus 2019.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost Brigade recherche INCI Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek [nummer 2] , gesloten op 19 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 175.
3.Proces-verbaal uitlezen telefoongegevens, p. 176.
4.Overzicht sms-verkeer tussen de telefoon van aangeefster [slachtoffer 1] en telefoonnummer [nummer 1] , de ongenummerde pagina tussen p. 198-199.
5.Overzicht sms-verkeer tussen de telefoon van aangeefster [slachtoffer 1] en telefoonnummer [nummer 1] , p. 197-198.
6.Overzicht sms-verkeer tussen de telefoon van aangeefster [slachtoffer 1] en telefoonnummer [nummer 1] , p. 197.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 118.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 305.
9.Orderbevestiging en kassabon, p. 335-336.
10.Orderbevestiging en kassabon, p. 337-338.
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 122.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 155.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 340, 342.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 306.
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] , p. 350-350.
17.Verslag van binnentreden, p. 49, en proces-verbaal van Expertiseverslag, geen paginanummer.
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 85 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
19.Proces-verbaal van aanhouding, p.32.